Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 78

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 78
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
78
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
o
DE OLIJFTAK .
hunnen muziekalen hemel . De poorten der grootste paleizen openden ziek voor den jeugdigen muziekreus mei het wondertoonen voortbrengende kunstenaarshart — en sloten zich zelfs niet voor hem , als de reus soms in zeer kwaden luim zijne manen schudde en zeer onaan-gename ( onaangename ) hoeken , ongemanierdheden en ruwheden toonde — ja soms reusachtig grof kon zijn .
Met de meeste hartelijkheid nam de hoogbeschaafde en edele vorstelijke familie Lichnowsky hem in haar huis op . Zij verzorgde en koesterde en vertroetelde hem als een lief kind en verdroeg met treffend geduld zijne grillen en onaangename oogenblikken . Vooral de vorstin Christina vond in den jongen reus alles origineel en lief , tot zelfs zijne ruwheden . « Met grootmoederlijke liefde heeft men mij daar willen grootbrengen ,» verhaalt Beethoven zelf , // en dit ging zoo ver , dat het dikwijls weinig had gescheeld , of de vorstin had een glazen stolp over mij heen laten maken , opdat geen onwaardige mij kon aan-raken ( aanraken ) of mij door zijn adem bezoedelen .» En de moeder dezer zoo overdreven vorstin , die zelve eene /' knappe toonkunstenares » was , en " met uitdrukking en gevoel '' de piano bespeelde , de oude nog overdrevener gravin Thun , zag men eens in de muziekzaal van Lichnowsky voor den fleren zoon uit het volk op de knieën liggen en hem dringend smeeken nog een weinig te spelen .... en de jonge stijf kop schudde weder stuursch als een , " koppig woudezeltje '' de manen — en deed het niet ! — Toeu eene andere voorr.nnie dame eens zijn schoon voor-hoofd ( voorhoofd ) zoo rijk aan melodieën prees , zeide de onbeschaamde al lachend , /. welnu , druk dan een kus op dat voorhoofd " — en zij deed het .
Keethoven mocht echter al spoedig in dankbaarheid
den vorst Karel Lichnowsky " zijn warmsten en onder
allen meest beproefden vriend » noemen . De vorst en zijn
broeder , graaf Maurits , behoorden onder de meest
talentvolle leerlingen van Mozart . In 1794 vestigde
Beethoven zich voor goed in het paleis van Lichnowsky
en hij stelde zijne liefderijke huisgenooten ruimschoots
in de gelegenheid met zijne eigenaardigheden , grillen ,
vergrijpen tegen de aangenomen regelen en manieren
geduld te oefenen .. Zoo liet hij dikwijls bij het middageten
om 4 uur op zich wachten — of kwam zelfs in ' t geheel
niet zonder eenige verontschuldiging . » Ik moet dagelijks
om 1 uur t'huis zijn , mij netjes aankleeden , voor mijn
uiterlijk zorg dragen , en zoo meer — dat houd ik niet
u it !„ — en hij hield het dan ook slechts een paar jaar
uit en verliet toen de gastvrije , lieve woning . Het geduld
en de zachtmoedigheid van den vorst heeft voor ons —
kinderen van een anderen tijd — inderdaad iets fabel -
achtigs — en nog meer aandoenlijks ! Zoo gaf de vorst ,
die Beethoven's opvliegendheid en ongeduld kende , eens
bevel aan een bediende : dat , » als hij en mijnheer van
Beethoven tegelijkertijd schelden , hij den laatsten het
eerst zou gehoorzamen .... » En nog denzelfden dag nam
onze jonge heethoofd , die toevallig dii bevel gehoord
had , voor zich een eigen , zeer overbodigen bediende .
Eiken Vrijdag ochtend was er een concert bij Lichnowsky .
Het uitmuntende strijkkwartet , samengesteld uit Schup -
panzig , Sina , Weiss en Kraft , dat later door den rijken
en muziekalen graaf Rasumowsky levenslang geëngageerd
werd , speelde hier en na Lichnowsky's dood bij Rasu -
mowsky de kwartet-compositiën van onzen Lodewijk
" zóó heet uit de pan weg .» Vorst Lichnowsky zelf
speelde bijna uitsluitend nog sonaten voor de piano van
Beethoven , om zijn stadgenooten te bewijzen : « dat deze
composition van zijn beschermeling toch niet zoo onmen -
schehjk moeielijk waren te , spelen , als zij er van maakten .»
En sedert het jaar 1796 gaf deze grootmoedige muziek -
vriend onzen Beethoven op de meest kiesche wijze tot
aim zijnen dood een pensioen van 600 florijnen .
Geen wonder dat de zoo gevierde muziekreus zijnen leermeester , den goeden ouden vader Haydn , spoedig over ' t hoofd groeide en hem niet zelden zelfs als " Groot Mogol » tegenover trad . Beiden waren ten slotte hartelijk verheugd , toen de betrekking tusschen meester en leer-ling ( leerling ) door eene nieuwe reis van Haydn naar Engeland ontbonden werd .
Beethoven componeerde nu veel en met ijver en reeds was zijn roem zoo gestegen , dat de muziekuitgevers als
' t ware om zijn werken vochten en hem alles betaalden wat hij maar verlangde . Bij dat alles bevond hij zich steeds in geldverlegenheid daar hij , in het gewone burgerlijke leven meer dan onpraktisch , geen huis wist te houden en twee broeders had , die hun leven lang als bloedzuigers aan hem kleefden . Beiden volgden hem weldra van Bonn naar Weenen en woekerden op schaamte-looze ( schaamte-looze ) wijze met zijn genie , terwijl zij zich zelven daarbij verrijkten . En zijn goed , edelaardig , teergevoelig hart , deze edelste kern in den ruwen bolster , verzette er zich langen — langen tijd tegen , eer het aan hunne valschheid kon gelooven ... en toen het er toch eindelijk aan gelooven moest — vergaf het steeds grootmoedig . Het waren immers zijn broeders !
Dit hart ontgloeide zoodanig in geestdrift toen Na-poleon ( Napoleon ) voor ' t eerst zijn adelaarsvlucht begon , dat hem de groote zegejubelende Helden-Symfonie » Eroica » outvloeide . Zij zou den grooten consul Bonaparte worden
opgedragen Maar toen de tijding te Weenen
kwam , dat deze " volksman en verlichter » zich zelf de keizerskroon had opgezet — toen scheurde de teleur-gestelde ( teleurgestelde ) Beethoven woedend de opdracht af , vertrad het onder verwenschingen met de voeten .... en eerst na jaren , toen zijn held Napoleon zoo tragisch op St . Helena eindigde , dacht hij zachtmoediger over den » nieuwen tyran ,» en zei met een weemoedigen glimlach : » Voor zulk een uiteinde heb ik hem vóór 17 jaren in de Eroica immers reeds den treurmarsch gecomponeerd .»
Toen de » Eroica » in hem bruiste en jubelde , toen was Beethoven's hart zoo gelukkig en zoo rijk als ooit — het gloeide voor zijne zonnigste , zijn gansche aanzijn in-nemende ( innemende ) liefde : het » lieve betooverende meisj e » Giulietta Guieciardi .
Na vele jaren — na den dood van den meester , vonden zijne vrienden drie met potlood geschrevene brieven van den minnaar aan de beminde , van July 1 801 , die even als zijne onsterfelijke toonen van den gloed van dat hart getuigen .
Om niet al te breedvoerig te worden nemen wij hier slechts enkele stralen van dien gloed op : » Mijn engel , mijn alles , mijn ik .... De liefde eischt alles en met volle recht , zoo gaat het mij met u , u met mij ... . Mijn hart is te vol om u veel te zeggen . Ach — er zijn oogenblikken , waarin ik vind dat de taal in hare uitdruk-kingen ( uitdrukkingen ) kracht-en ( krachten ) machteloos is . Wees opgeruimd — blijf mijn trouwen , mijn eenigen schat , mijn alles , zoo als ik voor u ; het overige zullen de goden naar hun welbehagen schikken , zoo als het best voor ons is . . . . Ach , waar ik mij ook bevinde , omzweeft gij mij steeds , met mij en u zal ik maken , dat ik met u leven kan , welk een leven !!!.... Hoeveel ge ook van mij moogt houden , ik bemin u toch nog meer . . . . Zoo nabij ! en toch zoo ver ! is het niet een hemelsch visioen , onze liefde - -- ( - ) maar ook zoo hecht als het uitspansel des hemels . . . . Leven kan ik alleen of geheel en al met u , of in ' t geheel niet , ja , ik heb besloten zoo lang in den vreemde rond te dolen , totdat ik in uwe armen vliegen kan . . . . Nooit zal mijn hart eene andere toe-behooren ( toe-behooren ) . . . . Uwe liefde maakte mij tot den gelukkigste en tot den ongelukkigste tevens . . . . Mijn leven — mijn alles — vaarwel — ach , blijf mij beminnen — misken nooit het trouwe hart van uwen beminden Lodewijk .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer