Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-10; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-10; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1897-03-10
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
leid willen worden. O, mijn jonge lezeressen, hoe veel z&u ik niet tegen u willen zeggen, om u te verzekeren van mijn innig verlangen om n gelukkig en blijde te zien in den dienst van Hem die de volkomen toewijding van ons hart en leven waardig is. Het is mij bekend koevele stemmen u uitnoodigen om tot hen te komen, die u willen leeren en onderwijzen en voor-lichten ( voorlichten ) in alles en allerlei! Niet alleen in de gewone dingen van het geestelijk leven, maar in nog zooveel andere, die ik— gansch ongewoon mag noemen. Bijna zou ik het aldus willen veorstellen: op de markt des geestelijken levens is van alles te koop! En vele, vooral jonge menschen treden toe en n^men en koopen, om later te bespeuren dat het verzamelde geens-zins ( geenszins ) aan de behoeften des harten voldoet. En terwijl zij het doen, dringt met droeven klank een stem tot haar door, die aldus spreekt: „Mijn volk heeft twee boos^ heden gedaan. Mij, de springader des levenden waters, hebben zij verlaten om zich zelven bakken uit te houwen, gebroken bakken die geen water houden.” O, de stem die aldus spjeekt is niet onbekend! Ook tot u komt zij en noodigt u uit de gebroken bakken waarop gij gebouwd en gesteund hebt te laten varen, en Hem, uw Leidsman, Uw Besten Vriend geheel uw vertrouwen te schenken en op Zijn hulp te rekenen. Maar altijd zal Zijn raad aan u om tot vrede en geluk te komen dezelfde zijn: „Bid om den Heiligen Geest, en onder-zoek ( onderzoek ) mijn Woord.” 1 Laat dit middel u niet te eenvoudig zijn, mijn jonge leze-ressen, ( lezeressen, ) in waarheid bevat het al wat gij behoeft. De Heilige Geest, zoo heeft de Heiland zelf beloofd, zal ons in de waar-heid ( waarheid ) leiden, en ons Christus leeren kennen. Die waarheid, dat leven is aanwezig, wij mogen komen omdat alle dingen gereed zijn, wij behoeven slechts daarin geleid te worden, en dat doet de Heilige Geest. ‘ 9 O, ik weet het, daar zijn er onder u, die vreezen „dat er nog zooveel aan
Koning Saul en zijne Familie. i Sam. io : 9, i Sam. 16 : 15. j/\[ist gij het wel, mijne lezeressen, dat deze Saul zulk een ' s ' ontelbaar groote familie had, en dat zijn nageslacht nog onder ons voortleeft? Wist gij het wel, dat deze ongelukkige koning met zijn tragische levensgeschiedenis de kinderen zijns geestes bij hon-derden ( honderden ) onder ons aantreft? Ja, wist gij het wel, dat wij, gij en ik, wel vaak in sommige tijdperken, of dagen, of mogelijk maar uren van ons leven zeer nauw aan hem verwant zijn? Wat was dat toch eigenlijk met dien eersten koning van Israël? Waarom noemde ik zijn levensgeschiedenis zoo droe-vig? ( droevig? ) En wat kan er in ons zijn, dat ons aan hem verwant maakt ? Als de zon die opgaat in hare kracht, alzoo was zijn levens-morgen ( levensmorgen ) ! Aangewezen door God (niet uitverkoren als David) maar toch aangewezen als de man die heerschen zou over zijn volk, stond dezen eersten kroondrager van Israël een heerlijke, zonnige toekomst te wachten. Schoon en krachtig, forsch en fier, tegelijk ootmoedig en beminnelijk, was de jeugdige man tot den troon geroepen en gezalfd met de beste gave des hemels, Gods Heilige Geest. Hoe is dit veelbelovend leven geworden tot een verloren, tot een gansch en al mislukt leven? Hoe kwam er in deze
met God begonnen loopbaan een dag, waarboven met sombere letters gegraveerd staat: „en de geest Gods week van Saul en een booze geest verschrikte hem.” En later nog tot twee-maal ( tweemaal ) toe: „de Heer was van Saul geweken?” Laat ons even nagaan welke de schakels waren, die het zoo heerlijk begonnen leven van dezen man tot verachting brachten, wat .het werk des geestes Gods in hem vernielde, wat de stem Gods voor hem onhoorbaar maakte. Vele schakels vormen een langen keten en deze keten leidt naar Boven of wel hij voert naar beneden. Zóó was het met hem, zoo is het met ons! Eerst sloop de hoogmoed zijn hart binnen, en hoogmoed leidt noodzakelijk tot ongehoorzaamheid (1 Sam. 13). Wie het niet zeer nauw neemt met Gods wil, die sluit eenvoudig het venster dat altijd geopend moet zijn, die brengt verhinde-ring ( verhindering ) in zijn gebed en verwaarloost het ten slotte. — Toen onbedachtzame eeden, willekeurige handelingen als van eenen die naar de leiding des Geestes niet vraagt (1 Sam. 14). Daarna voorbedachte ongehoorzaamheid, smadelijk voorbijzien van Gods bevelen, eigenbaat, hebzucht, leugen, dien dag waarop hij streed tegen Amalek en nog zoo kennelijk Gods trouw ondervond (1 Sam. 15). Daarna sloop in dit van Gods genade verachterde hart afgunst, nijd, onbeteugelde hartstocht, — geen wonder immers. Wie God niet toelaat de teugels van zijn leven vast te houden, die wordt vastgeklonken aan de ijzeren ketenen der zonde; wie het oor doof houdt voor de waarschuwende stem van Gods Geest, die stelt zich daardoor alleen reeds in de macht van den Booze. Op deze wijze werden de schakels gevormd langs welke koning Saul afzakte, al lager en lager, al dieper en dieper, al verder van God af, tot het eindelijk van hem geschreven stond: „de Heer was van Saul geweken,” en als noodzakelijk gevolg: „en een booze geest verschrikte hem.” Velen willen daar niet aan, aan dat laatste, is het niet zoo ? Velen spreken ’t mij tegen, ik weet het best, dat „noodzakelijk ge
te houden, de nabijheid en de gemeenschap en de helpende, dragende liefde van onzen Heer en Heiland, opdat wij steeds minder geesteskinderen van koning Saul, en steeds meer vrij-gemaakte ( vrijgemaakte ) kinderen des Koninkrijks mogen worden! H. W. S.
B K X) ZE. Heer, heilig elk gevoel mijns harten En woon daarin met uwen Geest, Bij vreugd zoowel als onder smarten Geld’ Uwe liefd’, Uw eer mij ’t meest. Geef mij dien zin, die enkel vraagt Naar ’t geen Uw wijzen wil behaagt. Ach, wensch op wensch houdt mij gevangen, En verontrust mijn zwak gemoed, Leer mij alleen naar U verlangen, O hoogst en onvergank’lijk goed. Buig onder Uwe heerschappij Mijn kranke ziel, zoo is zij vrij ! Des Amorie v. d. Hoeven.
Geachte Redactrice! Gaarne zou ik in ons blaadje uw gevoelen en dat van an-dere ( andere ) bondsleden eens willen vragen over het schrijven van Ds. J. H. Gunning, onlangs in het blaadje Pniël, over dia- conessenarbeid. Op mij maakte het een onaangenamen indruk. Ik vond er iets ruws in, iets dat mij pijn deed, en later hoorde ik dat dit ook het geval was met andere meisjes. Ook vond ik in .die oproeping iets tegenstrijdigs. Ds. G. ver-maant ( vermaant ) de jonge meisjes niet langer eindelooze borduursels te maken, niet langer uit te zitten kijken in de hoop dat er eens iemand zal komen om hen ten huwelijk te vragen. Neen, zij moeten maar naar Utrecht komen en zich voor het heerlijk Diaconessen werk aanbieden. Maar — gij ziet er is een maar bij — zij moeten: goed ontwikkeld zijn; geen lichaamsgebreken of ziekelijke hoeda-nigheden ( hoedanigheden ) hebben en niet teringachtig zijn, en .... helaas arme schepseltjes — ook niet ongelukkig zijn door een teleurge-stelde ( teleurgestelde ) liefde ! Wat dunkt u, lieve Redactrice en bondsleden, zouden er wel veel meisjes komen op die oproeping. Mij dunkt, dat meis-jes ( meisjes ) die eindelooze borduursels maken en steeds uitzien naar een man, al heel onbeduidende schepseltjes moeten zijn, zeer ongeschikt voor dit werk en ook niet goed ontwikkeld. Waar zouden zij de kracht én de volharding van daan halen voor den zoo moeilijken proeftijd? Daar zij niet door noodzakelijk-heid ( noodzakelijkheid ) gewend zijn hare handen uit den mouw te steken, moeten zij van nature al heel sterk zijn en veel spierkracht bezitten om door dien tijd heen te komen. Verscheidene mijner kennissen toch zijn met heel veel lust en moed begonnen, maar haar krachten schoten spoedig te kort, door dat zij, ofschoon geen zwakkelingetjes, zooals de hierboven genoemde meisjes, toch niet berekend waren voor de ongewone werkzaamheden die zij moesten doen. In som-mige ( sommige ) gestichten toch moeten zij z
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer