Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 127

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 127
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
127
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE O L IJ F T A K .
deraehtigcr dan ergens elders daar te lande , vooral in de gouvernementen Kaluga , Orel , Kostrowa , enz .
Het hoofdtooisel der jonge meisjes bestaat uit een halvemaansgewijze muts , wier hoornen soms reeht-op " edragen worden , ' t geen men dau Soroka heet ( zooals bij het jonge meisje rechts op de bijgaande afbeelding .) De vrouwenrok is rond gesneden , in den zomer van inlandsen linnen , in den winter van zelf gesponnen wol , beide in bonte kleuren rijk geborduurd . Over dezen rok wordt nog eene soort van schort of lange blouse met mouwen en rijk borduursel gedragen , die zanaveika heet , en alleen in dit deel van Groot-Rusland gevonden wordt . In den winter wordt een jak en eene soort van zak-paletot ( zak-paletot ) met pels over den rok en de zanaveska gedragen , en men beschut nek , hals en ooren nog door het om-knoopen ( om-knoopen ) van een grooten linnen doek over de halvemaans-gewijze ( halvemaansgewijze ) hoofdbedekking . Zeer eigenaardig is de dracht der bruiden , welke het middenste üguur op de af beelding doet zien . Een hooge suikerbroodvormige , van achter ietwat uitgesneden muts draagt den witten sluier , welke de bruid omhult en tot de voeten reikt en dien de nieuwgehuwde zoolang draagt tot hij door ouderdom en versleten toestand niet meer voegzaam kan worden ver-toond ( vertoond ) . Jammer genoeg is de frischheid en schoonheid der vrouwen in Groot-Rusland maar kort van duur , want de harde arbeid welke hare taak medebrengt , het leveninnauwe woningen en bij heet gestookte kachels alsmede de be-trekkelijk ( betrekkelijk ) zeer vroege huwelijken maken den bloeitijd der vrouwen tot eenen in ' t oogvallend korten ; zelfs de hevalligheid der vormen gaat met de dertig jaren meestal in eene onbehagelijke zwaarlijvigheid te loor .
Hel Algemeene MerlaMsche Vredete !
Hg>ec —
Het Algemeene Nederlandsche V r edebond <_ V oorzitter , Jlir . Air . J . de Bosch Kemper ; Onder-Voorzitter ( Onder-Voorzitter ) , Dr . P . Bleeker ; Secretaris , Mr . D . van Eek ; Penningmeester , Dr . J . J . F . Wap ), heeft gemeend van zijn optreden te moeten doen blijken door het uitgeveu van Mededeelingen .
Het stelt zich voor in deze Mededeelingen , welke het op onbepaalden tijd zal uitgeven , zijn gevoelens te openbaren en van zijne handelingen verslag te geven , opdat ieder zou kunnen weten , wat het denkt , wat het wil , wat het bedoelt , wat het doet , waarin het van enkele internationale Vrcdevereenigingen in het buitenland te onderscheiden is en waarin het met anderen over-eenstemt ( overeenstemt ) , zoodat met deze laatsten eene aaneensluiting mogelijk is .
Het richt in deze eerste mededeeling het woord tot de volken en tot de diplomaten en Souve-reine ( Souve-reine ) n .
Tot de volken zegt het o . a . : Houdt toch op met die oppervlakkige toejuichingen van den oorlog , waar-door ( waardoor ) lichtzinnige regeeringen aangemoedigd worden om naar het zwaard te grijpen , alsof in ' t verkrijgen van oorlogsroem de nationale eer zou gelegen zijn .
Tot de diplomaten en Souvereinen zegt het o . a . : Het is uwe taak om het volkenrecht op nieuwe grondslagen te vestigen , geschikt om voortaan het ver-schrikkelijke ( verschrikkelijke ) bloedbad te voorkomen , dat het gevolg is van eene gewapende botsing tusschen de groote militaire krachten van onzen tijd .
Wij wenschen deze eerste op zeer gematigden en overredenden toon geschreven Mededeeling in handen zoowel van de leden van het Vredebond als in handen van hen , die aan den invloed van dergelijke Vereeni-gingen ( Vereeni-gingen ) in het maatschappelijk leven alsnog twijfelen . Bezadigd geschrevene opstellen als het tegenwoordige , zijn wel geschikt om deze laatsten van hunne dwaling te genezen .
BINNENLANDSCH OVERZICHT .
DEN HAAG , 11 April 1871 .
Evenals het dagelijksch leven , zoo vloeit ook het staatkundig leven over van sententiën en spreekwijzen , welke de een den ander onnadenkend naspreekt en welke de strekking hebben om een bepaald denkbeeld als eene uitgemaakte zaak te beschouwen , waarover verdere rede-neering ( redeneering ) lijdverkwisting is te achten . Zulke gezegden worden in de wandeling als gangbare munt aangenomen en men geeft zich de moeite niet te onderzoeken , of die munt wel altijd is van zuiver gehalte en niet met troebele bestanddeelen vermengd . Ik wenschvoor heden bij drie zoodanige gezegden eenige oogenblikken stil te staan , en ben voldaan , wanneer ik mijn lezers de overtuiging schenk , dat zelfs bij het aannemer , van axiomata behoed-zaamheid ( behoedzaamheid ) plicht is , en dat men niet te haastig ook in de politiek iedere aangeboden munt als gangbaar mag aannemen .
De minister van koloniën , de heer van Bosse , zeide in de zitting der eerste kamer van 4 dezer , bij gelegen-heid ( gelegenheid ) dat hij de hervorming van het belastingstelsel in de Preanger regentschappen op schoone wijze verdedigde , het volgende : /' Mijns inziens zijn Nederland en Indië één ; het zijn deelen van één geheel wier belangen in het wezen der zaak dezelfde zijn ; die over en weer in elkanders bloei en welvaart het grootste belang hebben en wier belangen niet aan de eene zijde kunnen geschaad worden zonder dat het andere deel den weerslag daarvan ondervindt .»
" Nederland en Indië zijn één . " Ziedaar een adagium dat men in het parlementaire leven veelvuldig kan vernemen en dat thans ook door een minister van koloniën is geijkt . Dit belet niet , dat wij met deze munt even op onze schrijftafel kloppen om ons omtrent haren klank te vergewissen . En dan kan ik dien klank wel heel melodieus , heel betooverend vinden , maar toch kan hij mij niet bevredigen . Welke éénheid bedoelt de Minister ? Eene staats rechter lijk e , eene o economische , eene maatschappelijke ? Maar aan geen van allen valt hier te denken . Welke is de onderlinge verhouding van Indië tot Nederland onder onze tegenwoordige staatsinstellingen ? Indië is een deel van het Rijk buiten Europa , maar de Grondwet en de algemeene Rijkswetten zijn slechts bij uitzondering op dat verwijderde transatlantische deel van het Rijk van toepassing . De ingezetenen van Nederlandsch Indië worden in de iStaten-Generaal niet vertegenwoordigd . Üost-Indië is , staatsrechtelijk , op gelijke wijze aan Nederland verbonden als Suriname en Guinea . Al onze overzeesche koloniën of bezittingen worden door een Landvoogd namens den Koning bestuurd , maar zijn aan bijzondere wetten onderworpen . En waarom zegt men dan altijd : Indië en Nederland zijn één , en niet even-zeer ( evenzeer ) : Suriname en Nederland zijn één ? Staatsrechtelijk zijn Indië en Nederland twee . Zijn zij dan o econo-misch ( economisch ) één ? Hoe zou dat mogelijk kunnen zijn , waar èn getal , èn hoedanigheid der bevolking , èn voortbrengend vermogen , èn bronnen van welvaart , waar in één woord het gansche volksleven uitsluiting van gemeenschap voor-schrijft ( voorschrijft ) ? Met welk recht zou Nederland , bij het bestaan dier gemeenschap , een b ij z o n d er tarief van in - en uitvoerrechten hebben vastgesteld ? Mij dunkt , in geval van oeconomische gemeenschap , zou er evenveel of even weinig reden bestaan om van het eene deel van Nederland ten behoeve van een ander deel inkomend
toestanden . Hoe zou een Mohammedaansch volk met een Christen-volk eene maatschappelijke eenheid kunnen vormen ? Hoe zou een geheel absolute regeeringsvorm één kunnen zijn met een eonstitutioneelen ? Wat blijft er dus van dit adagium over ? Wat anders dan dat er eene finantieële eenheid tusschen moederland en kolonie bestaat . De beide schatkisten zijn deelen van de schatkist , en men zou er zeker van kunnen zijn , dat , indien Suriname en Guinea ons geen geld kostten , maat-ons ( maat-ons ) ook geld opbrachten , het hier besproken adagium eene belangrijke uitbreiding zou erlangen . De finan-tieële ( finantieële ) eenheid is geen noodwendig beginsel ; zij is een willekeurig beginsel , dat tot voor weinige jaren door de moederlandsehe regeering in hare moederlands-lievendheid werd aangenomen om Indië zooveel nogelijkafte persen . Aan de Ministers van de Putte en de Waal komt de eer toe , waarnaar ook de heer van Bosse schijnt te . streven , dat het beginsel dus is toegepast , dat Indië zelve van die finantieële eenheid eenige vrucht mocht dragen . In waarheid zijn Nederland en Indië twee verschillende rijken , geheel verschillend bestuurd en gere-geld ( geregeld ) , maar verbondek , niet vereenzelvigd doer een gemeenschappelijk belang .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer