Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-04-01; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-04-01; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1897-04-01
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
I
daardoor een oordeel zou kunnen eten en drinken, was zoo groot. Meer nog: men weet het zeker, een bepaalden gr^iad van geloofsverzekerdheid moet men medebrengen om «en waardig dischgenoot te zijn, en ach, hoe men zich inspant dit bij zich zelf te ontdekken, men bespeurt, men gevoelt^ de aanwezigheid niet, en acht zich zelf na dit onderzoek of liever deze zelfbeschouwing volkomen ongeschikt. En toch, en toch de ernstig gezinden hebben geen vrede., met dit besluit. Anderen zijn 'op dit punt gerust, bloedver-wanten, ( bloedverwanten, ) vrienden en bekenden namen de noodiging aan, jdie van ’s Heeren wege even rijk en ruim bleef; men wilde toch zoo innig gaarne die blijdschap, die zekere gewisheid jan te mogen aanzitten bekomen, waarom fluistert geen stem van boven ons helder en duidelijk in het oor: „Gij, juist gij zijt bedoeld, gij wordt op bizondere wijze geroepen.” | Ja, het is voor ons arme menschenkinderen vaak zper moeielijk, enkel door het geloof te handelen, en vooral ons gevoel te mistrouwen. Dat rondtasten in het duister is toch zoo zwaar; zou de Heer niet een weinig te hulp willen komen. Uit den diepsten grond des harten rijst vaak de verzuchting omhoog: „Och, was Jesus nog op aarde Aanstonds vloog ik naar Hem heen.” Zouden wij het werkelijk doen? Als Hij bijv, in Palestina was of in eenig ander land van de wereld? Maar neen! wij weten beter! Wat zouden wij in de war geraken als er hoor-bare ( hoorbare ) stemmen en zichtbare personen waren op wien wij Ons vertrouwen moesten stellen. Verwarring, misverstand en On-zekerheid ( Onzekerheid ) zouden onze zielen beroeren, en wij daardoor het spoor geheel bijster worden. Mogen wij het dan wagen op ons gevoel te steunen? Maar ach, het gaat menigeen zoo als mij, toen ik als jong meisje eens schrikte van de mededeeling van eene mijner vriendinnfen, die mij verzekerde, dat zij, aan het Avondmaal gezeten, aljijd een gevoel had alsof zij zoo op het zelfde oogenblik den heiael zou kunnen binnengaan.
verkeert, dit is immers Thomas ? De twijfelenden, de zwaar- moedigen vinden in hem hun man, en hoe vreemd het schijne, hij zit toch aan den disch, hij eet van het brood en drinkt van den wijn en het is de hand van den Heiland zelf, die hem de gave reikt. Zou er wel een discipel, een volgeling van Jesus Christus zijn, die aan dezen disch niet vertegenwoordigd is? Ik kan het niet gelooven. Wij allen, elk op onze beurt, wij kunnen met een hoopvollen blik den Heiland aanzien en in ons zelf zeggen: Ja waarlijk! als de Heer aan deze mannen, die Hem nog zoo weinig kennen en begrijpen, die nog vaak zoo onge- loovig en kleingeloovig zijn, en die nog niet zijn gezalfd met den Heiligen Geest, Zijn disch bereidt, dan mag ook ik niet-tegenstaande ( niettegenstaande ) al mijne gebreken, komen en aanzitten en smaken het goede wat Hij ons beschikt. Zullen wij de paaschzaal verlaten zonder eene boodschap van Hem tot ons persoonlijk? Maar het is ons alsof de Heiland bij al wat Hij tot Zijne discipelen zegt ook even den blik opheft, ons aanziet en dan vriendelijk maar duidelijk dit gebod doet hooren: „Mijne vrienden, mijne kinderkens, als ik zal heengegaan zijn, doet dan dit tot mijne gedachtenis.” Dat gebod willen wij nu herhalen telkens als in des Heeren huis Zijn tafel wordt aangericht. Er is plaats voor ons. Eerst de discipelen, daarna door alle eeuwen heen hebben de ge-slachten ( geslachten ) dergenen die den Heer vreezen hunne plaatsen ledig gemaakt, en zijn zij door de stem des Bruidegoms opgeroepen naar dat Hooger einde van den disch, waaraan de triumfeerende gemeente een plaats heeft bekomen in Zijne nabijheid. De ge- noodigden zijn afgewisseld, maar de disch bleef en de Gastheer evenzeer. Nog altijd klinkt Zijn boodschap: „De Meester is daar en Hij roept u,” ons allen tegen. Lieve lezeres, wie ge ook zijt, zoo gij van harte begeert, of reeds begonnen zijt als een discipelin van den Heiland, op Zijn wenk te letten, naar Zijne stem te luisteren, laat deze roeps
„„DO iat J 4 - enige jaren geleden was een jong meisje, dat van harte den Heer wenschte te dienen maar nog niet tot de blijd-schap ( blijdschap ) des geloofs gekomen was, ten prooi aan een hevigen strijd ten opzichte van het Avondmaal. De dag naderde waarop in hare gemeente de dood des Heeren zou herdacht worden, en gedurig vroeg zij zich af: „Zal ik mede aanzitten of niet?” Na veel biddend nadenken werd zij bepaald bij deze woor-den: ( woorden: ) „Doet dat tot Mijne gedachtenis,” en zij besloot om in gehoorzaamheid aan dit bevel des Heeren te voldoen. Vervuld van dit voornemen spoedde zij zich des Zondags tempelwaarts, maar nauwelijks was zij gezeten, of alle bezwaren verhieven zich met kracht in haar binnenste. Met groote nauwkeurigheid kwamen haar de uitspraken van sommige predikanten voor den geest, ook eenige zinsneden uit het for-mulier ( formulier ) van het Heilig Avondmaal, en ofschoon het ook nog flauw in haar hart weerklonk: „Doet dat tot Mijne gedach-tenis”, ( gedachtenis”, ) zoo had de kleinmoedigheid des harten weldra de over-hand ( overhand ) behaald. De tijd verliep, en weldra verliet zij de kerk zonder naar het bevel des Heeren Zijn dood te hebben herdacht. Maar ziet! Nauwelijks bevond zij zich daarbuiten of de storm verhief zich opnieuw. Nu klonk het duidelijk daarbin-nen: ( daarbinnen: ) „Gij hebt Gods gebod licht geacht; gij zijt Hem, die zoo duidelijk tot u gesproken had, ongehoorzaam geweest; gij hebt God bedroefd en Hij zal u daarvoor gewis straffen. Deze en dergelijke beschuldigingen weerklonken in haar binnenste en het jonge meisje werd ten prooi aan een hevigen angst, dien zij nauwelijks voor de voorbijgangers verbergen kon. De kortste weg naar haar huis leidde door een donkere nauwe steeg. Deze sloeg zij in en daar, waar niemand haar gade-sloeg ( gadesloeg ) of hooren kon, riep zij halfluide uit: „O Heer, red mij uit den angst mijns harten. Vergeef, o vergeef mij, dat ik aan Uw bevel o
een oud man, een vriend des huizes, die van elders gekomen, zijne bekenden had opgezocht. Na wederzijds naar den wel-stand ( welstand ) gevraagd te hebben, zeide de oude heer: „Wat hoor ik, hebt gij plan om in deze week te R. te gaan logeeren?” „Ja,” was het antwoord, „ik hoop er a.s. Donderdag heen te gaan.” „Zoo, zoo,” was het wederwoord, „nu dat treft gij; gij zijt nog al fijn, niet waar? Ik heb juist gehoord, dat er a.s. Zondag te R. avondmaal wordt gehouden, gij kunt dan juist mede aan zitten.” Ondoordacht en zorgeloos kwamen deze woorden over de lippen van den grijsaard, die geen ernst maakte met den dienst des Heeren. Maar o, welk een blijdschap wekten zij in het hart van het meisje, dat zoo verlangd had naar licht in deze zaak. Zij zat waarlijk eenige oogenblikken sprakeloos, maar zoodra zij naar hare kamer kon gaan loofde en dankte zij den Heer voor Zijn redding en vertroosting. „Nooit,” zoo zeide zij in later tijd, „vergeet ik die moeie- lijke les, maar ook niet, met welk een vreugde ik acht dagen later te R. aan het Avondmaal deelnam. Sedert dien tijd heb ik altijd met grooten zegen mij gehouden aan het gebod des Heeren: „Doet dat tot Mijne gedachtenis.” Mevr. W.
WAAKZAAMHEID.
Als de zonden ons behagen, Redt alleen de vreeze Gods De golven jagen Met- wild geklots, In vloed noch vlagen Bezwijkt de rots. Driften, wenschen, fel aan ’t blaken, Stormen aan met reuzenmacht, Eer ze u genaken, Sta pal, geef ae-ht. In biddend waken Is al uw kracht. Wie heeft ooit den moed verkregen, Die de wereld overwint? Hij, die geen wegen Der zonden mint, Maar in Gods zegen Zijn wellust vindt. Deel ook mij die geestkracht mede Gij, o God, zoo goed als groot! Wees Gij mijn vrede Bij strijd en nood; Mijn veilge reede Ook in den dood. Cesar Malan.
LIEFDELOOSHEID.
Hoe weinig liefde is er nog zelfs in onze christelijke maat-schappij ( maatschappij ) ! Hoe menig koud, hard en liefdeloos oordeel wordt er telkens en telkens geveld. Welk een ruime plaats neemt het kwaadspreken niet in onder alle standen en kringen! Hoe menig „avondje” hoe menige „afternoon-tea” wordt door lasterpraatjes vergiftigd! En dit alles bij ons, die Jesus Christus, die de Liefde zelf was, wenschen na te volgen. Waarlijk, het is geen wonder dat zoovelen zich schouderophalend van het christendom afwenden, zoolang zij in ons leven niet duidelijker Zijnen Geest kun-nen ( kunnen ) zien. Moet het ons verwonderen zoo bij menigeen de gedachte opkomt: „Is het mogelijk dat Jesus, de liefdevolle, medelij-dende, ( medelijdende, ) barmhartige Jesus op deze aarde heeft rondgewandeld, en dat de wereld na deze aanraking nog zoo koud en liefde-loos ( liefdeloos ) is gebleven ? Zoovelen dorsten naar liefde, naar sympathie en ontvangen van christenen harde woorden, verbitterend medelijden, scherpe veroordeeling, zonder dat men zich ook maar een enkel oogen-blik ( oogenblik ) in hunne gedachten, gevoelens en moeilijkheden tracht te
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer