De ontwikkeling van Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw van een overwegend agrarische samenleving naar een meer industriële maatschappij, bracht grote-sociale-veranderingen met zich mee. Door de veranderingen werd aan het eind van de eeuw de 'sociale kwestie' actueel: de positie van de economisch zwakken. De sociale kwestie omvatte het gebied van onder andere de arbeidsomstandigheden, de sociale voorzieningen, volksgezondheid en ook de volkshuisvesting. Door de toenemende industrialisatie, verstedelijking en een veranderende bevolkingsopbouw was er een woningtekort ontstaan. Met name voor het laagst betaalde en minst draagkrachtige bevolkingsdeel: de arbeiders.

De woningbouwvereniging Echteld is opgericht op 27 juni 1919 op initiatief van W.M. van Ringelesteijn. De leden van de vereniging waren tevens aandeelhouders van het aanvangskapitaal. Er werden in eerste instantie 30 aandelen van f 10,- uitgegeven. De statuten van de vereniging werden goedgekeurd bij KB van 13-11-1919 nr.53. Een huishoudelijk regelement werd door de leden vastgesteld in de vergadering van 10 maart 1920.

De opheffing van de vereniging kwam kort na de Tweede Wereldoorlog ter sprake. De gemeente Echteld was in de laatste maanden van de oorlog zwaar getroffen. In het kader van de wederopbouw werden door de gemeente vele nieuwe (nood)woningen gebouwd. Aangezien de woningbouwvereniging slechts acht woningen bezat, werd voorgesteld de bezittingen en schulden van de vereniging onder te brengen in een op te richten gemeentelijk woningbedrijf. In de 35e algemene ledenvergadering op 10 juni 1948 werd besloten tot liquidatie van de vereniging. De aandelen werden overgenomen door de gemeente. De afwikkeling van de liquidatie nam nog enige tijd in beslag. De vereniging functioneerde niet meer sinds het besluit van opheffing. De bezitting werden sinds 1949 toevertrouwd aan het gemeentelijk woningbedrijf. Ten gevolge van het verstrijken van de termijn waarvoor de vereniging was aangegaan, op 27 mei 1949, had de Echteldse vereniging reeds opgehouden te bestaan, voordat een akte van liquidatie was opgesteld. Op grond van artikel 26 van de statuten waren de bezittingen en schulden automatisch overgegaan op de gemeente.