Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-04; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-04; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-04
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
in den tijdkring die ons wacht. , Dat moge ons aan de eene zijde doen vreezen en ontrijoe- digen, aan den anderen kant beseffen wij dan ook te beter hoezeer wij Hem noodig hebben, die in alle goed werk ons wil leeren leiden en volmaken. Bij den blik op ons zelf, en op alles wat om ons heen dreigt en woelt en werkt, willen wij dus het nieuwe jaar begroeten met den stillen juichtoon des vertrouwens: • Als mijn God maar voor mij is wie is dan mij tegen ? Hij is alle macht te sterk en een bron van zegen. Zal Zijn trouwe Vaderhand mij in alles leiden. 'k Wil dan al wat komen zal met geduld verbeiden. f Mevr. W.
Bede ^roor
O God, die onze Vader zijt En door Uw gunst ons hart verblijdt, Uw liefd’ en zorg zij dag en nacht Door Uwe kindren dank gebracht. Blijf, Heer, ons zegenend nabij, Opdat ons pad beveiligd zij; Dat om der wille van Uw Zoon, Uw vrede in onze harten woon’. Overgenomen uit den Liederenbundel
Houd Vorstenhuis en volk in stand, Bescherm, behoed ons Vaderlaiid, En stort Uw heil en vadermin In ’t hart der dierbre Koningin. Zij heel ons leven en ons lot # Geborgen in Uw hand, o God, Tot wij, gevormd door vreugd en kruis, U zien in ’t heerlijk Vaderhuis. Mevr. W. verzameld door 11. W. S. 4e druk.
REISHERINNERINGEN. ui. I n vele opzichten zou men Londen eene wereldmarkt kunnen ƒ noemen. Daar is misschien geen gebied dat daar niet ver-tegenwoordigd ( vertegenwoordigd ) is en de verscheidenheid der geesten wordt hier op de treffendste wijze openbaar. Hier ziet men een ^ftraat-' prediker, op een hoogen stoep tot preekgestoelte, om zich heen een troepje haveloozen die hem roerloos aangapen en luis-teren, ( luisteren, ) en oppervlakkig-nieuwsgierig-doende voorbijgangers, die even stilstaan om te vernemen waarover „die man het heeft.” Daar eene afdeeling van het leger des heils die in haar excentrieke, opzienbarende en dus wereld-gelijkvormige klee- ding als een lange donkere schuifelslang zich door de drukke straten voortbeweegt, meenende Gode te verheerlijken en zielen te zaligen door luidruchtig hallelujageroep en oorverdoovende „krijgsmuziek”. Ginds laat in groote cathedralen de engelsche staatskerk hare eentonige litaniën hooren, als belachelijke namaak-Roomsch-Katholieke-kerkdienst. Elders weder vindt men ontelbare „chapels” van methodisten, baptisten of an-dere ( andere ) sekten, openstaan en den voorbijganger door orgeltonen of melodieusen zang tot binnentreden noodigend. Hier weder een roomsch-grieksche kapel, elders eene synagoge; ginds een vrijmetselaarsloge, verderop een volksgebouw van de socialisten, daar een prachtige, statige, Roomsch-Katholieke kerk. Overal gelegenheid in allerlei talen om de geesten te laten openbaar worden, en de geestelijke meeningen te verbreiden; overal vrijheid voor de vrije gedachte, het vrije woord, ook voor den vrijdenker, den godslasteraar,... tot op de openbare straat toe. Het was dienzelfden Zondag toen wij met onze gedachten bij het standbeeld van William Tyndale vertoefden, op weg-naar ( wegnaar ) de St. Pauls. De heerlijke zomerzon van den morgen was verdwenen en de lucht begon reeds zwaar te worden van wolken en nevelen, terwijl wij Trafalgarsquare bereikten; dit is een van de schoons
van Nelson en in breede kringen om de waterbassins, de oogen allen in één richting, n.1. de grondzuil of het voetstuk. Daar stond een man te redeneeren of liever het uit te schreeuwen om zich voor allen verstaanbaar te maken, en zijne hevige gebaren en zijn hartstochtelijk bewogen gezicht zeiden het ons al dadelijk dat wij hier met geen straatprediker te doen had-den. ( hadden. ) — Ja, ’t was ook iets heel anders, onze trouwe, altijd welwillende vraagbaken, de politiedienaren, hadden op onze vraag reeds geantwoord: ’t was een anarchistische meeting! Naar voren dringen, ons tusschen de volksmassa in begeven, was het werk van een oogenblik. Och, men is zoo veilig in zijn eenzaamheid, zijn onopgemerkt zijn en zich-vreemd- voelen in de wereldstad. En — daar kwam op dat oogen-blik ( oogenblik ) iets over mij van het zich-gewichtig-voelen van een reporter, die voor zijn Blad op de hoogte moet zijn van al wat om hem heen geschiedt. Want — ik dacht aan mijn jeugd tehuis, die ik zoo gaarne deelgenoot wilde maken van mijn indrukken en ondervindingen. Mijne indrukken van ’t geen ik hier zag en hoorde, ze zijn spoedig verteld. Liefst zou ik ze willen vergeten die kwaad-aardig ( kwaadaardig ) verwrongen mannenaangezichten, waarvan de meesten met woestheid van gebaren aan hun woord klem trachtten bij te zetten. Liever nog vergat ik de vrouwengestalten (er bevond zich op de trappen van het monument een heel gezelschap van deze voorstanders der anarchie), en de schel doordringende, ons toch nauwelijks in hun hoogheid bereikende, vrouwen-stemmen, ( vrouwenstemmen, ) die met al de onbeschaamdheid van het over-alles- heen-zijn der nieuwerwetsche vrouw (die haar vrouw-zijn heeft prijs gegeven) de theorie van bloed en wrake, van opstand en verzet, van Godloochening en gezagomverwerping stonden uit te gillen. De roode kokarde, zinnebeeld van hunne bloedvlag, op de borst, handen en armen in die onregelmatige, matelooze hevig-heid ( hevigheid ) van b
-- 4
Een grijs-grauw landschap, een donkere regenlucht, maken, eer we er op verdacht zijn, alles doodend-kil binnen in ons. De menschelijke ziel is gevoelig als het kwik van den baro-meter ( barometer ) en bewijst daardoor hare verwantschap met al ’t ge-schapene, ( geschapene, ) voortgekomen uit de hand van den eeuwigen Schepper. Naar Whitehall richten wij thans onze schreden. Zoude ik mogen hopen dat deze naam Whitehall voor mijne meer ont-wikkelde ( ontwikkelde ) lezeressen geen onbekende klank is? Zoude ik mogen onderstellen dat deze klank historische herinneringen wakker roept, van wat vroeger in den schooltijd geleerd en sedert wellicht vergeten werd? Waarom toch vergeten? — Ja, waarom is er zoo weinig liefde voor en lust tot de bestudeering of het onderhouden van geschiedenis onder onze meisjes? De geschiedrollen der volken bevatten zulk eene grootsche prediking! — Is het ook omdat deze studie tot nu toe wellicht te dor en doodend, als slechts eene opsomming van feiten werd onderwezen ? Werden die feiten ons nooit voor oogen gesteld als gevolgen van oor-zaken, ( oorzaken, ) waartusschen zulk een ontzaglijk verband bestaat? Leefden de groote figuren wel ooit voor ons? Gaven wij wel ooit de liefde en sympathie van ons hart aan een volk, een dynastie of wel bizondere personen buiten ons eigen, enge kringetje om? Had ze wel ooit voor onze wereld- en levens-beschouwing ( levensbeschouwing ) iets te zeggen, die geschiedenis der menschheid, waarvan wij een ondeelbaar onderdeel zijn, maar waaraan we toch onlosmakelijk zijn verbonden? Vormden wij wel ooit, als zelfstandig-denkende menschen, niet gedachteloos-blijvend in ’tgeen wij geleerd hebben, onze eigen ideeën en conclusiën omtrent dat wat wij vernamen, och, nog maar zoo opper-vlakkig ( oppervlakkig ) vernamen, van. ’tgeen daar werd afgespeeld op het groote schouwtooneel der wereld? Ook dat schouwtooneel is een boek des gerichts! Ook daar, en aangrijpend ernstig en ontroer
plebeeër, zich met koningsbloed bevlekt, en deze schandvlek kan nimmer uitgewischt worden. Enkele voetstappen verwijderd van het moordschavot staat het standbeeld van Jacobus II, Kareis ongelukkigen tweeden zoon, die in later dagen van troon en erve der vaderen ver-jaagd ( verjaagd ) werd. Ook zijne geschiedenis geeft veel te zeggen en te denken, maar het is voor ditmaal genoeg. Niemand meene dat wij Karel I Stuart idealiseeren of onschuldig pleiten. Ook hij heeft gedwaald en gezondigd, maar aan hem en zijn geslacht is dan ook de ontzaglijke waarheid bevestigd: De wereldgeschiedenis is het wereldgericht! Dit neemt echter niet weg dat Cromwell en zijn partijslaven als koningsmoorders gebrandmerkt staan voor de wereld en in het oog van Hem, die den schuldige geenszins onschuldig houdt. H. W. S. B O E K B E O 0 R I) E E I, I N G. HET EENE NOODIGE door A. de Savornin Lohman. In een zeer lezenswaardig stuk in de Stemmen voor Waar-heid ( Waarheid ) en Vrede van Dec., waarin ook over lektuur gehandeld wordt, trok het volgende mijne aandacht: „Tegenspreken moeten wij, dat een waarschuwend: „’t Is een slecht boek”, altijd juist prikkelt om het te lezen; voor een goed deel komt het er op aan, opvoeder, wie gij zijt voor uw jonger, waar gij zoo waarschuwt.” Deze woorden bevestigden mij in mijn voornemen, om boven-genoemd ( bovengenoemd ) boek hier te bespreken. Wel kan ik mij met de tegenspraak van den Heer Hobma niet ten volle vereenigen; eene waarschuwing tegen het lezen van een slecht boek prikkelt inderdaad velen om er naar te grijpen, maar toch, bedenkend, dat het er ook voor onze Redactie op aankomt, wat wij voor onze lezeressen zijn, of wij haar vertrouwen bezitten, of zij gelooven in onze ernstige bedoeling om in al onze uitingen hare belangen te bevorderen, geloof ik dat wel velen naar onze waarschuwende stem zullen willen luisteren. Mijn voornemen is niet hier eene uitvoerige recensie te geven van A. de Savornin Lohman’s jongste pennevrucht; a
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer