bladzijde uit het boekje voor de pastoor met aanwijzingen voor het verhoren van een heks

Heksenproces

De laatste heks werd in onze streek waarschijnlijk in 1597 verbrand. Haar naam was Iken Henricxen en ze woonde in Tiel. In Tiel woonde ook Peter van Teeffelen. Hij was de laatste pastoor van de de Sint Maartenskerk. Hij schreef een deel van de Tielse Kroniek. Dat is een oud boek vol met korte berichten, een soort van Twitterberichtjes, over gebeurtenissen in Tiel en de wereld.

In 1579 schreef Peter van Teeffelen ook een opvallend handboekje voor de Tielse pastoor. Je vindt er onder andere een beschrijving van duivelsuitbanning en betrouwbare middelen om een heks te folteren en te laten zeggen of zij kan toveren. het boekje wordt bewaard bij het Gelders Archief.

bladzijde uit het handboekje dat pastoor Peter van Teeffelen schreef voor Tielse pastoors. Op deze bladzijde staan middelen om heksen te folteren.

In moderne taal staat er op deze pagina: "Vroeger waren er verschillende manieren om te bepalen of iemand schuldig was. Vaak was verraad, beschuldigingen of jaloezie voldoende. De verdachte moest zich uitkleden en werd overal geschoren. Het lichaam werd door minstens 4 inquisiteurs nauwkeurig onderzocht op duivelse tekens. Een beruchte methode was de scherpe ondervraging en foltering. Hierbij werden martelingen gebruikt zoals de pijnbank, naalden, scharen en messen. Soms werd de verdachte aan de armen opgehangen, die achter de rug waren samengebonden. Een andere bekende test was de heksenproef: de vingers van de rechterhand en de grote teen van de linkervoet werden aan elkaar gebonden. De verdachte werd in het water gegooid. Bleef hij drijven, dan was de duivel in het spel. Vaak verdronk de verdachte. Vaak bekenden mensen al als er alleen maar met deze gruweldaden werd gedreigd. Meestal werd de persoon als straf gewurgd en daarna, als een soort reinigingsritueel, op de brandstapel verbrand.

Bij het ondervragen van de verdachte is het belangrijk om op reacties te letten. Als ze haar ogen vast op u gericht houdt, is dit verdacht. Ook als ze niet huilt of krijst bij dreigementen en foltering is dit verdacht. Ook godsdienstige taal is een aanwijzing of littekens op het voorhoofd of tussen de schouders. Daar heeft de duivel heilige en christelijke tekens weggekrabt. Ondervragen moet je doen op heilige dagen en tijdens de heilige missen, met wijwater of water uit de doopvont. Ook wordt was van de paas- en lichtmiskaarsen gebruikt en wierook, gewijde palmtakken of resten van het nieuwe vuur dat op paasavond is gewijd. Deze dingen worden met gebeden en schoon water drie keer bij de verdachte ingegoten."

Ook mannen

titelblad boek Geschiedenis der heksenprocessen van J. Scheltema uit 1828Niet alleen vrouwen, ook mannen werden beschuldigd van tovenarij en ervoor gestraft. In het boekje ‘Geschiedenis der heksenprocessen’ van J. Scheltema uit 1828 vind je bijvoorbeeld de vonnissen tegen Volcker Dirksz (0623-1639 scan toevoegen bijlage p 95-96).

Volcker zou een verbond met de ‘boze vijand’ hebben gesmeed. Hij heeft een zwarte wambuis met een doek van hem gekregen. Als hij die aantrekt, veranderen hij en zijn 2 zonen in een kat of wolf. Als wolf heeft hij andere dieren gebeten en als kat heeft hij samen met andere katten gedanst.

In het boekje staan ook vragen die bij een heksenproces aan de verdachte werden gesteld, zoals:

  1. Welke offers breng je aan de duivel en wat beloof je te doen?
  2. Hoe kom je op de toverplaatsen en bij de dans? Lopend, wordt je gebracht, reis je door de lucht?
  3. Wanneer en waar komen jullie samen, wat doen jullie, hoe lang blijven jullie, en waar is dat?
  4. Zie je daar andere heksen en boze geesten?
  5. Hoe maak je toversmeer?
  6. Hoe doe je mensen, gewassen en dieren kwaad?