Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 275

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 275
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
275
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK . 3
EEN SCHOONZOON MET GELD .
DOOR
R . KUIPERS .
ill
IN HET PRIEEL .
Eenige dagen waren voorbijgegaan ; de majoor had de geleende som ontvangen en dacht aan allerlei speculation die dubbele winsten moesten afwerpen : voor de schoone Eliza was het duidelijk geworden , waarom haar vader wilde dat ze de aangeboden hand van Van Houten niet zou afslaan en dat een huwelijk met den heer Hermann onmogelijk was geworden . Zij wis ! nu dat de rijke majoor , zonder de hulp van eene of andore aanzienlijke ondersteu-ning ( ondersteuning ) igeruïneerd was ; dat hij zich in de armen had moeten werpen van den rijken buurman , dat hij van dezen afhankelijk was , en zij hem hare hand moest schenken . i-De liefde is maar inbeelding , kindlief ! een weinig opoffering van uw kant en wij zijn gered ; toon nu geestkracht en moed ! » had haar vader haar voor een paar dagen gezegd . Eerst had hij zich diep ongelukkig gevoeld , omdat ze den minnaar dien ze zoo innig lief-had ( liefhad ) , dien ze met hart en ziel beminde , zou moeten verstooten ; maar tusschen het snikken klonk haar telkens de echo te gemoet van : » toon nu geestkracht en moed !// en wanneer zij in den tuin onder de schaduw van beuk of olm wandelde , ruischle het door de bladeren : » de liefde is maar inbeelding !»
Accu . waarachtig neen ! De liefde was geen inbeelding ; haar kloppend hart verlangde vurig naar den jongeling dien ze beminde ; telkens stond zijn beeld voor haar gaest en telkens gevoelde ze het duidelijker , dat zij zonder hem niet kon leven ; zij moest zich aan hem vastklemmen als de klimop aan den krachtigen eik ; hij alleen kon haar door het leven leiden en de zorg uit haar ziel bannen .
De liefde inbeelding ? Vraag het dien vogel die het nestje bewaakt waaruit ' t gaaiken vroegtijdig henen-vlooe ( henen-vlooe ) : zie , daar komt het aanzwieren en vroolijk verheffen beiden zich in de lucht welke van hun opwekkend gezang weerklinkt .
/' De liefde is maar inbeelding //, herhaalde ze bitter en vertrad het viooltje aan haar voet ; maar daar binnen in die zwoegende borst , waar het beeld en de gelofte van den minnaar bewaard werd , daar pijnigde het haar , het stokte haarde keel en klagende klonk het door de bladeren van beuk en olm : » 0 God ! was de liefde maar inbeelding !...»
Maar dat kon zoo niet ; zij moest geestkracht en moed toonen . Haar verstand moest het hart voorschrijven , wat liet gevoelen mocht ; zij moest bedenken , wat de werke-lijkheid ( werkelijkheid ) wilde en mocht niet toegeven aan een ziekelijken hartstocht , die haar vader en haar ongelukkig zon maken . Ongelukkig ? Maar wat was ze dan zonder hem ! Dat zou voorbijgaan , zij zou trachten hem te vergeten ; met geweld zou ze hem uit haar hart wegrukken en Van Houten er eene plaats geven : zij ^ moest immers de gehoorzame dochter van haar vader zijn en moed en geestkracht toonen .
Sinds dien avond — lang voor het onweder boven hun hoofd was losgebarsten — toen zij en haar minnaar spraken van leven en beminnen en van eene schoone toekomst droomden had zij Herman niet weder gezien . Hoe dikwijls had zij het prieel opgezocht , waar zij toen zaten en de woorden herhaald waarmee hij afscheid van haar nam . Hoe liefelijk ruischten steeds de teedere blaadjes tot haar , totdat een harde dissonnant op eenmaal alle harmonie verbrak . Zij zat nu weer op de plaats waar hij dien avond gezeten had , en de heldere zonnestralen speelden tusschen de bladeren met hare glanzende lokken . De vroolijke hofzanger huppelde van twijg op twijg en de veelkleurige distelvink zong zijn aangenaam lied in de takken der populieren . Maar Eliza hoorde de stem der natuur niet , het schoon rondom haar had op haar geen invloed ; het beeld van haren Hermann hield haar geheel terug . Zij had hem sedert dien avond niet weder gezien
en misschien zag ze hem nooit weer . Zij durfde het hem niet zeggen , dat ze een ander beminde en haar best deed om hem te vergeten ; zij had het hem geschreven . Herhaaldelijk was zij begonnen en had zij het geschrevene verbrand ; hoe dikwijls had ze den brief gelezen en herlezen , gesloten en weer geopend en eindelijk na veel strijd verzonden . Ach , zij hoopte dat Hermann haar geen rekenschap zou komen vragen van hare handeling ; het was nu reeds drie dagen geleden sedert zij hem schreef ; misschien was zijn trots gekrenkt en deed hij , evenals zij , zijn best hare beeltenis uit zijn hart te verbannen ; misschien had hij den brief met een glimlach gelezen en haar reeds voor een ander vergeten ; misschien beschouwde hij hun geheele liefde als een grap , die hen aangenaam had beziggehouden , maar nu niet langer mocht voortduren .
Maar neen , dat was niet mogelijk , zij is er zeker van , dat hij haar heninde zooals zij hem , doch ...
Daar ritselen de bladeren , en kraakt er een voetzool op het schelpenpad . Eliza verbleekte ; het geluid komt nader . Zal ze vluchten of blijven ? ltecds worden de bladeren terzijde geschoven en Hermann staart voor haar . Zijn wangen zijn hoog gekleurd , zijne bruineoogen flik-keren ( flikkeren ) en zijne wollige haren zwieren om zijn hoofd .
Nadat zij eenigen tijd sprakeloos voor elkander hadden gestaan en de oogen strak op den grond gevestigd , kreeg Eliza het eerst hare geestkracht terug en zeide met . een bevende stem , terwijl zij de oogen nog altijd neersloeg : // Wie heeft u hier geroepen , mijnheer Her-mann ( Hermann ) ? ik meende ....//
a Niemand mejufvrouw ! ik kom geheel uit eigenbeweging en wenschte wel van u te weten , wat dat komedie-spel en dien brief beteekent », antwoordde hij met een heldere stem , terwijl hij zijne oogen scherp op haar gevestigd hield .
/- Het is geen komedie-spel mijnheer ,» hernam ze zacht , » het is helaas ! werkelijkheid .»
// Dus gij bemint mij niet meer en hebt een ander uw-hart ( uw-hart ) geschonken », zoo riep hij hartstochtelijk uit .
// Zooals gij zegt , mijnheer !» antwoordde ze zacht .
' Alzoo hebt gij mij eenvoudig bedrogen , toen gij zeidet dat gij mij lief hadt en eeuwig zoudt blijven be-minnen ( beminnen ) ... . Vaarwel trouwelooze , ik kan uw wezen niet langer zien !//
Hij keerde zich om en wilde heen gaan .
» God ! neen ! dat is te erg ! zooveel kan ik niet : lijden ,» riep Eliza uit en sloeg de hand voor de oogen . » Ga niet Hermann , ga niet ! Ik bemin u nog als vroeger en zal u slechts met moeite kunnen vergeten . Blijf en ik zal u zeg-gen ( zeggen ) , wat ons van elkander scheidt ; geheel mijn hart zal ik voor u uitstorten .» Zij nam hem bij de hand en leidde hem naar de plaats , waar zij op den laatsten avond nog zoo gelukkig samen gezeten hadden ; zijn oog werd dof en zijne hand beefde : zij was nu de sterkere , die hem kracht moest schenken .
Hier bleven ze langen tijd bijeen ; zij vertelde hem , wat noodlot hen getroffen had , hoe zij genoodzaakt was zich voor haar vader op te offeren en daaraan niets meer te doen viel . Hij moest haar verlaten en nimmer meer aan haar denken en zij zou trachten hem te vergeten . Hoe langer zij met hem sprak des te ruimer werd haar hart , maar in zijne ziel was het donker , was het nacht . Nu eerst gevoelde hij hoeveel hij in haar verloor en wat zij voor hem had kunnen zijn . Hij wist het : zegen en geluk was voor hem niet meer mogelijk ; hij zou zijn lijden in den vreemde dragen . Ginds over de zee , op het eiland Java woonde een oude oom van hem , die hem reeds vroeger verzocht had , tot hem te komen om hem in zijne zaak te helpen ; nu zou hij aan dat verzoek gehoor geven en onder een zuidelijken hemel zijne liefde trachten te vergeten . Nog een laatste kus tot afscheid ; hij vergaf haar en stak den ring , dien hij in een oogenblik van woede weggeworpen had , weer aan den vinger . Met een traan in het oog , staarde zij den jongeling na , die met gebogen hoofd het pad afging , want zij ge-voelde ( gevoelde ) nu meer dan ooit , dat zij hem lief had .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer