Archieven

 

Uw zoekacties: Betuws(ch) Tuinbouwblad, 1941-1942-12; p. 2

Betuws(ch) Tuinbouwblad

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Betuws(ch) Tuinbouwblad, 1941-1942-12; p. 2
Naam tijdschrift:
Betuws(ch) Tuinbouwblad
Pagina:
2
Datum:
1941-1942-12
Jaargang:
1942
Is onderdeel van:
Over zulk een methode is een boek verschenen van het Rijkslandbouwproefstation te Groningen onder den titel: „Een onderzoek naar de bruik-baarheid ( bruikbaarheid ) van de Aspergillusmethode voor de bepaling van phosphorzuur en kali in den grond”. Aspergillus is de wetenschappelijke naam van een zwam, die in de natuur algemeen voorkomt. Men had met deze schimmel reeds eerder proeven genomen en daarbij was gebleken, dat deze schim-mel ( schimmel ) erg gevoelig wàs voor toevoeging van kléine hoeveelheden kali of phosphorzuur in de z.g. voedingsvloeistof (dat is de vloeistof, waarin de schimmel groeien moet). Hoe meer phosphorzuur men toevoegt aan do voedingsoplossing, hoe meer groei de schimmel vertoont, dus de schimmel volgt heel mooi de . wet van het- minimum, opgesteld door Liebig. Zooate gezegd, was dit uit voorgaande proefnemingen alreeds bekend. Bij die proefne-mingen ( proefnemingen ) was dus een tabel opgesteld als volgt: voeg ik bij de voedingsoplossing zóóveel phos^ phorzuur toe, dan wordt het gewicht van dén schimmel zóóveel; voeg ik zóóveel phosphorzuur toe, dan krijgt de schimmel zóóveel gewicht, enz. Weet men dit, dan kan men de proef andersom inrichten. Men neemt een voedingsoplossing zonder phosphorzuur, voegt daar wat grond bij ep, laat de schimmel een paar dagen (n.l. 4) groÿen. Daarna weegt men, hoe zwaar de schimmel is gewoYden en kan dan.uit de reeds eerder opge- stèlde tabel aflezen, hoeveel phosphorzuur dus in den grond heeft gezeten. Op dezelfde manier heeft men dezelfde schimmel gebruikt voor het kalionderzoek van den grond. De schimmel werd dan gekweekt in een oplossing, die alle voedingsstoffen bevatte, ook fosforzuur, maar geen kali. Dan wordt grond bij de oplossing gedaan, de schimmel groeit eéiï paar dagen en er 'wordt gewogen, hoe zwaar de schimmel is ge-worden. ( geworden. ) De gevonden getallen geven dus aan-wijzingen ( aanwijzingen ) over het gehalte aan kali, die voor de schimmel opneembaar is.
Winterbespuiting bij peren en kerseïi. Verschillende eigenaren hebben de neiging om peren en kersén 1 jaar, soms 2 jaren, over te slaan met de winterbespuiting. Meer, dan eens heb ik hooren beweren, dat het bij peren en kersen niet noodig is, elk jaar een winterbespuiting toe te passen. Het is jammer, dat deze bewering riiet op waarheid berust, anders zouden we,’ vooral nu, met de huidige benzine- en sproeistoffen- schaarschte, ons heel wat kunnen besparen. Bij ondervinding heb ik geleerd, dat het beslist noodig is, ook dezen soorten een winterbespuiting te geven. Wanneer men spuit, worden de boomen van allerlei insecteneieren ontdaan, ook mossen en wieren worden gedood, wat den boom beslist ten goede komt. Wanneer we in dén zomer 2 a 3 weken na de vruchtzetting, eën pereboom, waarop de winter-bespuiting ( winterbespuiting ) niet - is toegepast, gaat onderzoeken, merkt men direct op, dat alleen de wintervlinder al een groote schade, kan aanrichten. Véle jonge vruchten worden door deze larven ernstig be- schadigd;of vernietigd.
Ook bij kersen is dat goed waar te nemen, óok daar kan de wintervlinder groote schade aanrichten en niet alleen is hef de wintervlinder, die hier bestreden moet worden, maar ook het ons nog niet zoo goed bekende kersenmotje; dit kan, zónder dat wé hét w'eten, een groot deel van. onzen kersenoogst dóen mislukken. Wanneer wij ons beperken tot deze twee.vijanden, dan komen we tot de conclusie, dat bij de peren en kersen de winterbespuiting ook elk jaar wel degelijk noodig is. J. de B. te O.
BessensnoeL
Nu de tijd van snoeien weer daar is, leek het mé niét ondienstig, den bessensnoei eens te bezien. Als bekend worden de bessen, hetzij door gewoon houtstek bij de zwarte en roode bes, hetzij door stek mét hieltje bij de roode- en kruisbes ver-menigvuldigd. ( vermenigvuldigd. ) De kruisbes wordt ook wel door middel van scheutstek in den zomer vermeerderd, wat 'Over het algemeen betere resultaten geeft dan met houtstek. Zijn de stekken goed aange-slagen, ( aangeslagen, ) dan kunnen ze dat jaar 3 à 4 scheuten geven. In den winter worden deze vrij sterk in-gesnoeid, ( ingesnoeid, ) waarvan men 6 tot 8 scheuten ziet te krijgen. Ze zijn nu zoover, dat ze als 2-jarige leverbare struikjes op de blijvende plaats gezet kunnen worden. Die struikjes, waarvan de scheut- ontwikkeling te wenschen overlaat, worden weer flink teruggesnederi en nog een jaar op de kwee- kerij uitgeplant. Bij de planting óp de blij vende plaats wórden vaak groote fouten begaan, n.l. dat men ze te hoog plant. Met het oog. op de verdere behandeling is het wenschelijk, de struikjes zoo diep te planten/ dat ze met -de onderste takken een paar cm in den grond komen te staan. Om welke reden men dat doet, zal nader bij den snoei' behandeld wórden. . Na de planting worden de struikjes flink terug-gesnoeid. ( teruggesnoeid. ) Allereerst At men ze op het vereischte aantal gesteltakken, voor zoovef daarvoor plaats is. Meestal kan menjer niet meer dan 4 tot 6 gebruiken. Bij het uitdunnen zorgt men, dat de overblijvers regelmatig over de struik verdeeld zijn. De rest snijdt men glad weg. De overblijvende snoeit men vrij stérk terug tot op ± 25 cm om daardoor weer niéuwe, krachtige scheuten te krijgen. Tot dan is de snoei voor alle bessen-soorten ( bessensoorten ) gelijk geweest, behouderis- dat men bij een enkele, b.v. bij de kruisbessen de Lentsche Blonde (Crown Bob), ‘de hangende takken op een binnenoog terugsnoeit. 4 Evenals bij appél, peer, enz. onderscheidt men ook bij. d
men om deze reden niet ouder dan 4 à 5 jaar laten worden. Men vormt weer nieuwe gesteltakken uit de grondscheuten, welke, indien bij. het planten hierop gerekend is, in voldoende mate zullen verschijnen. Ook kan men een gestelfaktak soms óp een lager geplaatste krachtige twijg terug-snijden. ( terugsnijden. ) Door deze vervanging geleidelijk óver 4 à 5 jaar te verdeelen, houdt men dé struiken steeds in volle productie. Een snoeimethode, welke in England is toege-past, ( toegepast, ) is de volgende: .Men plaint de struiken op dén gewonen rijafstand, doch op de rij op den halven afstand, dus ongeveer op 1 m. Wahneer. de struiken, waarop de vorengenoemde snoei wordt toegepast, de beschikbare ruimte hebben ingë- nómen, worden b.v. eerst de oneven struiken tot op den grond teruggesneden, 2 à 3 jaar later de evengenummerde, enz. Op deze manier beschikt men steeds over krachtig hóut met flinke trossen en verkijgt men- hooge opbrengsten. Ook zou men de rij én op halven afstand kunnen zetten en rij voor rij terugsnoeien. De beplanting wordt op deze manier‘erg dicht, wat moeilijkheden oplevert bij de verschillende werkzaamheden. Snoei roode en witte bes. Déze dragen het meest op de kortloten, doch ook wel aan de toppen van de langloten, waarvan men juist kwaliteitsfruit oogst. We onderscheiden hier 2‘snoeimethoden, n.l. den korten of berede-neerden ( beredeneerden ) snoei én den langen of vervangsnoei. De korte snoei. Deze wérd vroeger algemeen en tegenwoordig nog vrij veel toegepast. De verlengenissen worden al naar sterkte op 2 tot 8 à 10 krachtige oogen ingesnoeid. De rest van de langloten worden, voor zoover ze niet voor uitbreiding van de struik moeten dienen, op de z.g. króonsneden ingesnoeid met de bedoeling uit de kraagoogen kortloten te verkrijgen. Zware twijgen worden glad weggésnêden. Aan de kortloten doét men niets, tenzij ze te zwak of te lang worden. Ze worden dan geheel weggenomen of op een paar cm ihgekort. Op deze manier tracht men de
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer