Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-05-02; p. 4

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-05-02; p. 4
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
4
Datum:
1898-05-02
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
5 e jaarg.
» i Jl
I
■'2 I S- 'C
VAN OVER DE GRENZEN. 15 Sept.— 15 October. en korte niededeeling omtrent groote en kleine gebeurte-nissen, ( gebeurtenissen, ) die vorsten en volken betreffen, zal zeker den lezeressen van ons blad niet onwelkom zijn. Ieder toch, die den blik een weinig verder dan den eigen kring laat gaan, zal opmerken dat er veel in de verte en om ons heen geschiedt, dat onze belangstelling overwaardig is en ons ook ongetwijfeld veel te leeren geeft. „De geschiedenis der volken, is de ge-schiedenis ( geschiedenis ) van het wereldgericht”, zoo staat ergens geschreven, en daarom zal hij, die het menschelijk geslacht als één groot huisgezin beschouwt, volken en staten tot zijne leden tellen en hunne lotgevallen willen kennen en overdenken. Voorheden bepalen wij ons bij De reis van den Duitschen Keizer naar het Oosten. In Jeruzalem, de aloude koningstad der Israëlieten, zal den BOsten October de plechtige inwijding plaats hebben der Ver- losserskerk, in tegenwoordigheid van het Duitsche keizerspaar. Wel is het een groote karavaan die thans op weg is naar het Heilige land, en de personen die den tocht medemaken behooren tot de aanzienlijksten van het Duitsche rijk met den keizer en de keizerin aan het hoofd. Wie met aandacht het program der reize alsmede dat van den intocht te Jeruzalem leest, kan zich moeielijk weerhouden te wenschen daar ook bij te zijn, allermeest op den gedenkwaardigen dag der plechtige inwijding. Welk een aangrijpend oogenblik zal het zijn als na de intrede van H.H. M.M. de muziek en het zangerskoor de schoone hymne zullen doen hooren: „Tochter Sions, freue dich 1” Er zal reden zijn om aldus te juichen. Niet alleen omdat het als een merkwaardig teeken des tijds moet aangemerkt worden, dat de Sultan van Turkije den weg moest bereiden voor een Christen Vorst, of omdat met den Keizer en zijne rijksgrooten velen van Oosten en Westen zullen gekomen zijn om daar den Waren van God gegeven Koning te aanbidden; maar boven alles omdat het geschiedt in dezelf
VAN EIGEN BODEM. Terwijl in andere landen verschillende vorstenhuizen in rouw werden gedompeld, en de dood, niet alleen oudere vorstinnen, maar ook krachtige jonge menschen heeft weggenomen, mocht ons volk zich verheugen in de welvaart onzer teeder beminde koningin en barer voortreffelijke moeder. Wat zijn wij in de laatste weken vaak bezorgd geweest over beiden! Menigmaal, als dagen achtereen de nieuwsbladen nauwkeurige verslagen uitbrachten van de verschillende feestvieringen ter eere van H. M. konden wij de verzuchting niet weerhouden: „O, wat zal zij vermoeid zijn; hoe heerlijk zal het zijn als alles goed is afgeloopen.” Thans is al die drukte voorbij en onze vorstinnen bevinden zich, Gode zij dank, in goeden welstand tehuis, vervuld van al de plichten aan haar roeping verbonden, en niet minder met allerlei plannen voor de toekomst. Want, rustig tehuis blijven kunnen zij niet! Reeds hoorden wij het plan verluiden dat spoedig alle groote steden van ons land zullen bezocht worden; en hier en daar begon men reeds te sparen! „Als zij bij ons zal komen,” zoo zegt men, „wat zullen wij haar dan feestelijk ontvangen ! Dan zullen wij onze huizen en straten versieren, nog veel schooner dan voorheen.” Toen H. M. bij gelegenheid van haar intocht in Amsterdam op het balkon van het paleis op den Dam verscheen voor de bl’kken van die duizende toeschouwers, was er te midden dier menigte ook een oud, eu armoedig gekleed man, die bij haar liefelijk verschijnen plotseling in vervoering uitriep: „ Daar heb je haar nou, dat lieve, dat dierbare kind! Dag, lieve lieve koningin; dag dierbaar kind! God zegene je, hoor!” De om-standers ( omstanders ) werden tot tranen bewogen door het zien en hooren dier edele geestdrift, terwijl de stem des ouden werd gedoofd door de juichtonen der menigte. Toch werd zijn zegenbede, zooals men bemerkt, opgenomen in de harten, en verder gedragen. Wij nemen haar ook over, en dragen haar als een ver-zoekschrift ( verzoekschrift ) den Koning
Van vier meisjes. Niet minder dan vier jonge meisjes zijn in de laatste dagen door verdrinken om het leven gekomen. M. B., een zestienjarig kind, kende niet, of dacht niet aan de woorden: „Kom niet op het pad der goddeloozen, en treed niet op den weg der boozen.” Zij verliet haar dienst te Am-sterdam, ( Amsterdam, ) om kermis te houden in Edam, en de weg daar langs leidde haar regelrecht de eeuwigheid in. Op een donker eenzaam plekje schijnt zij des nachts, toen zij met haar geleider weder-keerde, ( wederkeerde, ) in het water geraakt en verdronken te zijn. Wat hij vooraf het arme kind heeft aangedaan zal de aard- sche rechter misschien, maar de hemelsche Rechter eenmaal zeker aan het licht brengen. Een Haarlemsch dienstmeisje verdronk zich te Zandvoort. Om welke oorzaak weet men niet met juistheid te zeggen, maar zooveel is zeker, dat de benauwdheid des harten haar dreef tot deze vreeselijke daad. Wat is het toch jammer „als een bekommerd menschenhart vergeet, dat er eén is die ge-zegd ( gezegd ) heeft: „Komt allen tot Mij, Ik zal u rust geven.” De beide andere meisjes gingen samen een verre wandeling maken, en — keerden niet weder. Wellicht hebben zij te laat den terugtocht ondernomen, en zijn door de duisternis misleid te water geraakt, en beiden op dezelfde wijze om het leven gekomen. — Hebben al deze feiten vooral ook aan „onze jonge meisjes” niet veel te zeggen? Mevr. W.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer