Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1899-05-08; p. 2
Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1899-05-08; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1899-05-08
Jaargang:
1899
Is onderdeel van:
VAN SIMON GEZIEN.
»
1
H. W. S.
EN THOMAS DAN?
’t
ons Blad, die meer intieme
«’s i
Simon gezien.” Zij dit woord ook voor ons een Dat is in waarheid de Ontfermer, het eerst afgedwaald is en van Hem vervreemd. Zóó is Heiland, het eerst vragende naar den bitterlijk der zonde wil, de handen der herkenning uit-
Waar zijn mijn trotsche Gedachten heen? Als ijs gesmolten Bij ’t stil geween.
an niet anders, of een Redactie als van met een deel harer lezeressen in min of betrekking staat, kan bij het schrijven nagaan, wat deze of die er aan hebben zal, en wat anderen voor tegenwerpingen kunnen maken. Zoo ging het mij ook bij het schrijven van mijn stukje over de verschijningen onzes Heeren; het was mij als las ik reeds de brieven van eenigen uwer, die mij tegen-wierpen: ( tegenwierpen: ) „Trekt u de verschijning aan Petrus ’t meest? En Thomas dan? Thomas, de edele, eerlijke twijfelaar, Thomas, de ernstige ongeloovige, door den twijfel heen tot het geloof gebracht, heeft zijn geschiedenis niet het meest het woord voor dezen tijd?” Ik weet, dat een aantal aldus vragen zal en ik wil ditmaal hare vragen voorkomen. Neen, Thomas heeft niet het woord voor dezen tijd! Deze in zijn zwaarmoedigheid zoo aantrekkelijke jonger des Heeren was een van die diepe naturen, die zeer zeker vreemd zou zijn aan het oppervlakkig ongeloof onzer dagen. Laat ons toch niet vergeten: in onze eeuw van stoom en elektriciteit leven wij snel, vliegen ook de stroomingen der geesten snel voorbij. Men vindt ze eigenlijk niet meer, de weemoedsvolle twijfelaars, wier godsdienstig gemoedsleven pijn
Door ons medegaan en mededoen met de wereld, de wereld in eigen hart zoowel als de wereld daarbuiten. Petrus, toen hij zijnen Heer verloochend had, zocht de eenzaamheid en weende bitterlijk! En wij, wat hebben wij gedaan en wat zullen wij voortaan doen, als de ervaringen van ons leven, van eiken dag schier, ons aan dezen Petrus gelijk of veel erger dan hem maken? Ziet, mijne lezeressen, wij meenen veel beter te doen met u voor deze werkelijkheid te plaatsen, wie en wat wij zijn in ons gebrek, onze zwakheid, onzen onwil vaak, dan zooals velen wenschen zouden, in ons Blad te gaan mede- bouwen aan ideale heiligheids-luchtkasteelen, die ten slotte den hoogmoed van het arglistige menschenhart alleen voeden. De lichtgestalten van den Verrezene uit de dooden prediken ons ook in de volgorde hunner openbaringen zulk een onuit-sprekelijke ( onuitsprekelijke ) vertroosting. Maria van Magdala, de zondares van weleer, en Simon Bar-Jona, de afvallige, deze beiden zijn de eersten die werden begenadigd, om den verheerlijkten Heiland te aanschouwen. Wat daar mag voorgevallen zijn tusschen Simon en den Verrezene, menschen- noch engelenoor hebben het beluisterd en Simon zelf heeft ook in de openhartigste stemmingen van zijn leven nimmer iets daarvan naverteld. Kort is het bericht van deze verschijning, maar in zijn kort-heid ( kortheid ) bevat het toch een gansch levensbericht, terugwerkende op Simons verleden en voortwerkende met een invloed, die nimmer ophield tot zijn laatsten ademtocht. „En is van levensbericht! zoekende wat de liefdevolle bedroefde om strekkend naar wie Hem vergat bij woord of daad. Dat is ten slotte de Verlosser, die van zonden vrij maakt, die de l | schuld verzoent in en door zichzelven. 1 Sedert Simon Bar-Jona zijn Heer ontmoette, is dat korte 1 levensbericht in duizendmaal duizend levens herhaald. Hebben wij als Simon onszelven leeren kennen bij het licht des Geestes < 'v, . dan wordt het ook onze geschiedenis, dan ook zullen wij Hem tmoeten i
Wat ik gedacht hèL Gezegd, gedaan, „ ’t Is al verzwonden Als droom en wé
0 eeuwige liefde, Mijn heil zijt Gij, Ontzonk mij alles, Gij blijft mij bij. De verschijningen van onzen Heer en Heiland in'”dfJM^j spanne tijds tusschen Zijne opstanding^"’uit de doodg Zijne Hemelvaart, hebben de aandacht der Gern^iK— Heeren geboeid in de dagen die achter ons liggen. W niet anders dan onderstellen, dat ook onze lezeressen hebben gestaan in den geest, al was het maar alleeflg Zondags in het kerkgebouw, bij deze laatste zichtbare haringen van den gezegenden Verlosser. Juist echter om|gt de toevoeging die ik daar maakte: „al was het maar all in het kerkgebouw” meer regel dan uitzondering is, jiMt omdat de overdenking der verschijningen des Heeren zich zon vaak bepaalt bij de prediking des Woords, en zij niet inwerf- ken in ons leven, en op ons geloofsleven geen of veel te weinig invloed hebben, juist daarom meen ik dat wij elkaÄ hier mogen herinneren aan de blijvende waarde voor ons hai|t van dit laatste tijdperk van ’s Heilands aarde-leveh. Het zou echter in ons Blad te veel plaats nemen, als wij al de liefelijkf tooneelen wilden nagaan van af den Paaschmorgen tot aan de triomfvaart van den Olijfberg. Wij gaan daarom thans Maria van Magdala voorbij, aan wie de Heiland zich open baarde als de groote Vertrooster en de goede Herder, dl? Zijne schapen bij name kent; ook de - vrouwen wien HiSfe vernieuwde blijdschap in ’t hart gaf. Wij laten de Emmausl gangers hunne wandeling voortzetten in ’t beste gezelschap^ ■ dat vrienden op aarde begeeren kunnen. Wij denken ook niet aan de tien discipelen, noch later aan de elven, toen de grootf|? Vrede-aanbrenger zich ook als de kenner en oordeelaar on^%, gedachten en gesprekken openbaarde. Zelfs verl WÉÉ!' niet bij dat boven alle beschrijving liefeliike . oever van Gennesareths meef, waar het tot o t 'Ä vertroosting ggschrev^^taat, dar.de vejheeriijjjte j ' 'mêr^ïïTallerpersoonlgke belangen, met a* onzen arbeid dien wij arbeiden onder de zon. Neen, wij wenschen!' uw aller aandacht te bepalen bij eene verschijning d
s
lijk werd gewond door het verstandelijk ondermijnen van hun geloof in den strijd hunner dagen; destijds was er ernst bij de twijfelenden. Ze zijn opgevolgd door nieuwe geslachten, die met het geloof, dat ze meenden te moeten prijsgeven of licht-vaardig ( lichtvaardig ) den rug toekeerden, ook de diepste behoeften huns gemoeds het zwijgen oplegden, zóó geheel, dat de fijnste snaren hunner ziel verleerden te trillen.*) Wat nu vele jonge harten van tegenwoordig betreft, hen moet ik het, ook al klinkt het hard, met hoogen ernst zeggen: Uw twijfel, uw Welt-schmerz- achtige-weemoeds-stemming is niet anders dan coquetteeren met het ongeloof, is niet anders dan uzelven interessant vinden. Gij weet het zelf niet altijd, gij kent uzelven niet in dat opzicht; maar ik spreek te veel, te beslist uit ervaring, om het u niet te durven verzekeren: waarachtige ernst is aan zoogenaamden ongeloofsstrijd vreemd. Wilt ge uzelf in Thomas hervinden, vraag uzelf dan allereerst af, of iets van die onuitsprekelijke zielsliefde, die dezen Didymus kenmerkte voor den Heiland dien hij bereid was geweest tot in den dood te volgen, in uw hart leeft? Is het u werkelijk te doen om de waarheid, niet om schoonklin-kende ( schoonklinkende ) theorieën, maar om niets dan de waarheid, blijf dan niet ongeestelijk staan bij Thomas’ begeerte om met oogen te zien en met handen te tasten, maar volg hem na in zijne diepe zielsbegeerte om tot overtuiging der waarheid te komen die uit God is, en niet bij menschen en nog minder bij onszelf gevonden wordt, en houdt niet op te smeeken om dien Geest, die in alle waarheid leidt en die de mond der waarheid ons heeft toegezegd en geschonken. Wij durven het wel van de daken te prediken in de zekerheid van een intense geloofs-overtuiging, ( geloofsovertuiging, ) wat Cesar Malan ons zoo schoon zegt in de vo gende versregels: U zoek ik Heer. Mijn wenschen en begeeren Is, dat mijn ziel U steeds aanschouwen moog’. Laat mij van ü ’t geheim des Levens le
héidwntwenden geest meer boeien ? Kon ik niet even goed vra-gen: ( vragen: ) Is het goed aan de moeder de toewijding en liefde van het kinderhart te onttrekken, om daar en zooals wij willen onze tent'^ri te bouwen? Ï and zal mij kunnen beschuldigen van in dit Blad „om :■» heen te draaien”. Trouw en eerlijk heb ik steeds Waar geschonken licht mijn overtuiging uit te spreken. Ik BS ook thans niets verzwijgen, op gevaar af van eenigen mijÄÄonge vriendinnen (ik reken alleen met degenen voor wieSkrf Blad geschreven wordt) te ontstemmen. Toen voor eeniÄ®fweken een storm over mij opstak, omdat mijn waar- schÄSnde vinger eenige wondeplekken aan wees aan onzen geeKijken hemel, toen hebben deze stormen mijn haar niet verfcjsd, maar wel mijn nadenken over deze dingen verscherpt en vrucht mijner ernstige overtuiging wil ik u in alle zac»moedigheid meedeelen: Velen hebben mij gewezen op de schine vruchten van Jeruël te Rotterdam, en — ik wil er gaarne aan gelooven; velen spraken mij van de uitnemende ar beid.-Trachten, daar werkzaam, en ik ding er niets op af, maar wel moet ik met een overtuiging, die zich niet tot zwijgen laat brengen, uitspreken: als deze kinderen, die de Moeder heeft gekoesterd op haren schoot, heeft gedragen in hare armen, heeft gevoed met haar eigen levensbloed, eens niet elders hunne tenten waren gaan bouwen, eens gebleven waren met hun brandende liefde voor ’t verlorene, hun vurigen ijver en uit-nemende ( uitnemende ) arbeidskrachten in hun moeders huis en daar al dat heerlijke, door Gods Geest gewekte en gewerkte, hadden ten offer gebracht en in den schoot zelven van de Kerk, de Draagster der goddelijke Boodschap, de afgedwaalde en verloren lammeren der kudde hadden trachten terug te brengen, zouden zij niet meer in den weg der gehoorzaamheid zijn gebleven aan hun Heer en Meester, die hen en mij toch de Eerste en de Hoogste is? Zou het niet beter staan met veler Bijbelkennis, veler zuiver inzicht in den weg des heils, zou er niet meer ge-
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer