Betuws Tuinbouwblad voorkant

Korte geschiedenis van het dorp Ochten

Geschiedenis

De oudste vermelding van het dorp dateert uit de twaalfde eeuw. De naam is waarschijnlijk afgeleid van het Germaanse woord  "uhtwo" wat ochtendgloren of morgenweide betekent.
Vanaf de 13e eeuw wordt de geslachtsnaam Van Ochten vermeld ook wel van Uchten en andere variaties komen voor.

Heerlijkheid 

Ochten was een dagelijkse heerlijkheid in de Neder-Betuwe. Vanaf 1380 was de heerlijkheid in het bezit van Frederik, graaf van Meurs. De leenheer was tot 1402 de bisschop van Utrecht, daarna de hertog van Gelre. Later kwam de heerlijkheid in leen bij de families Van Egmond en Van den Bergh. Vanaf 1712 kwam Ochten in het bezit van het Duitse geslacht Hohenzollern-Sigmaringen. De Ochtense goederen werden door de laatste heer van Ochten uit dit geslacht aan particulieren verkocht.

Het bestuur

Het dorp kende tot 1811 een dorpsbestuur, waarbij twee buurmeesters de belangen van het dorp behartigden. Het dorpsbestuur moest er onder meer voor zorgen dat belastingen voor het ambt werden omgeslagen over de dorpelingen. Ochten lag in het Ambt Neder-Betuwe. De Ambtman van de Neder-Betuwe, die ook optrad als dijkgraaf en richter in hetzelfde gebied, was een belangrijk man. Hij was vertegenwoordiger van de graaf van Gelre.
Tussen 1811 en 1818 was Ochten een zelfstandige gemeente, samen met Echteld en IJzendoorn. Van 1818 tot en met 2001 behoorde het dorp tot de gemeente Echteld. Per 1 januari 2001 werden Ochten en Echteld samengevoegd met de gemeenten Kesteren en Dodewaard. De nieuwe gemeente kreeg de werknaam “gemeente Kesteren”. Deze naam werd per 1 april 2003 gewijzigd in “gemeente Neder-betuwe”.

Bevolking, middelen van bestaan

De landbouw en fruitteelt waren voor Ochten vanouds de belangrijkste bronnen van inkomsten. In 1945 werd een afdeling Ochten-Eldik van de Gelderse maatschappij van Landbouw opgericht, die met name in de begintijd floreerde in ledental. Tegenwoordig is het grootste deel van de bevolking buiten het dorp werkzaam.

Kasteel De Appelenburg
In de richting van Dodewaard lag het kasteel De Appelenburg, waar vanaf de dertiende eeuw tot het eind van de zeventiende eeuw leden van het geslacht van Beijnhem woonden. In 1693 kwam het kasteel in handen van het geslacht Vijgh. Het kasteel werd gesloopt in 1839.

Tweede wereldoorlog en wederopbouw

Tijdens de mobilisatie in 1939 werd de linie Ochten-de Spees, een onderdeel van de Grebbelinie, in ere hersteld en bemand door het 44ste regiment infanterie. Ochten heeft tijdens de slag om de Betuwe, vanaf september 1944, onder geallieerd vuur gelegen. Daarbij is het dorp zo zwaar beschoten dat het voor een belangrijk deel werd verwoest.
Na de oorlog werd voor het zwaar beschadigde Ochten een wederopbouwplan opgesteld. Er was niet één huis dat volledig onbeschadigd was, de helft van de 400 huizen was compleet vernield. De wederopbouw ging van start onder burgemeester Jean Houtkoper.  

Om te beginnen werden er 200 noodwoningen gebouwd. Een deel ervan was gemaakt van strobalen. Ochten werd daarom ook wel het ‘plaggenhuttendorp’ genoemd. Het noodwoningcomplex De Lichtstad zou nog tot 1973 in gebruik blijven. Vrijwel de hele
dorpskern van Ochten werd compleet vernieuwd, slechts enkele straten bleven zoals ze voor de oorlog waren.

De hervormde kerk

Het huidige gebouw van de Hervormde gemeente Ochten werd gebouwd in 1951 en kon in 1952  in gebruik worden genomen. Nieuwbouw was noodzakelijk nadat het gebouw van de Hervormde kerk in de oorlog zo kapot was geschoten, dat restauratie niet meer mogelijk was. Het vorige gebouw was in 1884 al grotendeels vernieuwd. Daarbij was van het oude gebouw alleen de toren gehandhaafd. Schip en voorportaal werden geheel vernieuwd. Het gebouw van vóór 1884 was vermoedelijk erg oud, ouder dan de kerk van IJzendoorn.
Bij de nieuwe kerk van 1951-1952 staat een grafsteen van Hendrick van Beijnhem, gestorven in 1605. De klok van de in de oorlog verwoeste kerk is na de oorlog weer terug gevonden. Deze torenklok dateert uit 1643.

Strijd tegen het water

Ochten heeft, door de ligging aan de Waal, altijd veel te maken gehad met de strijd tegen het water. Tijdens perioden van hoog water is er altijd hinder van kwelwater. De waterhuishouding is dan ook deels ingericht op het afvoeren van kwelwater. Een grote dreiging voor het dorp was de hoogwaterperiode van 1995. De Waaldijk dreigde het toen te begeven en het hele dorp moest geëvacueerd worden. Met behulp van het leger is de dijk versterkt en heeft de dijk het gehouden. Na deze periode is de dijk versneld versterkt.
De bijna-ramp van 1995 was niet de eerste watersnoodramp die Ochten overkwam. Door de ligging aan de Waal en doordat de dijk voor de kom van het dorp een schaardijk is -een dijk vlak langs de rivier-, werd het dorp al veel vaker door het water bedreigd. Overstromingen waren er onder meer in 1409, 1725-1726 en 1809.