Beeldbank

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-11; p. 2
Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-11; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1897-03-11
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
enkel vriendelijk woord. Haar eenige troost vond zij in den zang; uit den schat van schoone liederen rees nu het eene, dan het andere bemoedigende lied in haar geheugen op en met haar liefelijke stem zong zij, soms, zooals zij later zeide, om zichzelve het schreien te beletten, en de wonderbare kracht der melodie en der schoone woorden bracht altijd weêr den vrede terug in haar gemoed. Gelukkig maakte de zieke seen aanmerking hierop, en het scheen zelfs dat somtijds de zalhte tonen ook haar weldadig aandeden, maar voor het overige kwam geen verandering in den droevigen zielstoestand. Het vervallen gelaat teekende nog altijd de bittere stemming, en in plaats van een woord van dank kwamen niet anders dan klachten en scherpe verwijtingen over hare lippen. Och, wij anders zoo zwakke menschen, hoe sterk zijn wij als het er op aankomt ons in onze ziel tegen God te verzetten, den toegang van ons hart voor Hem te sluiten! bittere ondervin-ding ( ondervinding ) die wij allen meer of minder opdoen. — Maar de trouwe verpleegster ging voort met haar gebed voor het arme ver-doolde ( verdoolde ) schaap, en ging voort in de betooning van haar Ifefde en geduld, en ziet, eindelijk kwam het oogenblik der velioo- ring. Op een dag werd de zieke door eene hevige benauwdheid overvallen; in dat vreeselijk oogenblik liet zij het hoofd resten tegen de borst barer verpleegster, die in gebogen houding bij haar stond. En „zuster” betoonde zich in die moeielijke oogenblikken eene rechte liefdezuster te zijn ; met de grootste zorg bracht zij haar patient in eene houding, waarbij de ademhaling minder moeielijk ging, en zij zag tot hare groote blijdschap dp Li be-nauwdheid ( benauwdheid ) zachtjes aan wijken en de zieke na eene po^s in hare armen insluimeren. Voor haar zelve was de gebogen houding buitengewoon vermoeiend, maar uit vrees dat de zieke wakker mocht worden, bleef zij onbewegelijk staan en zag met de grootste deernis neêr op het bleeke gelaat, in haar armen rust
Er kan in ’t hart des menschen Een wondre vrede zijn! ’t Kan juichend psalmen zingen, Ook onder smart en pijn. Hoe meer van alle steunsels Ons harte wordt ontbloot, Hoe meer wij willen rusten Als kindren in Gods schoot.
En midden in het strijden Gevoelt men meer en meer: Niet anders daalt de vrede In onze ziele neêr. Het meest verbrijzeld harte Wordt eens door God geheeld. Die alles gaf verloren, Die wordt het rijkst bedeeld. Geka.
Ingezonden. Geachte Redactrice! „Men wordt er nooit minder door wanneer men ongelijk bekent,” zei mij eens mijn onvergefelijke Rector Lr. Beijnen, en zoo wil ik dan aanstonds bekennen dat er in mijn Pniël- stukje over de Diakonessen, dat gij en „een Bondslid” in Uw jongste maandblad bespraken, inderdaad iets ruws en onteers is, dat ik zelf betreur. Vooral erken ik ook dat er iets tegenstrij
digs in was, tegen mijn zin en bedoelen in, natuurlijk. Want waarlijk het is allerminst mijn wensch dat „vrouwelijke nulli-teiten” ( nulliteiten” ) zich tot deze taak zullen aangorden ! Ik bedoelde ongeveer dit te zeggen: „jonge meisjes mit alle standen! daar zijn er velen onder u, die geen directe huise-lijke ( huiselijke ) plichten hebben ; die overvloed van tijd, gaven en krachten bezitten, die eigenlijk niet tot hun recht komen — kon het wellicht Gods wil zijn dat gij u aan de schoone Diakonessen- taak wijden gingt?” En daarbij wees ik dan op enkele verkeerde drijfveeren, die menig jong meisje deden aangeven voor dit werk, en op enkele lichamelijke eischen, zonder welke men het niet volhouden kan. Nog eens, ik deed dit wat ruw, maar men zal toch goed doen er op te letten. Het diakonessenwerk is schoon maar zwaar. Naar mijn overtuiging vergt men soms te veel van de zusters, en behoort er ook meer dan gewoonlijk geschiedt op het ver-schil ( verschil ) in aanleg, lichaamskracht, stand en ontwikkeling gelet te worden bij de aanwijzing van het werk, dan wel eens ge-schiedt. ( geschiedt. ) Trouwens — daar komt, ook een kentering in menig Huis ten deze opzichte, en ik kan verklaren dat „zalen schrob-ben, ( schrobben, ) kribben schoonmaken, aan groote waschtobben staan”, ja lange nachtwaken paren aan onvoldoende rust over dag, vol-strekt ( volstrekt ) niet regel zijn in de huizen, die ik de eer 'heb te ken-nen, ( kennen, ) al geef ik toe dat het soms wel eens te druk voor som-mige ( sommige ) zusters worden kan. Het is m i. een ongeluk voor een Diakonessenhuis wanneer er te veel zieken zijn, en de zieken numero één worden. Mijn ideaal, dat ik hier in Utrecht met nadruk telkens verkondig, is dit: de zieken zijn er ter wille van de zusters, en niet meer zieken moeten er worden opgenomen dan er noodig zijn om de zusters te vormen. Een Diakones-senhuis ( Diakonessenhuis ) is geen Hospitaal met een chris
Er is geen dag in ons leven, dat wij niet geplaagd worden door eene van die ontelbare kleine moeielijkheden, waarop wij overal stuiten en welke toch onvermijdelijk zijn. De wonde moge niet diep zijn, de voortdurende, dagelijks zich herhalende pijnen verbitteren het gemoed, verstoren onzen vrede, veroorzaken onrust en maken het huiselijk leven, dat
anders zoo aangenaam en vreedzaam kan zijn, bijkans ondra-gelijk. ( ondragelijk. ) Het leven is vol van zulke kwellingen. Elk uur brengt zijne eigene moeite met zich. Dit zijn enkele dier moeielijk-heden ( moeielijkheden ) : Een ongeduldig woord ontvalt ons in tegenwoordigheid van iemand, op wiens waardeering wij prijs stellen. Een bediende doet zijn werk slecht, maakt ons ongeduldig door zijn traagheid, boos door zijne gedachteloosheid, terwijl wij ons schamen over zijne onhandigheid. Een dartel kind breekt uit lompheid iets van waarde of dat wij uit herinnering op prijs stellen; eene belangrijke boodschap wordt ons opgedragen en onze vergeetachtigheid doet ons onbeleefd, soms ondankbaar schijnen; iemand met wien wij samen wonen heeft altoos iets aan te merken, niets stelt hem tevreden. Wanneer de nacht aanbreekt en wij geene dezer kleine moeielijkheden ondervonden hebben, mogen wij God wel dankbaar zijn. Eene of meer daarvan kunnen ons gemakkelijk eiken dag van ons leven overkomen. Hoe moet men deze kleine moeielijkheden verdragen? In de eerste plaats ze verwachten. Ze tot onderwerp van onze ochtendgebeden maken en tot onszelven zeggen: „Dit is mijn dagëlijksch kruis, neem ik het gewillig op? Zeker, want God zendt het mij.” Bovendien.... wanneer men deze kleine moeielijkheden kalm beschouwt, waarin 'bestaan zij eigenlijk? O, waren er nooit ergere! Ten tweede moeten wij ons er op voorbereiden. Gij weet dat, indien gij de kracht van iets zwaars, dat op u valt, wilt breken, gij uw lichaam buigt, evenzoo moeten wij ten opzichte onzer ziel handelen. „O gewent u,” schreef eens een vroom schrijver, „u gewillig-te ( gewilligte ) schikken, niet slechts in het noodzakelijke (dat is uw plicht), maar naar de minste wenschen der u omringenden — in de zwarigheden welke kunnen voorkomen; gij zult u zelden of ooit terneergeslagen gevoelen.” Te buigen is beter dan te verdragen; verdragen is dikwerf eenigszins hard; buigen geeft menigmaal eene zekere uiterli
VERDRAAGZAAMHEID. Jonge menschen zijn zelden verdraagzaam, omdat zij zoo weinig de zwakheden der menschelijke natuur begrijpen. O, kondet gij slechts getuige zijn van den vreeselijken strijd in het hart van dien vriend, wiens drift u hindert, wiens wis-pelturigheid ( wispelturigheid ) u ergert, wiens fouten u zelfs somwijlen doen blozen .... O, zaagt gij slechts de tranen, welke in het verborgen ge-stort ( gestort ) worden: hoe hij zich over zich zelven ergert (misschien wel om uwentwil) gij zoudt medelijden met hem hebben. Heb hem lief! Verontschuldig hem, doe hem nooit merken dat gij bekend zijt met zijne terkortkomingen. Wanneer men iemand aan eigene goedheid kan doen ge- looven, helpt men hem in weerwil van zich zelven, goed te worden. Verdraagzaamheid is zelfs meer dan vergeving; het is ver-ontschuldigen ( verontschuldigen ) door aan alles steeds de beste uitlegging te geven; bovenal moet men nooit toonen dan eenige handelwijze ons gegriefd heeft en liever volgenderwijze spreken over iemand, die ons verdriet deed: — „hij of zij dacht er niet bij, anders zouden zij niet alzoo gehandeld hebben, zij hebben niet bedoeld mij verdriet aan te doen, daarvoor hebben zij mij te lief; zij konden wellicht niet anders handelen en lijden misschien zelven bij de gedachte mij verdriet aangedaan te hebben.” Voor een lijdend hart is niets zoo verzachtend als verdraag-zaamheid. ( verdraagzaamheid. ) Te verdragen is elke nacht de kleine grieven van den afge- loopen dag te vergeten; eiken morgen te zeggen: „vandaag zal ik moediger en kalmer zijn dan gister.” Verdraagzaamheid doet ons somtijds in onszelven een weinig gemis aan goeden wil, aan toegevendheid en liefde ontdekken. Te verdragen is niet slechts vrijwillig te vergeven, maar hal-verwege ( halverwege ) met uitgestrekte hand diegenen te gemoet komen, die schroomvallig naderen om vergiffenis te vragen.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer