Paaskoe

Korte geschiedenis van het dorp Tuil

Geschiedenis

De naam Thuli (Tuil) komt voor het eerst voor in de tiende eeuw. Toen graaf Wichman in 963 het nonnenklooster in Elten stichtte, schonk hij dit klooster verschillende van zijn bezittingen, waaronder ook Tuil. De oorkonde, waarin keizer Otto I in 970 deze giften bevestigde, noemt deze plaats als Thuli.

Vroege bewoning

Het plaatsje heeft al vroeger bewoning gekend; bij opgravingen zijn behalve middeleeuwse ook Romeinse scherven en inheems aardewerk gevonden. Er zullen vermoedelijk Bataven gewoond hebben. Daarna zijn er weinig bewoningssporen gevonden tot aan de tijd waarin Tuil in de geschreven bronnen te vinden is. Bewoning vond plaats op de hoger gelegen stroomruggen en oeverwallen. De gronden binnen de kades van de Enggraaf en de Haarsteeg zijn vermoedelijk vanaf de 14de eeuw redelijk droog gebleven en bewoonbaar geweest. Het lager gelegen komgebied buiten de Enggraaf heeft tot in het midden van de twintigste eeuw een deel van het jaar onder water gestaan.
De historische dorpsstructuur is van oudsher gegroeid langs twee parallelle straten (de Langstraat en de Sint Anthonie Steeg-Kortestraat), die haaks op de rivier landinwaarts lopen.

Dijkdoorbraken

Tuil heeft in de geschiedenis veel te maken gehad met dijkdoorbraken, onder meer in januari 1579, 1663, 1677 en 1809. Dit betekende vaak een grote ramp voor het dorp.  Het dijkgebied dat in 1579 overstroomde, werd in de anderhalve eeuw erna door de rivier weggevaagd. De overstroming van 1663 was ingrijpend, er stortten veel huizen in en de schade aan de gewassen was groot. Als gevolg van de inundaties na de dijkdoorbraken is er zelfs een terugloop in de bevolking te zien doordat veel inwoners het dorp verlieten. Door dijkreparaties en verleggingen raakte Tuil aan het eind van de 18de eeuw geruïneerd.

Heerlijkheid

In 1312 werd de hofstad Tuil en Nesche door Gijsbert de Voicht en zijn vrouw Agnes in leen gegeven aan de graaf van Gelre.
De heerlijkheid Tuil is vanaf de 18de eeuw in het bezit geweest van het geslacht Boellaard. Leden van dit geslacht bekleedden ook elders in het rivierengebied diverse functies. De heerlijkheid Tuil was leenroerig aan het huis Van Rossum, werd in 1733 door de erfgenamen van Jacob van Beijnhem verkocht aan Pieter Boellaard (1683-1751), die de heerlijkheid vervolgens doorgaf aan zijn zoon Pieter (1717-1801) en die op zijn beurt aan zijn zoon Pieter (1743-1811). Na het overlijden van laatstgenoemde verwierf Adolphus Pieter Boellaard (1784-1847) in 1826 de heerlijkheid door koop. Aan hem en zijn nakomelingen werd toegestaan de toevoeging Van Tuyl aan de familienaam te verbinden.

Bank van Tuil

Vanaf 1335 was Tuil de zetel van een van de twee schepenbanken van de Tielerwaard, waartoe behalve Tuil ook hoorden: Herwijnen, Hellouw, Haaften, Tuil, Waardenburg (Hiern), Neerijnen, Opijnen, Est, Heesselt, Varik, Ophemert en Zennewijnen.

Gemeentelijke indeling

Van 1811 tot 1817 hoorde Tuil bij de gemeente Waardenburg. Van 1818 tot 1977 vormde  Tuil, samen met Haaften en Hellouw de gemeente Haaften. In 1978 werd Tuil onderdeel van de gemeente Neerijnen.
In 2011 had Tuil 631 inwoners.

Veranderingen in de twintigste eeuw

Tuil was tot 1933 bij reizigers wel bekend als overzetplaats over de Waal naar Zaltbommel, een belangrijke schakel in het Noord-Zuid verkeer. Toen werd echter de verkeersbrug over de Waal geopend en verloor Tuil aan betekenis. Al eerder had het zich ontwikkelende verkeer een zware slag aan het dorp toegebracht. Toen namelijk in 1866 de spoorbrug over de Waal bij Zaltbommel werd gebouwd, was het noodzakelijk het winterbed van de rivier ter plaatse te verbreden. Daartoe moest de rivierdijk landinwaarts worden verlegd en werd ongeveer de helft van het dorp Tuil, dat buitendijks kwam te liggen, aangekocht en afgebroken. Het dorp had nu weer de omvang die het vermoedelijk in de Romeinse tijd zal hebben gehad.

Het karakter van het dorp is in de twintigste eeuw verder veranderd door de ruilverkaveling Tielerwaard-West, die in 1971 werd afgesloten. Deze ruilverkaveling heeft veel veranderingen met zich meegebracht. De meeste landbouwbedrijven zijn uit het dorp verdwenen en buiten het dorp ontstond een bloeiend tuinbouwcentrum. De tuinbouw bestaat voornamelijk uit fruitteelt en uit glastuinbouw.

De Hervormde kerk

Tuil was al heel vroeg een parochiekerk rijk: de kerk wordt al genoemd in 1031. Het was de moeder van de kerken van Haaften, Hellouw, Gameren en Nieuwaal. Iets van deze status is nog merkbaar in de kerkelijke indeling van de Tielerwaard. Tuil is de zetel van de ring Tuil van de Hervormde kerk.

Adellijke huizen

In Tuil hebben in ieder geval drie adellijke huizen gestaan: de Klingelenberg, de Bleijenburg en Den Est. Het “Huijs te Tuijl” zoals dat op de kaart van Jacob van Deventer staat aangegeven is bekend onder de naam Klingelenberg.