Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-06; p. 2
Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-06; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-06
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
uw leven, of voor het eerst. Wie daar in oprechtheid en een-voudigheid ( eenvoudigheid ) de ware wijsheid begeert voor hart en leven, zal een vriendelijke stem vernemen, die aldus fluistert (Spreuken 8 : 17, enz.): ^lk heb lief, die Mij liefhebben, en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Rijkdom en eer is bij Mij, duur-achtig ( duurachtig ) goed en gerechtigheid. Mijne vrucht is beter dan uitgegra-ven ( uitgegraven ) goud, en dan dicht goud; en mijn inkomen dan uitgelezen zilver. Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts, opdat ik mijnen liefhebbers doe beërven dat bestendig is, en ik zal hunne schatkameren vullen. IVant die mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heer. Maar die tegen mij zondigt, doet zijne ziel geweld aan; allen die mij haten, hebben den dood lief.” Mevr. W.
ELK ZlCriW IKKRTTIS.
Ieder krijgt zijn deel op aard’, Ieder heeft wat hem bezwaart, Ieder hart en ieder huis Heeft zijn eigen kwel en kruis. ’t Eene kruis is openbaar, ’t Andere wordt men niet gewaar: ’t Een is klein, en ’t ander groot, Hout het een, en ’t ander lood. Deze heeft een eenig kruis, De ander een driedubbel, t’huis; Maar dit is het wonderbaarst, Ieder acht het zijne ’t zwaarst. Bij het zijn’ houdt menigeen ’s Naasten kruis voor licht en kleen; En, als ’t mocht en mooglijk waar, Ruilden velen met elkaar. Zag men echter van nabij Al die kruisen op één’ rij, Ieder koos voor zich en nam, Waar hij meê ter markte kwam.
’t Kruis van andren schijnt u licht, — Gij bedriegt u in ’t gewicht En wie weet of gij verdroogt, Waar hun schouder onder zwoegt. Niet aan ieders voorhoofd staat Hoe het hem van binnen gaat. Menigmaal heeft menig hart । Midden onder ’t lachen, smart. > Draag dus, daar de Heer het wil, Met gelatenheid en stil, Gij uw kruis en ik de plaag, Die Hij wil, dat ik verdraag’. ’t Kruis te kiezen naar zijn zin, Heeft voorzeker niet veel in. ’t Is, alsof men te eenemaal Zich ontsloeg van kruis en kwaaj. Door zijn lengte drukt het kruis, Maar het helpt ons ook naar huis: ’t Legt de brug, die van dit strand Ons geleidt naar d’ overkant.
Mor dus niet, maar, hoe het ga, e Denk aan ’t kruis van Golgotha, < En aan Hem, die kruis en kracht i Geeft, waar Hij het noodig acht. Naar W. SluIJTE!^* -
REISHERINNERINGEN.
Slot. Wanneer de profeet Jeremia, de man die ellende gezien en gesmaakt heeft als weinigen, ons komt zeggen: „het is goed voor een mensch, dat hij het juk in zijne jeugd draagt,” dan zal wel niemand onder ons, die daarvan uit persoonlijke erva-ring ( ervaring ) weet mede te spreken, dit wiljen ontkennen. Velen, die eene moeielijke, vreugdelooze of eenzame jeugd hebben gehad—• en dezulken zijn er meer dan men oppervlakkig zou meenen — zullen het in later jaren erkennen: J t was Gods wijze liefde-band, ( liefdeband, ) die mij in mijn jeugd tot een kruisdrager maakte, ’t is mij tot eeuwigen zegen geworden”. Dat men dit niet zegt in zijn jeugd, terwijl de dagen donker zijn en het kruis drukt, spreekt wel vanzelf, evenzeer als het natuurlijk is dat men, ook dan wanneer het juk der jeugd is omgezet in een eeuwigen zegen, toch in persoonlijkheid, karakter en gemoedsgesteldheid den stempel blijft dragen ’t gansche leven door van een voor-jaar, ( voorjaar, ) waarin de zon niet scheen, een lentemorgen waarop geen vogels kwinkeleerden, een lentedag waarin geen bloesems knop-ten. ( knopten. ) Kinderharten, die niet onbevangen en onbekommerd heb-ben ( hebben ) leeren lachen, kinderoogen die de zon niet hebben gezien, worden later harten, die met weemoed zijn gestempeld, en oogen, die ’t leven omfloersd en vreugdeloos inkijken. Zulk een gestempeld leven was inderdaad wel dat van den grooten Oranjevorst, wiens naam wij aan ’t einde van onze voorgaande „Herinneringen” noemden, van Willem III van Oranje. Wat was dat leven in de jeugd bedorven! Hoe had hij het bitterlijk ondervonden dat David, de Psalmenkoning, recht had, toen hij ieder leed, elke beproeving afsmeekte boven een vallen in de handen der menschen. Hoe menig leven is door menschenhanden bedorven! Herinnert gij u nog deze prinselijke jeugd, mijne lezeressen? Slaat anders, zoo gij de gelegenheid hebt, de geschiedbladen van uw vaderland nog eens op: wellicht zijn zij sedert uw school-
trouw en dankbaarheid aan de nazaten van den grooten Zwijger heeft gehangen — leefde deze derde naamdrager en erfgenaam van des eersten Willems trouw en liefde onder den ban van eene hem hatende omgeving. Met een ziekelijk en uiterst gevoelig lichaamsgestel belast, voelde hij zich meer nog dan door dezen last, gedrukt onder de voogdij der Hoogmogende Heeren van Holland, die hem met stelselmatige terugzetting behandelden, met achterdochtige oogen gadesloegen en de minste zijner uitingen lieten beluisteren, om te weten welke plannen voor de toekomst, welke gedachten over zijne positie in deze lage landen in hem woonden. Toen ontwaakte de eerzucht in de borst van den knaap en schoot daar des te weliger op tot een grooten boom, die zijn verder leven, werken en voelen in beslag nam, naarmate zijne voogden oftewel bewakers zijne rechten verkortten en ontkenden. Wie deze voogden waren van den vaderloozen knaap? Kooplieden waren het, rijk geworden door Insulinde’s voorraadschuren, prat op hun geld, met de levensleus in het hart: „geld is macht, en daar wij de geldbezitters zijn, zijn wij de machtigen der aarde”. Voorzeker is koopmanschap, op eerlijke wijze ge-dreven, ( gedreven, ) een eerzaam beroep, maar die zich noemende hoog-mogende ( hoogmogende ) Staten van Holland hebben het nageslacht geen Imogen dunk achtergelaten van het adelende van hun beroep (hier-mede ( (hiermede ) ons bewijzende dat niet alle arbeid adelt), toen zij met echten republikeinentrots en democratischengeld trots zoowel de rechten van geboorte en afkomst als de duur verworven rechten der dankbaarheid niet achtten ten opzichte van den Oranjetelg, die hun ter opvoeding was toebetrouwd.. Zij dongen zelf naar ’t oppergezag en daarom moest de prinsenzoon in het vergeet-boek ( vergeetboek ) worden teruggedrongen! Dit alles zette een stempel op Willem van Oranje en vergiftigde zijn ziel, waarin nu de eer-zucht ( eerzucht ) mateloos het hoofd verhief, terwijl het versp
den wettigen koning van Engeland, ten opzichte van de bekoorlijke jonge Maria, die hij zijn naam gegeven, maar wier kinderhart hij niet kon uitrukken, en dat gebloed heeft om den door den man barer liefde beroofden vader. Velen die deze dingen niet kunnen goed praten, .keuren nochtans ’s prinsen daad om zich de kroon van Engeland op de slapen te drukken, uitnemend goed, omdat Jacobus II be-hoorde ( behoorde ) tot de H. K. Kerk en Willem dus het groote Engeland in hoofdzaak voor het Protestantisme behield. Maar — wij staan niet stil bij de vraag of dit zulk een ontzaglijke weldaad is geweest — de quaestie omtrent recht of onrecht bepaalt zich ten slotte alleen tot het antwoord dat de eerlijke, ernstige mensch zich te geven heeft op de vraag: Zullen wij het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkome? — Dat zij verre. Wij willen hier niet eenmaal de twijfelende vraag uitspreken, of ’t wel waarlijk dat omhoog gestoken protestantsche beginsel, dus het heil der zielen was, dat Willem III tot dezen stap dreef, maar wij durven wel zeker in de straks besproken — in zijne jeugd gewekte — matelooze eerzucht een sterke drijfveer zien tot zijne handelingen. Maria, zijne trouwe, zelfopofferende gade, deed afstand, en terecht, van haar privilegie, om de kroon haars vaders te aan-vaarden ( aanvaarden ) ; terecht, want die kroon viel haar niet langs wettigen weg ten deel, en — zij wilde geen kroondraagster zijn zonder haar man. Willems eerzucht wordt echter geteekend door het feit dat hij nimmer naar Engeland zou zijn gegaan voor zijn onwettige daad, in dien hij niet het koninklijk woord van Maria had gehad, dat zij nimmer koningin zou willen zijn tenzij hij zelf regeerend koning werd. Kinderloos is zijn echt met deze ideale echtgenoote geweest, en een vroegtijdig graf heeft zij in haar vaderland gevonden. Was een en ander wellicht het loon op den onwettig ingeslagen weg, van de hand van Hem die nimmer den schuldige onschuldig houdt? Wij verlaten thans Torquay en
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer