Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1899-05-04; p. 6
Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1899-05-04; p. 6
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
6
Datum:
1899-05-04
Jaargang:
1899
Is onderdeel van:
— 8 —
plaatsen, want de Heer heeft het geslacht Zijner verbolgenheid verworpen en verlaten. Want de kinderen van Juda hebben gedaan, hetgeen kwaad is in Mijne oogen, spreekt de Heer; zij hebben hunne verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijnen naam genoemd is, omdat te verontreinigen.” Zoo dik-wijls ( dikwijls ) hij eenen blik wierp in zijn eigen hart, herkende hij het kind zijns volks en moesten zijne lippen het zuchtend uitspre-ken: ( uitspreken: ) „Heer zoo Gij in het gericht wilt treden, wie zal voor IJ bestaan ?” Hij kon nergens vrede vinden en wilde menig-maal ( menigmaal ) het boek van den heideboer, de geschiedenis van den verachten Nazarener ver weg slingeren, maar het boek scheen aan zijne vingers te kleven en juist als hij het boekje op eenen grooten afstand wenschte, werd hij er als het ware toe gedrongen het op te slaan en er in te lezen. Al lezende was het hem dan, alsof eene heilige stilte van verre naderde om den storm in zijn hart tot bedaren te brengen. — Zoo was hij her- en derwaarts getrokken; telkens als hij een tehuis voor zijnen jongen meende te hebben gevonden, kwam het een of ander bezwaar bij hem op. Zijne ziel zuchtte, zoo dikwijls hij aan het kind dacht, menigmaal meende hij zich bij den knaap te moeten nederzetten en met hem te treuren, zooals Israël aan Babylons waterstroomen, toen het zijne har-pen ( harpen ) aan de wilgen gehangen en zijn hoofd met asch bestrooid had. — Het ging hem met het heidehuis evenals met het boek van den heideboer, het ééne wilde hem zoo min uit de gedachten als het andere. Wanneer hij aan den knaap en den heideboer dacht, kwam het hem meermalen voor, alsof hij eene nooit te vergeven doodzonde beging en dan weder stroomde met dezelfde overpeinzingen een gejuich door zijne borst en gevoelde hij zich gedrongen om in te stemmen met het geroep zijns volks: „Hosianna, geloofd zij Hij, Die daar komt!” Zoo trok de oude Nathan door het land met eenen zwaren vracht op den rug en eenen no
harslucht tegen. — Over drie dagen is het Kerstmis en Hans Jürgensen heeft den Kerstboom, die reeds op eenen houten voet is bevestigd, in eenen hoek der kamer geplaatst. Het is alsof bij den aanblik van dezen boom een bliksem-straal ( bliksemstraal ) in het oog van den ouden Jood flikkert. Hij weet, welke de beteekenis van dezen boom is, dien hij reeds dikwijls in Christenwoningen heeft gezien, en er komt eene pijnlijke uit-drukking ( uitdrukking ) op zijn gelaat. Doch dit is van korten duur! — Benjamin stormde naar binnen; hij kuste en liefkooste zijnen grootvader onstuimig, terwijl deze zijnen jongen gedurig met innig welbehagen over de wangen streelde en zijne lippen fluisterden: „Nu spreek ik, zooals Israël tot zijnen Jozef: ,Dat ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog leeft!’” „O, grootvader,” antwoordde de knaap, die zijn gelaat in de kussens drukte en zijne armen weder om den ouden man heen sloeg. „Neem mij toch niet van deze goede cuenschen weg, want ik heb hen zoo lief, grootvader! Zij hebben mij de wet van Mozes geleerd en de geschiedenis van den Messias, Die uit den Hemel is gekomen en Zich voor de menschen heeft laten kruisigen, ken ik ook al! Och grootvader, mag ik u niet van den Messias, Die alle zieken gezond maakt, vertellen ?” {Wordt vervolgd.') Opgaaf van dagelijksche Bijbellezing gedurende de maand Januari. De rooster dezer Bijbellezing, die nu voor de derde maal in dit blad verschijnt, is opgemaakt door een internationalen Bond voor Bijbel-studie ( Bijbelstudie ) en gebed en wordt door meer dan drie rnillioen jeugdige chris-tenen, ( christenen, ) in alle werelddeelen verspreid, dagelijks gevolgd. De Redactie hoopt, dat in dit nieuwe jaar vele lezeressen eveneens van dezen rooster gebruik zullen maken en daartoe eiken dag haren Bijbel ter hand zullen nemen. Juist dat geregelde Bijbellezen wordtin onzen tijd droevig verwaarloosd, en toch.... hoeveel ongeloof en twijfel zouden wij zien verdwijnen
Jan. 1. De Engel des Heeren als gids in het nieuwe jaar. Ex. 23 : 20-25. Christus noodigt ons uit. » 2. In Zijn rijk in te gaan. Matth. 22 : 1-10. » 3. Het leven te verkrijgen. Matth. 7 : 13, 1.4. Joh. 5 : 40. » 4. Hem te volgen. Luk. 12 : 18-23. » 5. Hem te dienen. Mark. 1 : 14-20. » 6. Ons-zelven te verlooche-nen. ( verloochenen. ) Mark. 8 : 34-38. » 7. Eene erfenis te aanvaar ¬ den. Matth. 25 : 31-34. » 8. Eene heerlijke uitnoodi- ging. Matth. 11 : 25-30. Waarheen ga ik 2 » 9. Vluchtende voor den Heer. Jona 1 : 1-5; 3 :1-4. » 10. Tegengehouden op den weg Handl. 9 : 1-9. » 11. Teruggebracht op den goeden weg. 1 Kon. 19 : 1-21. » 12. Op denrechten weggeleid. Jes. 30 : 18-21. » 13. Licht op den weg Ps. 119 : 105-112. » 14. Christus, de Weg. Joh. 14 : 1-7, » 15. Waar ga ik heen? Ps. 119 : 57-64.
Ik ben een leerling. Jan. 16. God wil mij onderwijzen. Spr. 2 : 1-15; Jes. 50 : 4. » 17. Eene Egyptische opvoe-ding. ( opvoeding. ) Handl. 7 : 20-40. » 18. Chaldeeuwsche opvoeding. Dan. 1 : 1-7; 5: 10-17. » 19. Joodsche opvoeding. Handl. 22 : 1-15. » 20. Jezus, onderwezen door God. Joh. 7 : 14-18; 8 : 25-30. » 21. Opvoeding en gebed. Jac. 1 : 5-8. » 22. Het gebed van een die begeert te leeren. Ps. 19. De strijdmacht Gods. » 23. De Heer der heirscharen. Ps. 24. » 24. De strijd is des Heeren. 1 Sam. 17 : 45-51. » 25. Jehova is met ons. 2 Kron. 32 : 1-8. » 26. Dienende als een krijgs-man. ( krijgsman. ) 2 Tim. 2 : 1-13. » 27. Zij keerden zich om, in den strijd. Ps. 78 : 1-11. » 28. Dit is de overwinning. 1 Joh. 5 : 1-5. » 29. De heirkracht des Heeren. Ps. 20.
Lediggang of vruchtbaar werken. Jan. 30. Het begraven talent. Matth. 25 : 24-30. » 31. IJdele woorden. Matth. 12 : 33-37.
A. van Loon. — Tiel.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer