Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-12; p. 4

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-12; p. 4
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
4
Datum:
1898-04-12
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
4e jaarg.
I
KLOKKETO N E N. Naverteld door H. W. S. Vervolg. De zieke had de verzuchting gehoord en een zalig lachje gleed over haar gelaat: „Grootmoeder,” fluisterde zij, „ik ga naar den hemel”. Daar drongen de tonen der gebedsklok naar binnen; de oude vrouw vouwde de handen en sprak langzaam de beden uit. Toen ze tot mijn bede genaderd was, omzweefde ik de zieke, deze sloeg de blinde oogen naar boven en bad vurig: „Verlos ons van den Booze Daarop sloot zij voor altijd de oogen. Ik echter ben bedroefd, want dit blinde meisje was mijne beste viendin. „Wees niet bedroefd,” troostte de klok; „zij is gelukkiger thans, dan de gelukkigste mensch hier op aarde is.” Daarop wendde zij zich tot de drie laatste klokslagen: „En gij, onaf- scheidelijken, wat hebt gij uitgericht?” Wij geleidden de ontvloden ziel naar de hemelpoort, ant-woordden ( antwoordden ) zij als uit een mond. „Gij deedt daaraan wel, hebt gij terugkeerende God ge-prezen?” ( geprezen?” ) „Ja, wij loofden en jubelden door de hemelbogen: U is het Rijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid! „God zegene u allen, kinderen mijns harten, gij schoone tonen!” sprak de moederklok ernstig: „Laat mij hedenavond nog eenmaal hooren wat gij hebt uitgericht!” Het werd stil daarboven in den toren. Licht en helderder nog bescheen de zon de aarde ; leven kwam er aan den voet des torens; andermaal werd de klok geluid, ditmaal door een paar stevige jongens, die met hun luid gebengel de dorpsbe-woners ( dorpsbewoners ) ter kerke noodigden. Luid klonk de roepstem over huis en akkers, en herinnerde allen aan den dag der rust. De Zondag ging voorbij en de zon neeg naar het Westen. Thans kwam de koster en liet in den gouden gloed der laat-ste ( laatste ) zonnestralen nog eenmaal de gebedsklok hooren. Witte dauwwolken stegen uit de velden op en de avondwind drong de tonen terug naar de moederklok. „Nu?” vroeg zij aan den eersten toon. „Ik ben bij Kathinka geweest,” antwoordde deze; „zij stond in het schemer
laatste; geen meel, geen brood meer” — en daarbij roerde zij een handjevol meel door het kokende water. ; Moeder, ik heb toch zóó gebeden: geef ons heden ons dagelijksch brood”, zuchtte het knaapje. Nog vóór dat de bedroefde vrouw kon antwoorden, werd de deur geopend. Eene dienstbode trad binnen bracht eene mand en zeide : „Ons kind op ’t kasteel wordt beter; mevrouw zegt, gijlieden moet met ons blijde zijn en daarom stuurt zij u dit vleesch en brood en voor den jongen nog twee mooie appels.” Toen sprong de knaap op, nam het servet van de mand af en riep juichend uit, terwijl hij al de heerlijkheid bekeek: „Ziet ge wel moeder, „geef ons heden ons dagelijksch brood.” „Nooit, nooit zal ik je weer uit bedelen sturen, mijn jongen”, antwoordde de moeder ernstig en droogde hare tranen; de knaap echter beet hartelijk in den grootsten appel en deze smaakte hem eens zoo goed als anders, omdat God zelf hem dien had toegezonden nog boven het dagelijksch brood.” Nu liet de vijfde toon zich hooren : „Ik snelde naar Anna en Susantje. Zij zaten met hare moeder bij het venster en hielden haar schemeruurtje; vandaag waren zij echter niet zoo spraakzaam als anders. De moeder had juist gezegd: morgen wordt er bij ons brood gebakken, dan zal ik voor u beiden een paar appels braden.” Appelen ! Susantje dacht aan den diefstal dien zij den vorigen dag begaan had, en zou ze nu nog bovendien gebraden appels krijgen! Tegelijk riep ik haar luid in de ooren: Vergeef ons onze schulden, en met een plotseling besluit wierp Susantje zich in moeders armen zeggende: „Moeder, ik heb het gedaan, den appel genomen!” en Anna snikte: „Moeder, ik heb het gedaan, die koek opgegeten!” „Zwijg toch daarvan,” weerde haar zusje af: „dat van de koek was toch zoo erg niet.” — En nu vertelden beiden aan de luisterende boerin wat hare harten bezwaarde. Toen zij uit-gesproken ( uitgesproken ) hadden, vroeg de moeder: „Susantje, hebt gij uw zusje van harte vergeven?” en Susantje knikte bevestigend. „Dan verge
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer