Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-10; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-10; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-10
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
— 2 —
3 —
HASmOKIOMH®.
’t Leed des levens drukt wel neer, Maar Gij weet, Gij weet het, Heer, Al mijn wenschen en begeeren Is dat ik Uw naam mag eeren. Worst’lend tegen storm en wind, Voel ’k toch altijd mij Uw kind. Wolken komen, wolken gaan, Ruw en hobb’lig is de baan, Maar een wolk met zilv’ren rand Werpt haar licht op ’t hemelstrand. En een weg, die opwaarts leidt, Vormt mijn hart voor d’ eeuwigheid. Zoo ’k, o Heer, Uw licht niet zag, Zoo ’k Uw hand niet voelen mag, Zoo Uw kracht mij niet wou schragen Om mijn kruis U na te dragen, Dan zou ’t duister zijn op aard; Dan waar’ niets het leven waard. In de wolken gaaft G’ uw boog, ’t Hart bestraalt uw vriend’lijk oog. Licht gaat op voor wie het vraagt, Kracht vernieuwt voor wie niet klaagt. Twijfling zwijgt voor wie u vindt, Rust keert weer voor ’s Vaders kind. Drukt het leed des levens neer, Ook Uw troost keert telkens weer. Is ’t mijn wenschen en begeeren, Om Uw grooten naam te eeren, Worst’lend tegen stroom en vloed, Houdt mijn ziel toch goeden moed. H. W. '8.
PANDITA RAMABAI en de ellende der vrouw in Britsch-Indië.
Volgens de laatste groote volkstelling, zijn er in Britsch- Indië niet minder dan 21 millioen weduwen, waaronder 79,000 beneden de 9 jaar oud en 207,000 tusschen 10—14 jaren. Aan deze kleine weduwen wjjdt Pandita Ramabai haar le^i. Reeds in 1887 sprak zij in haar boek, het plan uit, op-voedingshuizen ( opvoedingshuizen ) voor deze ongelukkigen te stichten, waar zij leeren zouden in haar eigen onderhoud te voorzien. Hoewel zulke weeuwtjes in de huizen der zendelingen eene toevlucht zouden kunnen vinden, zal eene orthodoxe hindoe der hoogere kaste zich liever verdrinken, dan zich aan menschen toe te vertrouwen die aan haar godsdienst en kaste vreemd zijn. Ramabai gevoelde dus dat er opvoedingshuizen moesten zijn, waar deze jonge weduwen tot onderwijzeressen, leeraressen, huishoudsters enz. zouden kunnen worden opgeleid, en waar zij tevens in overeenstemming met hare gewoonten konden leven. Na eene vierjarige afwezigheid, keerde Ramabai in haar vaderland terug. De opbrengst van haar boek verschafte haar de middelen om haar plan ten uitvoer te Orengen. In Bombay vestigde zij een te Huis waarbij hare Engelsche en Ameri- kaansche vriendinnen haar trouw’ hielpen. Kort daarna werd de inrichting verplaatst naar Puna, ten zuidoosten van Bombay op veel gezonder plek gelegen. Zij noemde haar huis: Sharanda Sadan (verblijf der wijsheid). Hier werkt de krachtige, diep- gevoelende vrouw sedert acht jaren. Niemand wordt er gedwongen tot het Christendom over te gaan. Ramabai is echter eene te besliste Christin, om niet te zorgen dat, nevens de heilige boeken der Indiërs, in elke kamer een Bijbel ligt. Zij heeft ook eene kamer voor gebed en christe-lijk ( christelijk ) onderwijs ingericht, die voor alle huisgenooten toegankelijk is. Toen eenige leerlingen tot het Christendom overgingen, brak er een storm los en werden verscheidene leerlingen weggehaald. Maar, na verloop van eenige maanden, kwamen er anderen, meer in getal, hare plaats innemen. Ook de doop der bekeer-l
nood werd geteisterd, besloot zij, 300 personen op te nemen in de hoop, dat de noodige middelen haar zouden geschonken worden. En deze hoop werd niet beschaamd. Aan Zwitsersche dames, die haar geld hadden toegezonden, schrijft Ramabai 10 Jan. 1898 uit Bombay: „Mijn hart is vervuld met dankbaarheid jegens God en jegens u allen, voor al de vreugde, mij in ’t vorig jaar, zoo rijkelijk geschonken. De Heer zij geprezen voor al Zijne wel-daden ( weldaden ) over mij en over de arme meisjes om mij heen. Toen ik op Kerstmorgen mijne meisjes verzamelde, telde ik er 300 uit districten door den hongersnood verwoest. Zij zagen er allen zoo gelukkig en gezond uit. Hoe dankte ik mijn hemel- schen Vader dat Hij zijne beloften vervulde en mij den wensch van mijn hart had gegeven. Op de plaats die een jaar geleden nog woest Was, staat nu de kerk van onze Toevluchtshuizen. Op Kerstmis 1896 gaf God mij de bede om 300 jonge weduwen in ’t hart en Hij antwoordde mij met de beloften van Jesaia 60 : 2. Het 18de vers is bizonder toepasselijk op onze nieuwe kolonie. De plaag heeft hier in het afgeloopen jaar niemand aangetast; allen zijn wij bewaard gebleven, Hem alleen zij de eer! Wanneer de deuren onzer nieuwe woningen gereed zullen zijn, willen wij er op doen zetten : „Looft den Heer”, en de muren willen wij noemen: „Heil”. Ik heb dit jaar ondervonden hoe de Heer oneindig kan doen boven al wat wij denken of vragen; ook loof ik Hem van ganscher harte. Ik weet dat ik veel van mijn geluk verschul-digd ( verschuldigd ) ben aan uwe gebeden en aan uwe kostelijke hulp. Ik kan u slechts mijn diepsten dank betuigen, terwijl ik den Heer bid, u te zegenen naar den rijkdom zijner genade. De uwe, in zijn dienst, Ramabai.” Geeft ons deze schoone brief eener geborene heidin niet veel te denken, maar ook veel te wenschen en in ’t gebed te vragen, voor Indië? Vergeten wij niet dat daar nog meer dan 285,000 jonge weduwen, een vreeselijk bestaan voortslepen. Ten gevolge van den hongersnood ha
EEN WENK.
Een ouderpaar uit den fatsoenlijken stand, dat niet veel inkomen had, meende dat wanneer hunne kinderen achttien of twintig jaar oud zouden zijn, alsdan wellicht wat meer geld noodig zouden hebben, dan zij in staat zouden zijn op te brengen, hetzij voor studie, voor gezondheidsmaatregelen, of huwelijks uitzet. Zij stelden te dien einde een op dien leeftijd afloopende lijfrente voor hunne kinderen vast. Dejaar- lijksche premie konden zij opbrengen. Helaas! nu is er geld noodig voor gezondheidsmaatregel; maar zij hebben dan ook de voldoening, dat zij zelf hun kind alles geven kunnen wat het noodig heeft. Naar mijn bescheiden meening zal het eenige middel om de maatschappelijke toestanden te verbeteren dit zijn, dat het beginsel van eigen hulp, door in tijds te zorgen voor den kwa-den ( kwaden ) en den ouden dag, meer in praktijk worde gebracht. Doch algemeen hoort men de klacht dat de meisjes, en vooral de dienstboden, er niet aan willen, van het tegenwoordige zoo veel mogelijk willen genieten, er maar op voortleven, om later, misschien in bittere armoede, te gedenken wat zij verwaar-loosd ( verwaarloosd ) hebben, en zich menige onnutte uitgave te herinneren. Eene mijner dienstboden zeide het mij na haar huwelijk. „Had ik maar meer naar u geluisterd, en de helft van het geld besteed voor hetgeen ik er destijds aan besteedde, dan had ik nu een aardig spaarduitje meer.” Ik herhaal het nog eens. „Sparen leert nadenken.” „Stuur
mij geen imperiaal op de vigilante,” schreef eene huismoeder aan haar man, „wanneer gij mij van den trein laat af halen; mijn koffertje kan binnen in staan, en een imperiaal kost 20 ct. meer in de vracht.” Deze dame kon het best betalen; toch dacht zij aan die 20 ct., die nutteloos zouden uitgegeven worden. Ik verzeker u dat dikwijls de grootste spaarzaamheid op kleinigheden heerscht (wel zeer te onderscheiden van schrielheid) onder menschen, die veel weten weg te geven aan anderen, maar ook daardoor juist veel kunnen doen. Het is dan aangenaam niet altijd van zijn overvloed te geven. Ik leg het daarom alle jonge meisjes op het hart, van wel-ken ( welken ) stand zij mochten zijn in de Maatschappij „Leert sparen en zelf zorgen en wacht niet op de hulp van anderen.” Het is aangenaam die te krijgen, doch zij moet alleen zijn onder-steuning ( ondersteuning ) en aanmoediging van eigen werk. Ik geloof, dat als onze oogen er voor opengaan, men vele gelegenheden zal vinden, waar iets uitgezuinigd kan worden, zoowel in kleeding en geld als in tijd. „Tijd is geld”, zeggen de Engelschen. Orde en netheid zijn de eerste factoren voor elk sparen. Slor-digheid ( Slordigheid ) kost tijd en geld. De Heer Jezus spaarde ook, want „Hij liet de overgeschoten brokken bijeenvergaderen,” bij het wonder der spijziging. Hebt ge er wel eens aan gedacht als ge spijzen hebt weggeworpen, waarvan een arme nog eten kon ? Moet ons Christendom zich niet openbaren in al onze daden, en heeft de Godzaligheid niet de beloften zoowel van het tegenivoordige als het toekom-stige ( toekomstige ) leven?' Denk aan het mooie stukje in een der bladen van „Onze Jonge Meisjes” getiteld „Lichten in de wereld,” en laadt niet op de schouders van anderen de lasten, die ge zelf kunt dragen. Mevr. G. Lieve Meisjes, leden van den Nederlandschen Meisjesbond. Uw presidente heeft mij verlof gegeven, om in het orgaan „Onze Jonge Meisjes,” dat ik steeds met groot genoegen lees, van tijd tot ti
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer