Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-09; p. 4

Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-09; p. 4
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
4
Datum:
1898-04-09
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
4e jaarg.
I
I 3 1
■’i: Kl
M A, II, I; E„ „Nu, dat doet mij genoegen. Het ging hem heel goed, maar hij wilde toch terugkomen, schreef hij, en hij vroeg of dat huis van Alders nog te koop was. Ga je daar wonen? Het is al heel gelukkig dat ik je juist ontmoet heb, vooral, omdat wij misschien buren zullen worden.” Marie beantwoordde deze laatste opmerking niet, maar op vriendelijken toon zeide zij: „Ge zijt altijd zoo goed voor mij geweest, maar ik geloof dat ik u daar nooit voor bedankt heb.” „Wel, daar deed ik het ook niet om, kind. Maar ’t is aardig, dat . je er nog aan denkt.” En met een vriendelijk knikje ging de goede vrouw verder met haar ledig botertonnetje in haar naar huis: zij was geheel in de war. Dat Niels geen verdere uitlegging voor haar stilzwijgen kon aannemen, kwam geheel met zijn karakter overeen. „Ik vertrouw op je,” dat had hij haar immers geschreven. — En nu moest zij hem zulk een groot verdriet aandoen 1 — Zij gevoelde, dat het haar plicht was, hem alles te zeggen, zij mocht het zelfs geen dag meer uitstellen. Hoe vreemd het mocht zijn, zij had zich in den laatsten tijd er aan gewend, altijd aan hem te denken als aan eenen zieke of stervende, of zelfs als een overledene. Maar ’t geen zij nu van hem had gehoord, klonk in haar ooren als de groet van eenen die hersteld was. F Den volgenden nacht bleef Marie opzitten en bracht einde ¬ lijk onderstaanden brief op het papier. ,,.Zhe'/;c Niels, ik dank je voor je laatsten brief, en ik hoop dat je weêr her-steld ( hersteld ) zijt. En nu moet je mijne biecht aanhooren en dan zelf oordeelen. Je hebt mij niet goed gekend, Niels, mijn hart was slecht en dwaas, en toen ik in de stad kwam, vond ik al spoedig kennissen, die ook zoo gezind waren, en toen nam ik uwen ring van mijn’ vinger af, om een vrijer gevoel te heb-ben ( hebben ) ; maar ik droeg hem aan een bandje om den hals en daar is hij nog, en hij blijft er, totdat je mij schrijft, dat ik het recht heb verloren om hem te dragen. En nu moet ik je iets gaan zeggen,
Zij schreef niet „uwe Marie” want het was nu aan hem om te beslissen, vond zij. Het was nog vroeg in den morgen van den guren winterdag, toen Marie den brief in de bus stak. Zij rekende uit hoeveel dagen moesten verloopen, eer hij den brief kon hebben. Mevrouw Holm kwam nu goed vooruit; zij mocht nu op-staan, ( opstaan, ) eerst voor een oogenblik, en eiken verderen dag wat langer. „Kom binnen, Marie,” zeide de zieke op een zekeren mid-dag, ( middag, ) „en ga daar eens in dien rieten stoel zitten. Ge hebt van daag niet veel te koken en ge kunt dus best een uurtje bij mij blijven. Ik dacht zoo, dat ge mij wel iets te zeggen hadt.” „Ja, dat heb ik”, en Marie ging zitten. „Het is niet veel moois, maar ik weet, dat Mevrouw mij toch niet daarom zal laten gaan, want ik heb er groot berouw over gehad. — O, hoezeer heb ik er naar verlangd, u alles te kunnen zeg-gen ( zeggen ) ! Maar toen u zoo ziek was, vreesde ik, dat u het eerst in den hemel zou wezen, en dan had ik een gevoel alsof ik daar nog meer van u gescheiden zou zijn, maar dat was eene dwaze gedachte, want daar Boven is het toch alles liefde.” Marie spaarde zichzelve niet; zij bekende openhartig hoe oijverschillig, hoe ver van God, zij had geleefd. „Arme Marie”, en Mevrouw Holm legde de hand weêr lief- koozend op haar hoofd, — „geen vader, geen moeder, geen christenziel om u den rechten weg te wijzen, totdat de Heer zHf Zijn werk deed en u langs ongedachte wegen leidde. — Maar, vertel mij nu eens wat van den man dien ge zoo groot leed hebt aangedaan, hoe was die?” „Ja, hoe was hij? Ik moet mij waarlijk eens goed bedenken, want vroeger dacht ik nooit veel over hem na. Hij was goed, goed voor iedereen, maar voor mij bizonder. Hij was iets anders dan de gewone menschen, want hij kwam weinig op voor zijn eigen recht en werd dus vaak op zij geschoven; anderen kregen de eer van wat hij had gedaan. Op de „boer-derij” ( „boerderij” ) waar hij werkte, lieten de andere knechts dikwijls hun wer
groote mand. Marie vloog
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer