Beleggen in de 19e eeuw
Een vrijwilligster van ons project Waarvan Akte! krijgt deze akten onder ogen en merkt op: Johanna heeft zich wel heel snel bedacht over haar testament!
Op 5 mei 1876 laat Johanna Hesterina Wammes, echtgenote van Lambertus Krämer, een testament opmaken bij notaris Lambert Joän Bernard Carel van Kessel te Rumpt. Op 6 mei, een dag later, laat ze echter opnieuw haar testament registreren. Waren de erfdelen niet allemaal beschreven, wijzigde ze de verdeling onder de erfgenamen of paste ze zelfs de namen van de erfgenamen aan? Een wijziging binnen een dag maakt nieuwsgierig en is zeker opmerkelijk te noemen.
Vast te stellen is dat ze overlijdt op 10 februari 1879 te Beesd, oud 72 jaar. Ze laat haar echtgenoot, Lambertus Kremer, achter. Voor beiden staat vermeld: zonder beroep. Dit doet vermoeden dat zij inkomsten ontvangen uit handel, verpachting of rente van beleggingen en dus een bemiddeld echtpaar waren. Hoe rijk waren ze eigenlijk en hoe vergaarden ze deze rijkdom? Overlijdensakte Hesterina Johanna Wammes, Beesd 10-02-1879 Echtgenoot Lambertus Krämer , ook wel, Kremer, overlijdt in 1886 op 22 juni te Beesd.Overlijdensakte Lambertus Kremer, Beesd 22-06-1886
Memorie van successie
Vanaf 1806 waren erfgenamen verplicht aangifte te doen van de waarde van de nalatenschap. Deze aangifte heette een memorie van successie. Hierin stond een berekening van de erfbelasting die iemand moest betalen.
Voor onderzoek naar personen zijn deze memories van successie een waardevolle bron. Naam, plaats en datum van overlijden, burgerlijke staat, namen en woonplaatsen van alle erfgenamen, een overzicht van het bezit aan onroerende goederen, mét bijbehorende gegevens uit het kadaster van na 1832 staan alle vermeld. Ook staat vermeld of een testament aanwezig was of een akte van huwelijkse voorwaarden.
Alle bezittingen met hun waarde waarover erfbelasting moest worden betaald, werden gedetailleerd beschreven in de memorie. Bijvoorbeeld de waarde van inboedel, handelswaren, contanten, erfpachten, grondrenten, lijfrenten, effecten, belangen in andere ondernemingen en inkomsten als loon, pacht, huur en renten. Ook werd vermeld of de overledene nog geld tegoed had of juist iemand iets schuldig was.Memorie van successie Lambertus KremerZo valt in de memorie van successie van Lambertus Kremer te lezen dat hij in algeheele gemeenschap van goederen was gehuwd met Johanna Hesterina Wammes. Ze kregen geene kinderen. Bij het overlijden van Johanna legateerde ze haar echtgenoot Lambertus voor het vruchtgebruik van harer geheele nalatenschap gedurende zijner leven. Ook wordt het testament van Johanna Hesterina Wammes van 6 mei 1876 aangehaald met de daarin genoemde erfgenamen.Na het overlijden van Lambertus wordt het testament van Johanna van kracht voor haar helft van de erfenis, die gedetailleerd wordt beschreven. Een gewichtige zaak, gezien de waarde van de erfenis in aandeelen en obligaties. De totale waarde van hun gemeenschappelijk nalatenschap is ƒ24.185,17. Eerst wordt de helft gereserveerd voor verdeling van de erfenis aan de erfgenamen van Johanna. Vervolgens worden opstaande bedragen voor ontvangst en betaling verrekend. De nalatenschap van Lambertus wordt ten slotte toebedeeld aan de kinderen van de tevens overleden zus van Lambertus, Elisabeth Kremer.
Lambertus is daarmee met recht een suikeroom te noemen. De twee kinderen, zijn neef en nicht, ontvangen samen een bedrag van ƒ12.219,11.
Beleggen in obligaties en aandelen
Nu is dus duidelijk hoe rijk Johanna en Lambertus eigenlijk waren en begrijp je ook dat Johanna geen moment heeft getwijfeld toen ze vond dat het testament toch moest worden veranderd. Johanna en Lambertus blijken bij leven hun vermogen belegd te hebben in nationale en internationale beleggingen. Vooral buitenlandse aandelen en obligaties, zoals obligaties ten laste van Portugal, Rusland, Turkije en Oostenrijk en aandelen in de Groote Russische Spoorweg Maatschappij. Vanaf het midden van de 19e eeuw kwamen veel Russische spoorwegen op de beurs. Eerst via bemiddeling van handelshuizen die van oudsher veel contacten hadden in Rusland. Later verzorgden ook effectenhuizen Russische spoorweguitgiften. Het gemiddelde rendement was hooguit 5%. Het waren beleggingen met een laag risico omdat de Russische staat er garant voor stond. Hier kwam in 1917 een eind aan doordat alle Russische effecten ongeldig werden verklaard na de Russische revolutie.