Archieven

 

Uw zoekacties: Archief van het stadsbestuur van Culemborg, 1318 - 1813

0826 Archief van het stadsbestuur van Culemborg, 1318 - 1813

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Identificatie
2. Context
2.1. Naam van de archiefvormer(s)
2.2. Institutionele geschiedenis
2.3. Geschiedenis van het archief
0826 Archief van het stadsbestuur van Culemborg, 1318 - 1813
1. Inleiding
2. Context
2.3.
Geschiedenis van het archief
Het stadsarchief heeft naast het stadhuis andere verblijfplaatsen gehad. Op de stadsrekening over het jaar 1539 staat dat de bijbehorende acquiten "op mijns Vrouwen contoir" waren gelegd. Daarentegen is op de rekening over 1580 vermeld dat deze met bijlagen op het stadhuis was geborgen. Ook de bijlagen bij de rekeningen van gasthuizen werden daar bewaard, terwijl op sommige rekeningen is genoteerd dat deze acquiten in de kist van de schepenburgemeester waren geplaatst. Met deze kist is waarschijnlijk de stadskist bedoeld, die in bewaard gebleven inventarissen van de jaren 1567 en 1764 wordt genoemd. Ook elders in het stadhuis werden archivalia bewaard, blijkt uit een inventaris van 1810, waarin over "de groote kast" gesproken wordt. In 1828 werd de provinciale archivaris Is. An. Nijhoff door de gouverneur van de provincie Gelderland gecommitteerd om de Culemborgse archieven op te nemen. Het bleek dat een deel van de archivalia in 1812 een tijd lang in kisten in de open lucht hadden gestaan en dat de rekeningen en stukken betreffende de stedelijke financiën op de zolder van het stadhuis waren geplaatst. De rest van het grafelijk archief was uitgestort op de zolder van het weeshuis. Op grond van het door Nijhoff uitgebrachte rapport op 28 Mei 1828 werd de Culemborgse boekhandelaar J.K. van den Abeelen de inventarisatie opgedragen onder het toezicht van de provinciale archivaris. Terloops is vermeld, dat de eerstgenoemde met een gratificatie werd beloond voor de door hem in de jaren 1830-1835 verrichte arbeid, terwijl de provinciale archivaris door de Koning met een gouden medaille werd vereerd.
Een Koninklijk Besluit van 1835 bepaalde, dat het grafelijk archief naar de provinciale archiefbewaarplaats te Arnhem zou worden overgebracht, zodra er ruimte voor gevonden zou worden. Het archief bleef in Culemborg onder toezicht van Van den Abeelen tot zijn dood in 1869. In februari 1870 werd het archief naar Arnhem gebracht. In de jaren 1847-1849 heeft Van den Abeelen zich over het gemeentearchief gebogen ter assistentie van de gemeente-secretaris. In een brief aan Nijhoff van 21 Juni 1850 schreef Van den Abeelen: „Het stedelijk archief is nu ook in order en bevat ten deele nog al merkwaardigs". * 
De inventaris is lang in gebruik geweest. Er staan verschillende archivalia in vermeld die in het grafelijk archief hoorden, want om de herkomst van de stukken hebben Van den Abeelen en Nijhoff zich niet bekommerd. Het verblijf van het grafelijk archief op het stadhuis zal niet bevordelijk zijn geweest voor de afscheiding van de verschillende archieven, waaronder dat van het polderdistrict.
In 1886 heeft de toenmalige Rijksarchivaris in Gelderland, Mr. J.F. Bijleveld aan de Gemeenteraad verzocht de stukken die tot het rechtelijk archief van de stad en het grafelijk archief behoorden over te brengen naar Arnhem. De stukken werden daarna overgebracht, al bleek dat niet zorgvuldig te zijn gegaan.
Het gemeentearchief is toen lange tijd verwaarloosd, tot het rond 1925 is geordend en verzorgd door L. Sillevis. De ordening heeft bij de laatste inventarisatie in zoverre gunstig gewerkt, dat geen al te grote chaos hoefde te worden uitgezocht. De inventarisatie heeft ook geleid tot het ruilen van stukken tussen Rijk en Gemeente. Van deze gelegenheid is ook gebruik gemaakt om archivalia af te staan aan het polderdistrict, het St. Elisabethsweeshuis en de gemeente Everdingen, alsmede een handschrift aan de plaatselijke Oudheidkamer. De belangrijkste aanwinst, door het gemeente-archief bij deze ruil verkregen, bestond in een groot getal archivalia, meest charters, behorend tot de archieven van het St. Petersgasthuis, den Poth en het St. Elisabethsgasthuis. De archieven van deze stichtingen zijn beschreven onder de gedeponeerde archieven naast de gilde-archieven, die der z.g. Boedels en dat van Curatoren der voormalige Latijnsche school, welke verder geen toelichting behoeven. Van de genoemde liefdadige instellingen bestaat alleen nog het St. Elisabethsgasthuis als zodanig. Het is bestemd tot huisvesting van ouderen en werd in 1532 gesticht door Elisabeth vrouwe van Culemborg en haar tweede echtgenoot Anthony van Lalaing, graaf van Hoogstraten. Het wordt niet meer afzonderlijk beheerd, maar ressorteert onder het Burgerlijk Armbestuur, evenals de beide andere stichtingen, die niet meer zelfstandig in wezen zijn. De oorsprong van het St. Petersgasthuis is onbekend; het wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde van 1386. In 1421 schijnt het in een nieuw gebouw te zijn gekomen. De stichtingsakte van den Poth d.d. 7 Mei 1455 is in afschrift bewaard gebleven in het Cartularium dier instelling *  , terwijl een aanvullende akte van 1511 dateert *  . Het doel van deze fundatie was het doen van uitkeringen aan huiszittende armen. Uit de rekeningen blijkt, dat het St. Petersgasthuis nog in de 16e eeuw werkelijk tot verpleging van behoeftigen heeft gediend. Deze uitgaven nu vindt men voor het laatst opgetekend in de rekening over 1567/68. Bij die voor het personeel staat het er zelfs bij: Uuytgegeven van loon des huysgesins voor de leste reyse. Daarentegen zijn in de volgende rekeningen de uitkeringen aan behoeftige personen veel uitgebreid. Vermoedelijk is dus omstreeks 1569 het gasthuis van bestemming veranderd. De kerk, waarin in 1566 de Gereformeerde leer was gepredikt, stond jaren leeg en werd in 1677 aan de Luthersche gemeente in gebruik gegeven door graaf Georg Friedrich van Waldeck. In hoeverre het onder Inv. no. 1993 beschreven bestek tot een verbouwing geleid heeft, blijkt uit deze stukken niet. Volgens de mededeling van Voet *  zou de Latijnsche school, waartoe de gasthuiskerk volgens bovengenoemd bestek-verbouwd zou worden, sedert de middeleeuwen nooit van plaats zijn veranderd. Uit een „Memorie der in het Departement Gelderland gevonden wordende godshuizen en andere gestigten van liefdadigheid", ingediend bij de Minister van Binnenlandse Zaken in Augustus 1806, blijkt, dat het gebouw van het St. Petersgasthuis toen nog bestond en diende voor uitdelen van brood en kleren aan noodlijdende ingezetenen. Op enige uitzonderingen na is het oud-archief afgesloten met het daarvoor gebruikelijke jaar 1813, Als grens voor de regestenlijst van de in het archief aanwezige oorkonden is gekozen de 9e December 1555, op welke datum door het overlijden van Elisabeth van Culemborg het geslacht van deze naam uitstierf en de inmiddels tot een graafschap verheven heerlijkheid onder het bewind kwam van graven, die uit vreemde geslachten gesproten waren. Bij de oorkonden is de enige van vóór 1555 bewaarde brief, die in het grafelijk archief was beland en weer in het stadsarchief is teruggebracht, mede vermeld (no. 290). Verder is er hier nog op gewezen, dat ter besparing van drukkosten de dateringen niet in onopgeloste vorm onder de regesten zijn opgenomen. Achter de opgeloste datum zijn alleen bijzonderheden in de datering vermeld.Wel zijn in de inventaris de specificatiën van verschillende series behouden. Dat ook de regesten behouden zijn, is een gevolg van de overweging, dat deze in het bijzonder voor de beoefenaars der lokale geschiedenis van groot nut kunnen zijn in verband met de vele namen van personen en plaatsen, straten enz. die zij bevatten. Na het gereed komen van de inventaris werden de daarin beschreven archivalia op de gebruikelijke wijze genummerd en werd ten laatste een index op de in inventaris en regestenlijst voorkomende persoons- en plaatsnamen vervaardigd. Vervolgens ging het archief weder naar de bewaarplaats te Culemborg terug. In 1963 kwam men tot de ontdekking dat niet het gehele oud-archief naar de brandvrije bewaarplaats was overgebracht. Op de zolder van het stadhuis was een grote hoeveelheid stukken in wanorde achtergebleven. Het merendeel van deze stukken bleek te bestaan uit liassen met acquiten, bijlagen bij rekeningen van verschillende instellingen, welke liassen zelf gelukkig intact waren gebleven. Als deze ontdekking eerder was gedaan, hadden de stukken aan de inventaris toegevoegd kunnen worden. Echter was de index al gereed, waardoor het invoegen het aantal bis-nummers te groot zou hebben gemaakt. De enige aangewezen weg zou in dat geval zijn geweest het werk opnieuw te verrichten: het archief over te nummeren en een nieuwe index te vervaardigen. De tijd, die met dat werk gemoeid zou zijn geweest, kon in verband met de overige werkzaamheden van de schrijver niet worden gevonden. Om deze reden is de (overigens niet zeer elegante) oplossing gekozen om al deze stukken in een supplement te beschrijven *  .
Ten einde het opzoeken van de bij elkander behorende stukken toch eningszins te vergemakkelijken, is in het Supplement de indeling van de Inventaris gevolgd en zijn over en weer verwijzingen aangebracht. Hopelijk zullen op die wijze de bezwaren deze noodgedwongen gekozen methode van beschrijving zoveel mogelijk zijn ondervangen. Gelijk van zelf spreekt, zijn de verschillende in het Supplement voorkomende eigennamen mede in de Index verwerkt.
2.4. Verwerving
3. Inhoud en structuur
4. Voorwaarde voor raadpleging en gebruik
5. Verwant materiaal
6. Aantekeningen
7. Beschrijvingsbeheer
8. Bijlagen bij de inleiding

Kenmerken

Status toegang:
Definitieve toegang / toegang afgerond
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
40