Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van Dorpspolder Haaften, 1853 - 1955

0452 Archief van Dorpspolder Haaften, 1853 - 1955

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Context
Institutionele geschiedenis / Biografie
0452 Archief van Dorpspolder Haaften, 1853 - 1955
Inleiding
Context
Institutionele geschiedenis / Biografie
'...Haaften, polder in den Tielerwaard, provincie Gelderland, Benedendistrikt, kwartier en arrondissement Tiel, kanton Geldermalsen, gemeente Haaften; palende N. aan den Polder-van-Rumpt en den Polder-van-Enspik, O. aan den Polder-van-Tuil, Z.O. aan de uiterwaarden tegen de Waal, W. aan de uiterwaarden van den Polder-van-Hellouw.
Deze polder bevat het Laagveld, de Graskamp, het Molenblok, de Koningstiend, het Buitenhlok en het Achterblok, beslaat eene oppervlakte van 468 bunder 2 vierkante roeden 32 vierkante ellen, bestaande in hooi, wei- en bouwland, bosschen en weinige boomgaarden, en wordt door eene molen, op de Waal, van het overtollige water ontlast. Het polderbestuur bestaat uit twee leden, met eenen poldersecretaris.
Bij den watervloed van januarij 1809 liep deze polder groot gevaar van eene doorbraak, doordien, in den nacht van 28 januarij, de buitenrivier, die, met ijs bezet, nu en dan in beweging gebragt werd, des avond ten tien ure begon los te gaan. In den beginnen dacht men hier van alles goeds en had geen vrees voor eenige verstopping, doch een uur later kwam er een gevaarlijke overloop van water, over een groot gedeelte van den dijk, van de kerk af tot bovenwaarts naar Tuil, als ook aan het einde van het dorp benedenwaarts tot Heilouw. Het eerste gevaar werd in het midden van het dorp bemerkt, terwijl al aanstonds de daarbij wonende lieden, van de voorhanden zijnde middelen gebruik maakten, zoodat door het oproepen van de inwoners en den bijstand van allen, zoo mannen als vrouwen en jongelieden, het gevaar gelukkig afgewend bleef...' aldus Van der Aa in 1844. * 
Opheffing. Het ontwerpplan.
In 1953 werd het plan van Gedeputeerde Staten om de dorpspolders op te heffen ter visie gelegd. Gedeputeerde Staten was van mening dat de op dat moment bestaande waterstaatkundige toestand veel te wensen overliet. Met name de administratieve indeling van de Tielerwaard in, naast het overkoepelende orgaan het polderdistrict Tielerwaard, in 23 dorpspolders, het waterschap van de Linge en de drie interprovinciale polders Asperen, Heukelum en Spijk was hier debet aan. Het polderdistrict Tielerwaard was hoofdzakelijk belast met de zorg voor de rivierbandijken en het toezicht op de dorpspolders. Deze dorpspolders-evenals de drie bovengenoemde interprovinciale polders-waren belast met de zorg voor de secundaire waterkeringen en wegen en de wateraf- en aanvoer binnen hun grondgebied.
In het ontwerpplan werden een aantal knelpunten opgesomd.
a. Het bemalen van verschillende gebieden van laag over hoog. Als gevolg van de in de hoger gelegen gebieden vereiste waterstanden, veroorzaakte deze wijze van bemaling te hoge waterstanden in de lager gelegen gebieden.
b. Een onvoldoende capaciteit van het watergangenstelsel, mede veroorzaakt door het probleem onder a.
c. Een gebrekkige watervoorziening, met als gevolg in droge tijden watergebrek in de hoger gelegen gronden.
d. Een ernstig vervallen waterleidingenstelsel. Dit was een gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Gedeputeerde Staten vroeg zich hierbij af of de dorpspolders wel de aangewezen organen waren voor de behartigiging van deze belangen. Een centrale organisatie-het polderdistrict Tielerwaard-was in haar ogen de oplossing. De nadelen wogen niet op tegen de vele voordelen die de opheffing van de dorpspolders bood. Op 21 april werd te Geldermalsen voor de poldermeesters en de secretarissen van de dorpspolders in de Tielerwaard een vergadering gehouden, waarbij de reorganisatie ter sprake kwam.
Contactorgaan van samenwerkende polders.
In de voorjaarszitting van Gedeputeerde Staten(le buitengewone zitting) kwam de reorganisatie van het zuidelijke Lingegebied ter tafel. Ook de bezwaarschriften van de diverse dorpspolders-al dan niet gezamenlijk(het contact-orgaan van de samenwerkende dorpspolders in het polderdistrict Tielerwaard)-ingediend werden besproken.
Tegen de opheffing werd van vele zijden heftig geprotesteerd. Niet alleen reageerden sommige dorpspolders afzonderlijk, ook werd gezamenlijk in een 'contact-orgaan' geprotesteerd. Men (het contactorgaan) zag in het plan een voorbeeld van de '...worsteling tussen bestuur en technici, welke in onze tijd is waar te nemen. De deskundigen proberen langzamerhand (wij laten in het midden of dit al of niet opzettelijk gebeurt) plaats te nemen op de bestuurszetels, waarin een groot gevaar schuilt voor onze samenleving. Wij leven in een periode, waarin wij worden getechniseerd en gemechaniseerd, met het gevolg dat de persoonlijkheid teloor gaat, de fleur van onze arbeid verwelkt en het verantwoordelijkheidsbesef niet meer spreekt. De mens wordt een verlengstuk van de machine en zijn intensiteit verslapt. Hierdoor wordt een volkskracht vernietigd tot schade van onze gemeenschap...'. Het contactorgaan opteerde in plaats van opheffing voor indeling van de Tielerwaard in 7 a 8 dorpspolders. Elke polder zou een zelfstandig gebied met een eigen bestuur blijven.
De plaatselijke betrokkenheid bij de waterstaatszorg bleef op deze wijze gewaarborgd. Een centrale organisatie, zo vreesde men, zou al spoedig verworden tot een ambtelijk geheel, waarbij de bestuurders steeds meer afhankelijk werden van de (technische) ambtenaren. Ten aanzien van deze ambtenaren bestond een grote argwaan. In het bezwaarschrift formuleerde men deze argwaan met '...De ambtenaar neemt Dimmer die vertrouwenspositie in als een bestuurder. Immers is hij niet gekozen door de landeigenaren. Hij is in de regel geen man, geboren en getogen in de streek welks belangen aan zijn zorgen zijn toevertrouwd. Hij is niet met de grond, zoals de boer, samengegroeid...'
Verder was men van mening dat de invloed van de grondeigenaren tot een minimum werd teruggebracht. Voorheen koos men gezamenlijk een polderbestuur, nu werd door de stemgerechtigden in een kieskring een hoofdgeërfde afgevaardigd naar het districtsbestuur. Deze persoon had geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid maar maakte deel uit van een bestuur, met andere woorden slechts een medebeslissingsbevoegdheid.
Als gevolg van het verlies van medezeggenschap ging ook het (mede)verantwoordelijkheidsgevoel verloren. Dit werd ten zeerste betreurd, men schreef dan ook '...We kunnen een streek alleen tot bloei brengen met medewerking van de belanghebbenden. De polders, zo hoort men zeggen, zijn een te kleine gemeenschap en passen niet meer in de tegenwoordige structuur van de landbouwgemeenschap. Moet dan alles wat klein is maar verdwijnen? Heeft die kleine gemeenschap geen recht meer op zijn zelfstandig voortbestaan?...'. * 
Bezwaarschrift polder Haaften.
De polder Haaften protesteerde hevig tegen de voorgenomen opheffing. Het bevreemdde het bestuur nooit eerder kritiek van de Dijkstoel van de Tielerwaard op de waterstaatkundige toestand te hebben gehad, terwijl nu bij Gedeputeerde Staten sprake was van ernstige bezwaren. Het bestaande electrische gemaal-voor de polders Haaften en Heilouw-voldeed aan de behoefte en was volgens het Haaftense polderbestuur op de juiste plaats gebouwd. Het feit dat bij de reorganisatie op dezelfde plaats een gemaal voor de samengevoegde polders zou worden gesticht, bevestigde de destijds gemaakte keuze. Ook de bestaande maalvliet-Haaftense- en Hellouwse vliet-werd gehandhaafd. Wel vreesde men dat bij de nieuwe waterstaatkundige situatie het tijdsbestek waarbinnen het overtollig water werd geloosd zou worden vergroot. Bij de samenvoeging van de polders Haaften, Tuil en Waardenburg zou lozing via de verlengde Haaftense vliet plaatsvinden. De polder Haaften kon eerst dan gaan lozen nadat de polders Waardenburg en Tuil waren drooggemalen. Ruilverkaveling was volgens de polderraad de meest aangewezen weg om de waterlozing te verbeteren. De afwatering kon op vrij eenvoudige wijze worden verbeterd door alle watergangen in onderhoud bij de polder onder te brengen. In de praktijk bleek dat de boeren niet altijd voldeden aan de verplichtingen de watergangen te reinigen. Dit werd veroorzaakt door het ontbreken van de vereiste deskundigheid, het ontbreken van tijd wanneer de reiniging het meeste effect had maar ook het steeds moeilijker worden om voor dit werk geschoolde krachten te krijgen. Wanneer de polder het onderhoud van alle watergangen op zich nam, kon hiervoor vast personeel worden aangenomen. De kosten konden door de grondeigenaren worden verrekend met de pachtprijzen. De pachters betaalden dus uiteindelijk de onderhoudskosten maar waren daarentegen wel vrijgesteld van de onderhoudswerkzaamheden. Ook vreesde men voor de financiële gevolgen van de opheffing, die aan de grondeigenaren groot nadeel zou berokkenen. De polderraad zag dan ook geen enkel voordeel in de opheffing van de polder Haaften en pleitte voor het behoud van de zelfstandigheid. Het mocht allemaal niet baten; bij Koninklijk Besluit van 24 juni 1954 nr.23 werd de opheffing met ingang van 1 september goedgekeurd. Op verzoek van de Dijkstoel van de Tielerwaard bleven de poldermeesters, de secretaris, de ontvanger en de overige ambtenaren aan, totdat eervol ontslag was verleend. Met ingang van 1 juli 1956 werd dit eervol ontslag verleend.

Kenmerken

Datering:
1853 - 1955
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
3
Opmerkingen:
Verklaring van overbrenging in toegang 0040, dossiernummer 424 'stukken betreffende dienstverlening aan het Waterschap 2003-2007'