Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-09; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-09; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-09
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
— 3 —
2
Houdt ooit een ter stille nacht Eenzaam schreiende de wacht, Nog wil Hy met Zijn gebeden Voor den troon des Vaders treden; Ook als ’t laatste leed genaakt, — Bidt de Heiland nog en waakt! Wel is nu Zijn loop volbracht, Maar Zijn liefde kent geen nacht. In het Vaderhuis daarboven Kan ons niets die liefde ontrooven, Kind van God uw zorg gestaakt, Onze Heiland bidt en waakt! Uit de Palmbladen nagezongen door Dr. I. Riemens. PAIDITA BAIABAI en de ellende der vrouw in Britsch-Indië. rAndita Ramabai werd in 1858 als de dochter van een r edelen, zeer geleerden Brahmaan, geboren. Zij behoort dus tot de aanzienlijkste kaste van Indië. Reeds in hare kindsheid zorgde haar vader dat zij goed onderwezen werd en hare groote gaven tot ontplooiing kwamen. Zelve betoonde zij grooten leerlust, werd, tegen de gebruiken barer kaste in, voor een vroegtijdig huwelijk bewaard en be-zocht ( bezocht ) zij de hoogere schooi in Calcutta, waar zij zich den titel van „Pandita” geleerde (met onzen Doctorsgraad over-eenkomende), ( overeenkomende), ) verwierf. Algemeen werd zij geacht wegens hare kunde en haar edel karakter. Op haar 20 p t e jaar huwde zij een Bengaalsch edelman, met wien zij zeer gelukkig maar slechts kort verbonden was. Hij overleed kort nadat zij hem een dochtertje had geschonken. Door hare voortreffelijke positie en ontwikkeling bewaard voor den vreeselijken toestand, die eene weduwe onder haar volk wacht, begon zij het van toen aan als een plicht ^Ser dankbaarheid te beschouwen, in het troostelooze levèn barer zusteren licht en verzachting aan te brengen. Zij zag duidelijk in, dat zij slechts in aansluiting aan het Christendom en ge-holpen ( geholpen ) door engelschen invloed, hiertoe zoude kunnen geraken. In 1883 reisde zij met haar toen vijfjarig kind, naar Enge-land, ( Engeland, ) waar zij eenige maanden later met volle overtuiging, tot het Christendom overging. — Zij bleef drie jaar in Engeland, onderwees er het Sanskriet, bestudeerde er de
dat zij het dikwijls heeft gezien dat een man zijne vrouw hard sloeg. Zendeling Schaffter, die 20 jaar in Britsch-Indië was, zegt: „Er is geen Indisch man die zijne vrouw niet slaat.” Het is zelfs in hoogere familiën niet zeldzaam, dat een vader uit tijdverdrijf zijn zoontje allerlei leelijke woorden tegen zijne moeder leert zeggen. In een Indisch schoolboek komen de volgende vragen en antwoorden voor: Wat is boos? Het hart der slang. Wat is nog boozer? Het hart der vrouw. Wat is het boosste van alles? Het hart eener weduwe, die noch zoon, noch geld heeft. Deze beschouwingen aangaande de vrouw hebben hun oor-sprong ( oorsprong ) in de wetten en heilige boeken der Brahmanen. Volgens deze boeken kan geen vrouw zalig worden. Het volksgeloof geeft der vrouw echter nog twee middelen aan de hand: Slaafsche onderwerping aan haren man en, zoo deze sterft, het bezit van een zoon, die er voor zorgen wil, dat zij na haar mans dood levend verbrand worde. De vrouw is het eigendom van den man, evenals zijne kaliën, paarden, slaven enz. De vrouw moet, onder alle omstandigheden, bij den man blijven, en hem als god vereeren, zelfs dan, wanneer hij onzede-lijk ( onzedelijk ) is. Het wetboek van Manu, dat algemeen als heilig wordt beschouwd, zegt- „De man is god en de goeroe (zielzorger) der vrouw. Zij moet hem aanbidden evenals Vischnau, een der drie hoofdgoden. Zelfs wanneer hij een dronkaard, een speler, een misdadiger of een echtbreker is, heeft zij hem, als den god van haar hart te vereeren.” De man mag echter ten allen tijde zijne vrouw verlaten en eene andere nemen, als zij hem maar eenigszins mishaagd heeft. Niemand vraagt naar de ellende en den nood der ver-latene. ( verlatene. ) En toch geldt het als de grootste schande, ongehuwd te blijven. Als een meisje boven de 12 jaar ongehuwd blijft, durft zij zich niet meer vertoonen. Polygamie (veelwijverij) is er nog ontzettend in zwang. Een rijk man heeft 40 ä 50, een Brahmaan 140 a 150 vrouwen. Deze wonen d
Hart, mijn hart, wat haalt in waarde Bij het heil u vergewist, Als gij ’t stof en zweet der aarde Van uw moede leden wischt! Welk een bad komt u te stade In den stroom van Gods genade, Als daarboven ’t lied ontwaakt „God heeft alles nieuw gemaakt.”
KENT W ZE ZWIK. -p r wordt tegenwoordig veel gesproken over de toekomst der J-** „Vrouw”, zoodat men zelfs in algemeene termen ge-durig ( gedurig ) het woord „Vrouwenbeweging” hoort. Het vraagstuk is aan de orde van den dag, en een ieder voor zich peinst zich moede over de oplossing van het raadsel, en hoe op de beste wijze hulp te verleenen zal zijn aan de minvermogende vrouw, die toch door de wereld moet komen. De Tentoonstelling van Vrouwen-arbeid hoopt antwoord te geven op menige vraag dienaangaande. Vele vrouwen echter wachten ook van deze niet het gewenschte heil, en spreken over het oprichten van een fonds tot ondersteuning der vrouw, op te richten bij de aanstaande inhuldiging der Koningin, en dat dan den naam van Wilhelmina-Emrnafonds zal dragen. Bij al die beweging rijst de vraag in mij op „Denken de bedoelde personen, die men helpen wil, ook zelf wel eens na, of zij, ieder individueel, niet reeds iets zouden kunnen doen voor dien „kwaden dag” waartegen filantropie haar wil be-schermen? ( beschermen? ) „Die zich zelf helpt is dubbel geholpen,” zegt het spreekwoord, en al wachtend op de hulp van anderen, ziet men soms voorbij, wat men zelf zou kunnen doen. Het eerste wat voor de hand ligt is „sparen”, en in mijn lange leven heb ik er niet velen gezien, die dat woord goed verstaan. Velen meenen veel te weinig te verdienen om zelfs in de verste verte daartoe te kunnen geraken; zij denken er niet aan dat tienmaal één dubbeltje gespaard reeds een gulden maakt, en vergeten daardoor met het eerste dubbeltje te be-ginnen. ( beginnen. ) Ik had eene schoonmaakster, eene recht knappe burgervrouw met drie jonge kinderen. Ik vraagde haar eens of zij niet wat sparen kon van hare verdienste? „Neen” was het antwoord; het eenige sparen dat zij vermocht te doen was dat zij in den zomer inkoopen deed voor den winter, en dat zij in verschil-lende ( verschillende ) „bussen” was. Maar verder was het niet mogelijk. Ik schonk haar voor ieder barer
of de japon genaaid, het zijn alle zoo vele uitgespaarde centen en dubbeltjes, die naar de Spaarbank kunnen gaan, om óf den armen, óf ons zelf ten goede te komen, en hebben wij er eenmaal wat op staan, o! dan doet men zoo zijn best het er op te laten en er wat bij te brengen. ( Wordt vervolgd.)
Hooge Vreemd’ling, die op aarde Nederkwaamt uit ’s hemels kring, Laat mij ginds een burger worden, Hier een gast en vreemdeling. Hier met U in God verborgen Zonder aardschen naam of faam, Maar daar ginds op d’ eeuw’gen morgen Kind van God en erfgenaam!
KLEINE VOSSEN.
Wanneer de bekende schrijfster van de Negerhut, in haar lezens- en behartigingswaardig boekje »De kleine Vossen”, ons zeven ondeugden noemt die ons karakter ontsieren, onzen zielevrede verhinderen en ons huiselijk geluk verstoren, dan heeft zij naar mijne onaangename ervaring twee »vossen” vergeten, die allerlei onkruid zaaien in onzen levenshof. Ik bedoel: onachtzaamheid en ONEERLIJKHEID. Is de tweede al van bedenkelijker aard dan de eerste, en wekt zij meer de verontwaardiging van den weldenkenden mensch, de eerste is niet minder onaangenaam en afkeurenswaardig. De maanden April en Mei deden mij als Redactrice van dit Blad en tevens belast met de geldelijke ad-ministratie ( administratie ) in ruime mate kennis maken met genoemde Vossen, die ik niet eens den bijnaam van „kleine” wil geven. Bijna uit alle groote steden ontving ik klachten over de nalatigheid van zoovelen die van adres ver-anderden ( veranderden ) zonder dit op te geven, of met de noorderzon vertrokken en onvindbaar geworden waren. Intusschen waren haar Blaadjes het gansche jaar door aan haar vroeger adres gezonden en aangenomen. Even erg, of moet ik zeggen nóg erger, is de klacht dat verschil-lenden ( verschillenden ) weigeren te betalen, hoewel zij elke maand het Blaadje aannemen. Was het eerste onachtzaamheid, dit is beslist oneerlijkheid. Uit onze hoofdstad, alleen kreeg ik bericht dat onder het klein aantal abonnees 16, zegge zestien, geweigerd hadden te betalen. En nu zweeg ik nog van mijne persoonlijke ervaringen, van de stapels postkwitanties mij teruggezonden met opgaaf „verhuisd naar” of eenvoudig met het onbeschaamde achterschrift van de geadresseerde „geweigerd”. Laat ik mijne lezeressen eens voorrekenen hoe èn de onacht- zamen, èn de willens oneerlijken op deze wijze onze kas bestelen en alzoo den gezegenden voortgang van ons werk benadeelen. Het abonnement is ƒ 0.60, (dit moest eigenlijk zijn ƒ 0.72 met de maandel. frankeering) dus de administratie ontvangt slech
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer