Korte geschiedenis van het dorp Lienden

Geschiedenis

De oudste vermelding staat in een afschrift van een 10e eeuwse oorkonde: graaf Wichman schonk aan het klooster te Elten de ‘curtis’ (hof) Lienden. Deze schenking werd door Keizer Otto I in 970 bevestigd. De graaf kwam door de schenking in conflict met zijn dochter, waardoor Otto III in 996 de schenking op de helft terugbracht. Vanaf 996 tot 1811 is de hoge heerlijkheid Lienden tweeherig geweest. De ene helft was in bezit van de abdij van Elten, de andere helft ging diverse malen in andere handen over. Er was een geslacht de Lindinia in de 12e eeuw. Van Lyende(n) en diverse schrijfwijzen komen voor vanaf de 13e eeuw tot op heden.

Heerlijkheid

De tweeherige heerlijkheid Lienden omvatte een deel van het kerspel Lienden. Tot het kerspel behoorden ook de buurschappen Aalst en Meerten (en de Marsch), maar deze buurschappen vielen niet onder de heerlijkheid Lienden. Aalst en Meerten vielen onder het Ambt van de Nederbetuwe, De Marsch vormde een eigen (tweeherige) heerlijkheid. Toen de heerlijkheid Lienden Eltens bezit was geworden, werd dit gebied krachtens de aan dit klooster verleende immuniteitsprivileges onttrokken aan de rechtsmacht van de Betuwse graaf. Vanaf 996 werd Lienden tweeherig.

De helft van de heerlijkheid Lienden die van de Abdij van Elten was, is door uitgifte in leen in handen geweest van het geslacht van Lynden, die wordt genoemd in 1327. In de vijftiende eeuw is het geslacht van Meurs er mee beleend geweest. In 1455 werd de heerlijkheid verkocht aan Johan van Gymnich. In 1461 kocht Gerard II van Culemborg de heerlijkheid, die tot 1700 aan de heren, later graven van Culemborg bleef. Daarna kwam de heerlijkheid in handen van Willem Frederik van Saksen, daarna aan de rijksgraaf van Bylandt. Hierna zouden nog diverse eigenaren volgen. In 1811 werd de abdij van Elten opgeheven.
De heren van Lienden hebben de in 970 genoemd curtis verbouwd tot een kasteel, met de naam Oldenhof. Later wordt dit kasteel De Haag of het Haagje genoemd. Dit is in 1891 gesloopt.


De andere helft van Lienden werd door gravin Adela geschonken aan bisschop Ansfried en kwam later aan de abdij van St. Paulus te Utrecht, waarna de heerlijkheid aan die abdij leenroerig werd. Reinald II verwierf de heerlijkheid in pacht in 1327. In de zestiende eeuw kwam de halve heerlijkheid aan hertog Karel, maar koning Philips II nam het gerecht weer in erfpacht. Na de invoering van de hervorming, toen de goederen van de st. Paulus abdij aan de Staten van Utrecht vervallen waren, werden Hof en Rekenkamer van Gelderland de instantie die de erfpachter gingen benoemen. In 1676 verkochten de Staten van Utrecht hun aandeel in de jurisdictie van Lienden aan Johan van Brakell, heer van Kermestein. In 1709 verkochten zijn erfgenamen dit deel aan de Rekenkamer van Gelderland. Sinds 1709 was de heerlijkheid Lienden half Gelders, half Eltens eigendom en werd alleen nog voor het Eltense gedeelte door de jurisdictiebezitters (de graven van Culemborg) erfpacht betaald.

Het bestuur

Iedere helft van de tweeherige heerlijkheid had een eigen richter en schout. De richters lijken tezamen de Liendense rechtbank voorgezeten te hebben. In de tijd dat de Hertog van Gelre heer van Lienden was, zal hij regelmatig zijn ambtman/richter van de Nederbetuwe tevens als richter van Lienden hebben laten optreden. De richters lijken bij toerbeurt schepenen te hebben aangewezen.
In 1811 werd Lienden een zelfstandige gemeente, toen mairie geheten. Deze gemeente omvatte: Lienden, Aalst, De Mars, Kesteren, Lede en Oudewaard, Ommeren en Meerten. In 1818 kwam er een herindeling, waarbij Kesteren en Lede en Oudewaard werden afgescheiden van Lienden en Ingen werd toegevoegd aan de gemeente (van 1817-1825 schoutambt geheten) Lienden. Op 1 januari 1999 ging de gemeente op in de gemeente Buren. Baron Speyart van Woerden was de eerste maire (burgemeester) van de gemeente.  Na hem zouden tot 1911 drie leden van het geslacht Verbrugh het ambt van burgemeester vervullen.

De Oldenhof

Op een verpondingskaart van de dorpspolder Lienden van 1809 is het adellijk landhuis Het Haagje te zien. Het Haagje is in 1891 gesloopt. De naam is nu nog zichtbaar op een hek. Het Haagje was de opvolger van het middeleeuwse adellijk huis de Oldenhof.

De Poort

Het adellijk huis De Poort wordt in 1424 voor het eerst genoemd, onder de naam ’s Grevenhoef. Het huis is lange tijd in handen geweest van de familie Vonck. Bij het huidige woonhuis De Poort zijn nog restanten zichtbaar van het vroegere adellijke huis.

De Burchtheuvel

Nabij de Baron van Brakellweg ligt de boerderij de Burchtheuvel. Vroeger heeft hier waarschijnlijk een kasteel gestaan, dat op een oude oeverwal was gelegen. Gedacht wordt dat het kasteel heeft bestaan van ca 1150-1350, waarna op die plek een geestelijke orde een klooster vestigde.

Kermestein

Tussen de Nederlands hervormde kerk en de Rijndijk heeft vroeger het kasteel Kermestein gestaan. Het werd gebouwd in de 16de eeuw door Cornelis van Brakell, heer tot Kermestein, die overleed in 1562. Daarna bleef het kasteel in handen van de familie Van Brakell tot 1714. De laatste eigenaar was de familie Scheurleer. In 1879 werd het kasteel afgebroken.
In Kermestein hebben de aanzienlijke families Van Balveren en Van Brakell gewoond. In 1878 is het huis afgebroken.

De Hervormde kerk

Vermoed wordt dat de parochie van Lienden kort na 1058 werd gesticht en sinds 1190 aan de St. Paulusabdij behoorde. In 1599 verkregen de graven van Culemborg, als halfheren van Lienden, het recht van collatie. In 1582 zou de kerk de eerste hervormde predikant hebben gekregen. Het kerkgebouw dateert deels uit de 15de eeuw, deels later, de toren is 15de eeuws. De kerk werd in 1978-1982 gerestaureerd. In de kerk bevindt zich een grafsteen van een lid van de invloedrijke familie Van Brakell. In het koor bevinden zich muurschilderingen, die mogelijk uit de 15de eeuw dateren.

Heilig Kruisgilde

In 1518 werd door Anna van Culemborg het Heilig Kruisgilde opgericht. De leden van dit gilde hadden verschillende godsdienstige verplichtingen en daarnaast moest op 14 september een gezamenlijke maaltijd in een herberg binnen Lienden worden genuttigd. De Reformatie betekende niet het einde van dit gilde. De kerkelijke verplichtingen vervielen, maar de maaltijden bleven bestaan. In 1858 werd het gilde ontbonden.