Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-08; p. 4

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-08; p. 4
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
4
Datum:
1897-03-08
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
1
i i
MGKT’ ÄA BTOSTSÄ»
Somber moog’ de dag verrijzen: Straks verschijnt het zonlicht weêr, En voor Zijne gunstbewijzen Looft en dankt gij blij den Heer; Woeden ruwe stormen vlagen: Zie! dat zuivert d’ atmosfeer; Straks weer komen blijde dagen En uw ziele schreit niet meer! Hoop! ook zelfs in ’t diepste duister. Schijnt geen starre in uw nacht: Met vernieuwden glans en luister Rijst de dag eens, vol van pracht! Blijf maar stil den Heer verbeiden, Hij alleen, Hij schenkt ons kracht, Kracht tot dragen, hopen, lijden, Daarom ’t al van Hem gewacht! Den Haag. Maria L. DE NOODLOTTIGE PIJL. (Naverteld door H. W. S.)
{Slot). HOOFDSTTTK X. DE NOODLOTTIGE PIJL. „Zie,” riep Elda, „de schaduwen van den nacht beginnen te wijken, God heft den sluier van de schoone aarde op; de zon gaat op!” „Het pad des rechtvaardigen is als een schijnend licht, voort-gaande ( voortgaande ) en schijnende tot den vollen dag toe”, zeide Alfeus, terwijl hij het natuurtooneel voor zich gadesloeg. „O mijn leeraar”, hervatte Elda, terwijl het bloed haar naar de wangen steeg; „wij zijn nu op het punt om het romein- sche kamp te bereiken, niet wetend of wij er vijand of vriend zullen vinden. Wie weet wat één enkele dag ons aanbrengt, of hoe spoedig ik van mijn gids kan gescheiden worden! Ware ik minder onwaardig, dan zou ik vragen ... O, zeg mij is het vermetel om den doop van uwe hand te begeeren? Hoe zou mij dat wapenen tegen de gevaren die mij bedreigen, mijn moed, mijn geloof versterken, en mij doen gevoelen dat ik inderdaad een dienstmaagd des Heeren, een lid van Zijne gemeente ben. „Ik heb slaven gezien,” ging zij met klimmenden ernst voort, „die zoo diep den stempel van hun eigenaar op hunne borst hadden ingebrand, dat niets dien kon uitwisschen. Is de doop niet de stempel van onzen Heiland op degenen die de Zijnen zijn? Mag een liefhebbend hart dien stempel niet ontvangen?” Het was niet meer Elda, het kind dat hier sprak; de ge-beurtenissen ( gebeurtenissen ) der laatste dagen en nachten, hadden haar geest gerijpt, meer dan de jaren konden doen. „Weet gij wat ge begeert?” vroeg Alfeus... „Als gij uwen Heer en Meester trouw belooft, zijt gij dan bereid evenals mijne Anna afstand te doen van alle zonden, den strijd te aan-vaarden ( aanvaarden ) tegen een vijandige wereld en uw eigen dwalend hart, en uw leven den Heiland te wijden?” „Alles wat ik heb, ontving ik van Hem; alles wat ik lief-heb, ( liefheb, ) zou ik voor Hem willen prijsgeven,” sprak het meisje naar boven ziende. Niet ver van de grot waar de vluchtelingen een schuilplaats hadden gevonden, drong een kleine bee
jonge bloem die begint te ontluiken door de zonnewarmte, in al de frischheid en bekoorlijkheid van een lentedag. Zij waren echter niet onopgemerkt uit hun schuilplaats getreden. Een paar oogen sloeg hen gade, terwijl zij bij het beekje neer- kn elden, en volgde elke beweging die zij maakten. Oogen waren het, niet van het roofdier dat loert op zijn prooi, neen, liet rocfdier had zich teruggetrokken voor den dageraad. Neen, maar oogen, erger dan van een roofdier, oogen die van bloed-dorst ( bloeddorst ) flikkerden. Uriël de priester had het spoor der vluchte-lingen ( vluchtelingen ) gevonden, had den afdruk hunner voetstappen gevolgd, en het was niet zijn harp die hij in de hand gekneld had, niet de snaren deed hij tokkelen, terw'ijl beide handen zich bewogen. Hij zag niets van de zon en haar opgaande heer-lijkheid; ( heerlijkheid; ) zijne ziel was donker'als de troebele wateren, die daar voortbruisten aan zijn voet. Juist was de stille plechtigheid geëindigd, en had Alfeus de jeugdige christin gezegend, toen Elda de oogen opheffende het gevaar zag dat haar bedreigde. Juist had Uriël den boog gespannen; daar was geen tijd om te waarschuwen; met de edelmoedigheid der eerste jeugdige toewijding wierp zij zich voor den grijsaard, en ving in haar eigen borst de noodlottige pijl op, die voor het hart van haar we.doener bestemd was. Ook in dit ontzettend oogenblik ver-loor ( verloor ) de christen zijn tegenwoordigheid van geest niet. Hij ving het gewonde meisje in zijne armen op, en droeg haar met in-spanning ( inspanning ) van al zijne krachten naar de schuilplaats in de grot. Maar ach, met welk een zielsangst knielde hij toen bij 1 , 1 .... K" 4. .1 -. J. .. 4 .1. - ,1. llclcij- HtJlWlj di /JCbg lllj ICÜUO UC OOJL1CLV4 LI VV VLOO U.WL4CJ V' V OL M.O smartelijk verwrongen trekken glijden. Hij greep haar ijskoude hand; Elda opende de oogen, en een zwakke glimlach speelde om hare lippen. „Mijn Vader heeft mij Zijne boodschap juist in t
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer