Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 149

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 149
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
149
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
5
vijand , die zoo vaak door ons overwonnen werd . Intusschen , kloeke oorlogshelden , dreigt de schrik-kelijkste ( schrik-kelijkste ) aller plagen , de hongersnood , mijn leger te vernielen ; reeds nijpt die en ik hoor rondom mij henen kreten van muitzucht ; mijne krijgs-lieden ( krijgslieden ) zijn uitgeput , hebben geen kracht meer den strijd vol te houden . Spreekt , welk besluit dient in dezen be-narden ( benarden ) staat van zaken te worden genomen .. ?»
De raad neemt een treurig stilzwijgen in acht . Geen der legerhoofden van Moëz durft een raadgeving uitbrengen ; deze vreest van lafhartigheid , gene van onvoorzichtigheid te worden beschuldigd . Alleen Nervan , een jeugdig krijgsoverste , stoutmoe-dig ( stoutmoedig ) van aard , de vertrouwdeen vriend der jeugd van den Vorst , staat op en zegt : « Moëz , ik ken slechts één besluit , en dat is : eene uiterste poging te wagen ; dat is de partij , die ons door het verstand geboden wordt .» Moëz omhelst den jeugdigen held . « Ja , ik zal uw raad volgen , » zoo spreekt hij tot hem , « uwe taal is die der moedige vriendschap . Liever sneven , dan ons ont-eeren ( ont-eeren ) ! »
Den volgenden morgen , met den opgang der zonne , houdt hij eene algemeene wapensehou-wing ( wapensehou-wing ) over zijn leger . Hoe groot is zijne verbazing ! De krijgslieden , wel verre van te morren , zenden juichtoonen ten hemel . « Leve onze jonge sultan ! » roepen zij met geestdrift , « leve de gunste-ling ( gunsteling ) van den profeet ! Ten aanval ! Ten storm !»
Moëz vraagt waaraan die bui-tengewone ( buitengewone ) vreugde en die nieuwe strijdzucht toeteschrijven zijn bij lieden , die den vorigen avond nog den honger ten prooi waren ? Hij verneemt dat , gedurende den nacht , engelen in het kamp ver-schenen ( verschenen ) zijn , met levensmiddelen van allerlei aard beladen , en dat die eerst verdwenen nadat zij het leger edelmoedig voor een dag van voorraad hadden voorzien . Moëz ontveinst zijne verwonde-ring ( verwondering ) : hij wil zijne krijgsmacht in een waan laten , die zoo nuttig tot volvoering van zijn voorne-men ( voornemen ) is , en , bij het onbegrijpelijke van de zaak , is hij zelf geneigd hier aan een hoogeren bijstand te gelooven .
Hij maakt van het oogenblik van geestdrift gebruik , en geleidt zijne krijgsbenden ten storm . Met buitengewonen moed wordt de stad aangetast , maar met nog grooter onversaagdheid verdedigd . Moëz lijdt een gevoelig verlies en is genoodzaakt onverrichterzake weer zijn kamp te betrekken . Inmiddels begonnen zijne krijgslieden , verbitterd over dèn nadeeligen uitslag , uitgeput door de hevige inspanning van den dag , en bij het op nieuw nijpend gebrek van leeftocht , weder te
morren . Maar , ter nauwernood is de hemel met starren bezaaid , of de zoogenaamde engelen , die hun den vorigen avond levensmiddelen hadden gebracht , verschenen op nieuw , nogmaals wel duizend kameelen geleidende , beladen met al wat tot levensonderhoud van een talrijk leger vereischt
wordt . Moëz , van dat nieuwe wonder onderricht , gelast , dat het opperhoofd van dat geleide worde aangehouden en in zijne tent gebracht . — « Edel-moedig ( Edelmoedig ) man ,» spreekt hij , « van waar komt gij ?» — « Uit Amazia.»—«Wie zendt u?»—«Ali-Mohamed .»
» Hoe , mijn vijand ?» — » Hij-zelf , ó vorst !»
» Welk eene drijfveer kan hem nopen mij bijte staan ?» — » Menschelijkheid en rechtvaardig-heid ( rechtvaardigheid ) . Ga , zeide hij tot mij , ga en breng dezenleeftocht naar het kamp van Moëz ; indien gij den
sultan de hand , die hem dezen voorraad toezendt , niet verbergen kunt , dan zult gij tot hem zeggen : « Gij tast ons gedurende den dag aan , dan beschou-wen ( beschouwen ) en bestrijden wij u als vijanden ; gedurende den nacht , Moëz , laatg'ij ons met rust , en dan beschouwen wij Li als reizigers , als broeders , die ons om gastvrij -
^ 34
J3
tv .
o
< >
heid vragen ; wij hebben deernis met uw lijden en wij komen u ter hulp .» ( 1 )
— » Slaaf , » antwoordde Moëz , na een oogenblik zwijgens , » de ziel uws meesters is edel en grootmoe-dig ( grootmoedig ) ; maar verneem , dat Moëz noch in edelheid , noch in grootmoedigheid voor hem wijkt . Door de wape-nen ( wapenen ) heb ik hem overwonnen ; ik wil hem ook door deugd verwinnen . Er zijn drieduizend krijgsgevan -
( 1 ) Geschiedkundig .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer