Korte geschiedenis van het dorp Heesselt

Geschiedenis

Bisschop Ludger van Utrecht schonk in het jaar 850 de inkomsten van Heesselt (toen geschreven als Hesola) en enkele andere dorpen aan de edelman Balderik, die door overdadige schenkingen aan kerken en kloosters arm was geworden. Het kwam vaak voor dat hertogen, graven en heren rijke giften aan kerken en kloosters deden. Meestal werd dit gedaan als een poging om hun geweten te sussen. Mogelijk was dit bij Balderik ook de drijfveer. Heesselt behoorde in 1812 tot de gemeente Est en Opijnen. Van 1812 tot 1977 viel Heesselt onder de gemeente Varik. In 1978 werd de gemeente Varik onderdeel van de gemeente Neerijnen.

Heerlijkheid

Heesselt was als dagelijkse heerlijkheid lange tijd in het bezit van het geslacht Van Rossem. Gerhard van Rossem bezat in de dertiende eeuw de heerlijkheid. Vanaf 1618 was de heerlijkheid in het bezit van het geslacht Van Randwijck, heren van Rossum, Beek en Heesselt.  

De Hervormde kerk

Al op enige afstand is het dorp te herkennen aan het slanke kerktorentje, dat sierlijk boven de huizen uitrijst. Deze toren, die in de 15e eeuw is gebouwd en later is ommetseld, staat op de monumentenlijst. Tegen de bestaande toren werd in 1849 een schip in neogotische stijl gebouwd. In 1887 werd aan de noordzijde een portaal toegevoegd.

Steenfabriek

Aan de buitenzijde van de dijk lag de "smeeburt". Hier woonden de smeden, die voor het aannemersbedrijf van de heer De Vries uit Rossum het materieel onderhielden. Dit bedrijf werkte aan de spoorbrug bij Zaltbommel, die in aanbouw was. De smederij lag op een hooggelegen uiterwaard aan een inham van de Waal naast een sleephelling.
Na de Frans-Duitse oorlog werden de tijden slechter. Er was voor het aannemersbedrijf weinig werk, zodat de heer De Vries naar andere mogelijkheden zocht om zijn personeel aan het werk te houden. Daarom huurde hij in 1880 van Baron van Randwijk de waard ten oosten van de onderhoudshaven en liet daar vier veldovens, drie "tienmonders" en een "zestienmonder" bouwen. In 1883 werd de firma W. P. de Vries en Co opgericht. Dit was het begin van de steenfabriek. Het steenfabrieksvolk was gewend om van fabriek naar fabriek te trekken. Om de arbeiders aan zich te binden liet De Vries twee groepen woningen bouwen. Zo ontstond naast de "smeeburt", de "oude burt" en de "neie burt". Hierdoor nam de bevolking van het dorp toe. Gedurende lange tijd hebben de drie "burten" permanent werkvolk aan de steenfabriek kunnen leveren, zowel mannen als vrouwen en kinderen. Zodra men in staat was om te werken, werd men naar de fabriek gestuurd.
De drie buurtjes hebben jarenlang grote gezinnen gehuisvest. Ze vormen een blijvende herinnering aan het zware werk dat door de bewoners in het uiterwaardengebied werd verricht.
De steenfabriek werd in 1974 afgebroken.

Watersnood en oorlogen

De watervloed van 1809 bracht enige beroering in het dorp, maar de schade viel mee. Twee huizen werden er weggespoeld en elf beschadigd. Twee schapen en een varken kwamen in de golven om.
De waard "Ottersheuvel", heeft geschiedenis gemaakt, toen Prins Maurits er een kazemat op bouwde, vanwaar hij strijd wilde voeren tegen de Spanjaarden. Deze hadden op hun beurt hun bivak opgeslagen op de plaats, waar nu het oude fort Sint-Andries is gelegen.