Korte geschiedenis van het dorp Beesd
In een oorkonde uit 1129 wordt een weiland in Beesd genoemd als bezit van de abdij Mariƫnwaerd. Mogelijk is dit pas na 1224 in de tekst toegevoegd. In 1244 had Beesd in elk geval een eigen kerk.
Drie versterkte huizen in Beesd
Beesd telde vroeger drie versterkte huizen: het Hooge Huis, het Lage Huis en het Blauwe Huis. Deze werden bewoond door leden van het geslacht Pieck, die voortdurend met elkaar in conflict waren. Walraven Pieck, die aan de zijde van de Geldersen stond, had sinds 1478 het Hooge Huis in bezit. Op dit huis maakte zijn broer Cornelis, die samen met een andere broer, Gijsbert, Bourgondisch gezind was, aanspraak.
Tot 1492 kon Walraven zich met behulp van de Geldersen handhaven. Maar toen nam zijn jongste broer Comelis, geholpen door een bende Hollanders, het slot in en kreeg hij het van Gijsbert in bewaring. Bij deze overval viel Walraven in Comelis’ handen. Gijsbert Pieck was een bendeleider die de streek onveilig maakte, de dorpen brandschatte en plunderde, onder andere Mariënweerd.
Karel van Gelder probeerde een einde te maken aan deze ongeregeldheden. Hij belegerde het Hooge Huis zeventien weken zonder succes. Toevallig kreeg hij Gijsbert Pieck gevangen en gebruikte hem als gijzelaar om Cornelis te dwingen het huis over te geven. Cornelis weigerde, waarna Karel Gijsbert in Tiel liet onthoofden. Kort daarna werd Walraven, die in een gat in de muur van het Hooge Huis gevangen zat, dood in zijn cel gevonden.
Cornelis Pieck kon nog tot 1511 standhouden. In dat jaar viel Hertog Karel het huis onverwacht aan met vierhonderd man en veroverde het. Daarna stelde hij Otto van Haeften aan als drossaard. Deze stak in 1517 het slot in brand uit angst dat de Oostfriezen, die Asperen hadden verwoest, naar Beesd zouden komen.
Wat is er nog van de versterkte huizen?
Van deze versterkte huizen is niets meer over. Het Hooge Huis werd aan het eind van de 18e eeuw gesloopt. Het gebouw aan de Achterstraat, dat nu nog Hoge Huis heet, moet een bijgebouw zijn geweest. Op de terp staat een monumentale schuur uit 1901, zoals te zien is in een tekening in inkt door P. van Liender, bewaard in het Gemeentemuseum Arnhem.
Het Lage Huis, ook bekend als Huis aan de Wiel of Wolfswaard, was een Gelders leen en bleef in de familie Pieck tot 1731. Het werd later afgebroken. J. de Beijer maakte tekeningen van het huis met een T-vormige plattegrond en een zware veelhoekige toren. Een tekening van de torenzijde uit 1720 is waarschijnlijk van A. de Haan.
Het Blauwe Huis was waarschijnlijk het oudste van de drie. Het lag buitendijks aan de Linge en was ook een Gelders leen. Dit huis verdween in 1654.
Plunderingen en branden
In de nacht van 15 op 16 september 1787 plunderden ingekwartierde Pruisische troepen meer dan vijftig huizen in Beesd en omgeving. Op 29 november 1836 woedde er een hevige storm waarbij brand uitbrak. Verschillende huizen gingen in vlammen op, maar doordat de wind van richting veranderde, werd voorkomen dat het hele dorp verwoest werd.
Het gasthuis in Beesd
Al in 1329 bestond er een gasthuis in Beesd. De abt van Mariënweerd was collator van een Gasthuis- of St. Nicolaas-vicarie. De bezittingen hiervan bestonden in 1605 uit het gasthuis zelf en twee paarden, een in Rumpt en een in Enspijk.
Het bijzondere dorpstype Beesd
Beesd is een gaaf voorbeeld van een gestrekt dorpstype, dat in het rivierkleigebied is ontstaan. Dit zogenaamde gestrekte esdorp bestaat uit twee, of in enkele gevallen – zoals in Beesd – drie evenwijdige wegen die in een vorkvorm op elkaar aansluiten. Dit type dorp is mede bepaald door de langgerekte stroomruggronden waarop de dorpen zijn ontstaan. De plattegrond van Beesd wijst op een min of meer planmatige aanleg.
De erven – percelen waarop huizen staan – variëren in diepte tussen 60 en 70 meter. De erven aan de landzijde van de Voorstraat lopen door tot een eerste achterweg. De erven langs deze achterweg strekken zich uit tot een tweede achterweg. Langs deze tweede achterweg ligt aan de landzijde een derde reeks erven, eveneens ongeveer 60 meter diep.
De hoofdstraat van Beesd is de Voorstraat, die evenwijdig aan de Linge loopt en beplant is met geschoren linden. Deze brede dorpsstraat van ruim 20 meter werd al in 1333 genoemd en vormt een karakteristiek dorpsbeeld voor het rivierengebied.
Geschiedenis van het landhuis Mariënwaerd
Ten oosten van Beesd, aan de noordelijke oever van de Linge, ligt het landhuis Mariënwaerd. Dit landhuis staat op de plaats van de vroegere Premonstratenzer abdij Mariënweerd, gesticht in 1129 door de edelvrouwe Alveradis, weduwe van Hendrik van Cuijk. Waarschijnlijk was dit een boetedoening voor de moord op Floris I, Graaf van Holland, door Herman van Cuijk.
De eerste abt was Robertus, die overleed in 1170. De abdij werd al snel rijk door giften en schenkingen van onroerend goed. Hoewel prachtig gelegen aan de bevaarbare Linge, was de afgelegen ligging een zwakte. Het klooster werd regelmatig geplunderd, onder andere door de bende van Gijsbert Pieck in 1493.
Opleving en zware tijden
Na een onrustige periode kende de abdij een korte opleving onder abt Peter van Zuyren. Het klooster stond bekend om zijn christelijke liefdadigheid, met steun aan armen en melaatsen. Op vastgestelde dagen kwamen soms duizenden mensen naar de poort.
Tijdens de beeldenstorm in 1566 en 1567 legden troepen van Hendrik Brederode uit Vianen Mariënweerd in de as en roofden vele kostbaarheden. Het klooster raakte onbewoonbaar. De abt en zijn broeders weken uit naar Culemborg en vestigden zich in het kruisbroederenklooster ‘Jerusalem’. Toen die gastvrijheid in 1581 ophield, keerden ze terug naar Beesd, waar ze in een woonhuis gingen wonen.
Van abdij naar heerlijkheid
Na de reformatie viel de abdij in handen van het Rijk. Op 29 maart 1709 werd het landgoed verheven tot heerlijkheid om de koop aantrekkelijker te maken. In 1734 werd Frederik Boeleman, graaf van Bylandt, de nieuwe eigenaar. Hij liet een huis bouwen op de plek waar nu de stal en het koetshuis staan.
Rond 1790 liet de heer van Bylandt het huidige Mariënwaerd bouwen. Door vererving kwam de heerlijkheid in handen van de familie Van Verschuer. De huidige bewoners, Mr. O.W.A. Baron van Verschuer en familie, zetten zich in om het landgoed te beheren en onderhouden.
Wat is er nog over van de abdij?
Van de vroegere abdij zijn alleen de kelderruimtes en een oude vluchtgang naar de Linge overgebleven. De vluchtgang is dichtgemetseld uit veiligheid vanwege instortingsgevaar.
Een oude grafsteen van abt Peter van Zuyren is gevonden als drempel in een boerderij. Deze steen, nog in tamelijk goede staat, is nu opgesteld in een kelder op het landgoed.