Bibliotheek

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-08; p. 2

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-08; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1897-03-08
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
vredelooze harten, die den vrede niet willen en het licht niet zoeken, de raadzaal en „gaan een iegelijk naar zijn huis”. „Een iegelijk naar zijn huis”. Geen twee gaan er te samen! Geen band, geen vriendschap, geen blijvend samengaan mogelijk tusschen degenen die van Christus zich afkeeren. Dit was de tweede bladzijde in Nicodemus’ levensboek! De Stad Davids is geworden de stad des bloeds; het Jeru-salem ( Jerusalem ) dat zijne profeten doodt, heeft ook den Zoon niet ontzien. Daar ginds, even buiten de poort, op Golgotha’s heuveltop, heeft het groote werelddrama plaats gehad. Daar is de diepste vernedering ondergaan, het bitterst lijden geleden, daar is de profeet uit Galilea, de zich noemende Koning der Joden, ge-worden ( geworden ) tot een aanfluiting en smaad; daar is de Verwachting Israëls ondergegaan in den Kruiseling aan het hout des vloeks. Voor waar, daar was geloof toe noodig, een geloof dat alleen door de kracht des Heiligen Geestes gewerkt wordt, om door de schijnbare nederlaag heen nochtans in de overwinning te gelooven; om na de klacht der diepste verlatenheid nog te vertrouwen op den triomfkreet, die van die stervende lippen was gekomen eer het einde daar was; om in dezen meest verachten aller menschenkinderen den Koning der eere te pien. Inderdaad, daar was moed toe noodig, een moed die over den dood heen de eeuwigheid had aanschouwd, om, nu de vijand volkomen getriomfeerd had, nu alles verloren scheen, den naam des Nazareners te belijden, Zijn vriend en discipel zich te noemen. „Josef van Arimathea, die een discipel van Jesus was, bad Pilatus dat hij het lichaam van Jesus mocht wegnemen .... Hij dan ging en nam het lichaam van Jesus weg. En ïbico- demus kwam ook, brengende een mengsel van mirre en aloë, omstreeks honderd ponden gewiekts.” üie beide raadsheeren nu, namen het lichaam van den Man van Smarte af van het kruis en begroeven Hem in Josef’s hof in een nieuw graf. .... En Nicodemus kwam ook! Wie zal zeggen wat er omgegaan is in
Hebt gï| Bij lief? „Hebt gij Mij lief?” — Gij zijt Mij liefde schuldig: Mijn juk is zacht en mijn last is licht Heb ik niet steeds gewillig en geduldig In graaz’ge weiden uwen voet gericht? Wilde Ik nog niet voor u in d’ afgrond wagen? U op mijn schouder over d’ afgrond dragen? „Hebt gij Mij lief?”
„Hebt gij Mij lief?” wil dan mijn lammeren weiden, Vooral de kleinen bind Ik op u op ’t hart; Gij moet hen zachtkens tot Mij opwaarts leiden, Beveiligen voor zonde en zondesmart. Zoo Gij Mij lief hebt, toon het dan aan dezen; Wat gij hun goed doet hebt g’ aan Mij bewezen. „Hebt gij Mij lief?” „Hebt gij Mij lief?” — Heer, Gij weet alle dingen, Gij weet ook wat er aan mijn liefde ontbreekt. O laat een vuur der liefde vrij doordringen Dat heel mijn hart in laaie gloed ontsteekt, Geef mij gena, om op de vraag des Heeren Te zeggen: „Heer, ’k wensch üwe liefde te eeren. Ik heb u lief!" Uit de Palmbladen van Karl Gerock, door Dr. J. Hikmens nagezongen. Uitgave van de Bibliotheek voor Zondagschool en Huisgezin.
CTOSEiF’S HOF. I n Josef’s hof — daar waaien de palmen, hemelsche geuren r den lijdenden aan! Josef’s hof, verkondiger van goede boodschap! in het ge-ritsel ( geritsel ) uwer bladeren, in den zang uwer vogelen, in der zonne-stralen ( zonnestralen ) licht dat door uwe boomkruinen heendringt, ruischt den balling van Eden het lied der overwinning, het lied der vrijmaking tegen, tegelijk met het lied des lofs en der her-stelde ( herstelde ) harmonie. Harmonie tusschen hemel en aarde! Josef’s hof! Wie onzer heeft met een Nicodemus niet alleen het kleed der eigengerechtigheid, maar ook de windselen van den eigenwaan, die het hoogmoedige hart kunnen omstrikken, afgelegd? Waarlijk afgelegd? Op den somberen kruisheuvel is ons dan het hout des vloeks ontkiemd tot den Boom des nieuwen Levens, die onder zijne wortelen begraven heeft, al wat daar aan gewaande deugd en heerlijkheid aan ons was. Hebben wij daar waarlijk met Nicodemus gestaan? Peinzend dalen wij dan af van Golgotha naar den schoenen hof, waar zangen der eeuwigheid ons tegenruisehen. Hier, hier eerst ver-staan ( verstaan ) wij volkomen den triomfkreet des goddelijken Lijders: „het is volbracht”; hier, waar de dood verslonden is tot over-winning; ( overwinning; ) hier, waar de bezoldiging der zonde is betaald — betaald door den Eenige die bij machte was te betalen, door Hem, den Schuldelooze, den Zondelooze, door Hem den Vorst der eeuwigheid, den Beheerscher van dood en graf. Onder allen die in, of in den omtrek van Josef’s hof Zijn verheerlijkt lichaam hebben aanschouwd, de werkelijkheid Zijner opgewekte Heilandsgestalte met eigen oogen gezien, meer nog aan eigen hart en ziel hebben ervaren, zijn daar twee menschen van wie ik mij maar niet kon losrukken in deze weken, wier droefheid, wier berouw en zielsangst ik mee heb geleefd en in wier vernieuwde zielsblijdschap mij de heer-lijkheid ( heerlijkheid ) van den Gekruiste en Verrezene, die dood geweest is en ziet Hij lee
En Maria v. Magdala was een zondares geweest, — maar een boetvaardige! Willen wij niet haar gelijk worden en van nu aan, te dezer zelfder ure, onzen Heiland te voet vallen? En Simon Bar-Jona? de verloochenaar van zijnen Heer, der discipelen zwakste! Ook aan hem is barmhartigheid geschied, aan hem het eerst van der jongerental. — Hoe klopt ons het hart van medegevoel als wij den opbruisenden, altijd haastigen Simon, thans met aarzelende, bezwaarde schreden achter Johannes aan naar Josef’s hof zien gaan, om zich van het ledige graf te overtuigen. Hij voelt zich onwaardig een discipel genaamd te worden en de schuld die nog zwaar als lood op zijn ziel drukt, belet hem de hope der opstanding plaats te geven in zijn hart. Wat uren zijn daar over hem heen gegaan, sedert hij van uit Cajafas’ raadzaal voor het laatst des Meesters oog ont-moette! ( ontmoette! ) uren die den gewaanden sterke hebben afgebroken en verbroken — juist daarom en daardoor uren der voorbe-reiding ( voorbereiding ) om den zwakkeling tot een Rotsman, tot een Petrus te vormen. „Zeg den discipelen en Petrus’’, ziedaar het eerste woord des Verrezenen tot de vriendinnen uit Galilea! Hoe arm staat toch het ongeloof — en eenigen mijner lezeressen houden het mij ten goede, maar naar het woord der Schrift, waarvoor ik in gehoorzaamheid mij buige, is dit het ongeloof, dat wij in den Zone Gods, den Opgewekten uit de dooden niet gelooven — hoe arm staat het tegenover de Paasch-heilmare, en hoe troosteloos, hoe sprakeloos en on-machtig ( onmachtig ) staat het tegenover de harten die zich leerden kennen in hun zelfverlorenheid gelijk Petrus. — Die enkele woorden: „èn aan Petrus” openbaren aan ieder die den nood van zijn eigen zondaarshart leerde kennen, de diepte der ontferming, die alleen een levende Heiland kan tentoonspreiden. Waar, wanneer het geweest is, weten we niet; ik stel mij echter bij voorkeur de stille omgeving van Josef’s hof voor; maar dienzelfden dag nog is voor Simon Petrus h
Ons Bonds-Ensigne (Bondsteeken). j'-J u onder de leden van onzen Bond, niet van enkele zijden, r zooals tot nu toe, maar van vele kanten gevraagd wordt naar en aangedrongen op een Bondsteeken, nu wilde ik de zaak niet langer laten rusten, maar heb ik daarover Mevrouw Wildeboer geraadpleegd. Mevr. Wildeboer toch heeft het eerst en geheel oorspronke-lijk, ( oorspronkelijk, ) de gedachte van den Nederlandschen Meisjesbond gevormd. Zij is dus de eigenlijke stichteres van onzen Bond, en als zoo-danig ( zoodanig ) heeft zij het eerste en meeste recht van spreken. Tot veler blijdschap zeker, kan ik meedeelen dat Mevr. W. er zeer vóór is om een algemeen Bondsteeken voor onze leden vast te stellen, en dezen wensch van den beginne af aan ge-koesterd ( gekoesterd ) heeft. Dientengevolge doe ik nu het volgende voorstel: Laten de leden die er ook vóór zijn, hare gedachten eens doen gaan over dat Bonds-ensigne; ik bedoel een schets maken, een voor-stel ( voorstel ) doen, een teekening inleveren. Het moet klein, smaakvol en zinrijk zijn. Teekeningen of voorstellen moeten mij toegezonden worden; ik stelde mij van mijne zijde reeds op de hoogte van het ensigne van het jonge-lingsverbond, ( jongelingsverbond, ) dat mij door de welwillendheid van een zijner leden werd bezorgd. Met Mevr. W. hoop ik later eene keus te doen uit alle
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer