In 1863 vierde Nederland het feit dat vijftig jaar daarvoor het land bevrijd werd van de Franse overheersing. De prins van Oranje, de latere koning Willem I, zette in 1813 voet aan wal in Scheveningen. Naar aanleiding hiervan werd een landelijke 'Hoofdcommissie voor het Nationaal Gedenkteeken voor November 1813 enz.' opgericht. Plaatselijke commissies hielden zich bezig met geldinzameling en het organiseren van locale festiviteiten. In de commissie voor Rossum en Hurwenen hadden zitting: G. baron van Randwijck (voorzitter), J. Enslie (vice-voorzitter), J. Jongeneel (secretaris), H. Braam (penningmeester), J. Dingemans, J. Kleber, G. de Gaaij en G. van der Kaaij (leden). De inzameling in beide dorpen leverde f. 135,20 op. Landelijk werd besloten het geld te besteden aan het oprichten van monumenten in Scheveningen en 's-Gravenhage en ten behoeve van de stichting van een ambachtsschool te Amsterdam. De commissie voor Rossum en Hurwenen verklaarde zich tegen de plannen voor de school en gaf de voorkeur aan de stichting van een invalidentehuis voor oud-militairen in 's-Gravenhage.

Het archief werd aangetroffen in de archiefbewaarplaats van de gemeente Rossum. Het was daar waarschijnlijk terecht gekomen omdat vice-voorzitter J. Enslie burgemeester was van Rossum en Hurwenen. De omvang van het archief bedraagt 0,12 m. (5 inventarisnummers). Aan de openbaarheid zijn geen beperkingen gesteld.

J.J.A. Buylinckx, Zaltbommel 1988.