De halve heerlijkheid Lienden

kadasterkaart Lienden sectie GDe oudste vermelding van Lienden komt voor in een afschrift van een oorkonde uit 968 waarin graaf Wichman van Teisterbant de "curtis" (hof) Lienden schenkt aan het klooster te Elten. Na een conflict hierover met zijn dochter Adela, draait hij dit later gedeeltelijk terug en splitst het gezamenlijke hoge én lage heerlijkheidgezag in twee gelijke helften: een deel komt in handen van klooster Hohorst bij Leusden, het andere van de Abdij van Elten. Hiermee werd Lienden 'tweeherig'.

De helft van de heerlijkheid Lienden die van de Abdij van Elten was, komt door uitgifte in leen in handen van het geslacht van Lynden, die wordt genoemd in 1327. In de vijftiende eeuw is het geslacht van Meurs ermee beleend. In 1455 wordt de heerlijkheid verkocht aan Johan van Gymnich. En in 1461 koopt Gerard II van Culemborg het. Tot 1700 blijft het in handen van de heren, en later graven van Culemborg.  Daarna komt de heerlijkheid in handen van Willem Frederik van Saksen, de rijksgraaf van Bylandt en diverse andere eigenaren. In 1811 wordt de abdij van Elten opgeheven en daarmee het heerlijke recht. De pachter van de heerlijke rechten van Lienden wordt nu zelfstandig heer.

Hier links zie je een deel van de heerlijkheid op een kadasterkaart uit 1903.

 

 

Hoe groot de Eltense helft was, zien we bij een verkoop in 1794 door heer Otto, graaf van Quadt, vrijheer van de heerlijkheden Wijckradt en Schwanenberg, Loenen en Wolfferen. Hij verkoopt aan M. de Bruijn jr. voor fl. 60.800,- :

akte verlenen jachtrecht heerlijkheid lienden

    1. De helft van het benoemingsrecht van een richter (of rechter), schepenen, secretaris en schout (de andere helft was natuurlijk in handen van de andere 'halve heer').
    2. Het jus patronatus voor de kerk van Lienden, met het recht op ontvangst van de pastorie en vicarie-goederen, tegen betaling van het predikantentractement ad fl. 450, - per jaar en fl 30, - aan de Classis Tiel.
    3. Een herenbank in de kerk van Lienden.
    4. Enige achterlenen met het recht van aanstelling van een stadhouder der lenen en een leengriffier.
    5. De tijnsen en erfpachten die bij de heerlijkheid Lienden behoren, met de abdij-tijnsen welke afkomstig zijn van de heer Van Deventer.
    6. Het recht van de jacht en visserij in de Oude Rijn.
    7. Een herenhuis en tuinen groot ongeveer vier hont.
    8. Een stenen, gemetselde koren wind- en rosmolen en molenaarshuis met daarbij ongeveer twee hont land. En andere bijbehorende landerijen.
    9. De bouwhof 'Den Aldenhoff'.
    10. Enkele bijbehorende landerijen en boerderijen.

Rechts zie je een akte van de verhuur van de jachtrechten op de heerlijkheid van 1884 tot 1889

Het beheer van de bezittingen werd gevoerd door een plaatselijke rentmeester, die later werd opgevolgd door een notaris en weer later door een rentmeestersbureau.

De meeste landerijen zijn in de loop der jaren verkocht; het vis- en jachtrecht in Lienden rond 1980. Anno 2013 is er alleen nog circa 1,5 hectare grond over, een boomgaard gelegen nabij de kerk, tussen Kermestein en de dijk.