Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-07; p. 2
Onze Jonge Meisjes
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-07; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1898-04-07
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
— 3 —
I s
zoowel in de heerlijkheid Zijner zelfvernietiging als in de majesteit Zijner verhooging. In hun denken, spreken en han-delen ( handelen ) waren zij thans, in de ure der beproeving, levende ge-tuigen ( getuigen ) van den eenigen Naam onder den hemel. Zij kenden hen, dat zij met Jesus geweest waren. Mijne lezeressen, als de zon uw levenspad bestraalt, als fle vroolijkheid uit uwe onbezorgde oogen de wereld tegenlacht, wilt gij dan ook naar dat zelfde loffelijk getuigenis dingen? Als leed en droefheid uw deel zijn of worden; als de dood ter linker en ter rechter zijde dierbare panden wegmaait, die ge zoo noode kondet missen, wilt gij dan van den Worstelaar uit den Olijvenhof leeren, om uwen wil naar ’s Vaders wil te neigen ? Als krankheid uw deel is, of een zwakte-toestand u het leven doet voortslepen — ken ik er niet velen zoo onder onze lezeressen — wilt gij dan niet van den grooten Dulder leeren te berusten met blijmoedigheid? Als de menschen u verdriet doen; als vrienden u ontvallen en hun aangezicht buiten uwe schuld niet meer is als gisteren en eergisteren ; als gij wordt gekrenkt en u bitterheid wordt aangedaan; als de mensch die meestal alleen aanziet wat voor oogen is, zoo anders oordeelt dan de Heer die rekening houdt met iedere neiging, eiken karaktertrek en met de op ons aan- loopende invloeden in ons leven; als de bitterheid en de teleur-stelling ( teleurstelling ) en de onwil over dergelijke dingen in den omgang met elkaar in u de overhand dreigen te krijgen, wilt gij dan door den stillen invloed des Geestes Gods uw hart niet laten ver-vormen ( vervormen ) naar het beeld van Hem die voor Zijne vijanden bad, en die de zachtmoedigen zalig prijzende, zelf in de lijdensge- stalte Zijner aardsche omwandeling de volmaakte zachtmoedig-heid ( zachtmoedigheid ) was? » Als de verzoeking op u aandringt, de verzoeking in eiken vorm, door de zondige neigingen binnen in ons, in ons lichaam, in onzen geest of wel door de lokstemme
'Ik ben ’t; zijt niet bevreesd. Joh. 6 ; 20. Ik ben ’t ; zijt niet bevreesd! Ben ’k immer hard geweest, Ook waar ’k door bitter lijden U moest kastijden? Ik ben ’t; zijt niet bevreesd! De droefenis geneest, Waar ze uitweent aan Mijn harte: ’k Blijf Man van smarte! Ik ben ’t; zijt niet bevreesd! Zoo ge in Mijn oogen leest, Ziet gij, hoe ’k met u lijde. ’k Blijf aan uw zijde. Ik ben ’t! Ik koos uw kruis, Straks draag Ik u naar Huis; ’k Heb ook dien weg betreden; Volg gij Mijn schreden.
EEN GEZONDE ZIEL, EEN GEZOND LICHAAM.
„Een gezonde ziel woont slechts in een gezond lichaam”, schreef de dichter Juvenalis vóór 18 eeuwen, in den tijd van Rome’s bloei. Onvoorwaardelijk kan men die spreuk niet overnemen. Menige arme lijderes, (ik spreek thans alleen tegen vrouwen en meisjes), geeft ons van die spreuk het tegenbewijs, en zou ons haast jaloersch kunnen maken, van de uitingen barer ge-zonde ( gezonde ) ziel in een ziek lichaam. Ook heeft God met sommige menschen zulke, in ons oog, duistere leidingen, dat men niet zou durven zeggen, dat het mede in hunne macht ligt gezond te worden. Dit dus vooropgesteld, zou ik verder de spreuk willen vast-houden, ( vasthouden, ) en tot nadenken willen aansporen, en wel hierover; in hoe ver het wel in onze macht ligt. Uitwendige, algemeene regels kan ieder geneesheer ons geven, maar deze zijn niet voldoende genoeg. Jesus vraagde aan den man, die in Bethesda 38 jaar lang had krank gelegen: „Wilt gij gezond worden?” en later sprak Hij: „Zie, gij zijt gezond geworden, zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede.” Is tusschen deze twee vragen ook een verband te zoeken? of moeten wij hier alleen denken aan onzen algemeenen zon-digen ( zondigen ) toestand? Ik meen van neen, en zie in deze twee vragen wel degelijk het verband tusschen geest en stof, dus tusschen den wil en het herstel van het lichaam. Waar begint nu in het lichaafn de werking van den geest, en houdt die van de stof op, en omgekeerd ? Wie is bij machte dit precies aan te toonen ? Onze ziel ondervindt dus mede de werkingen van het lichaam. Met een enkel voorbeeld wil ik deze gedachte toelichten. Wan-neer ( Wanneer ) wij ons lichamelijk niet wel en niet frisch gevoelen, werken dan de uiterlijke omstandigheden niet dikwijls geheel anders op ons, dan wanneer wij gezond en sterk zijn? Dit nu wordt dikwijls vergeten, en bij stoornis in het onderlinge samen-zijn, ( samenzijn, ) door vermeende verongelijking, of wat dan ook, de reden veelal gezocht in een ge
Diezelfde persoon, familie van mij, en deel uitmakend van een zeer positief christelijk gezin, nam haar uit liefde ook weder geheel belangeloos op. Na weinige weken moesten zij haar laten vertrekken ; er was niet met haar te huizen wegens haar humeur, en men stelde den broeder volkomen in ’t gelijk. Dit verhaal kan voor velen leerzaam zijn. Een ieder onderzoeke zichzelf. Hoe vele onaangename gevolgen hebben niet dikwijls onze daden, onze woorden, waarvoor wij geen raad bij menschen behoeven te gaan zoeken, maar slechts enkel en alleen oprecht met ons zelf behoeven om te gaan, om licht te krijgen, hoe in deze te handelen. „Den oprechten gaat het licht op in de duisternis” (Ps. 111:4). Onthoudt dit, waarde jonge meisjes. Later hoop ik eens met u te spreken over den wil, die zoo heel dikwijls, vooral bij christenen, niet tot zijn waren eisch komt. In mijne jeugd las ik: „Feucbtersleben”, „Zur Diätetik der Seele”, in het Hollandsch vertaald: „De Gezondheidsleer der ziel.” Het is volstrekt niet wat men noemt een Christe-lijk ( Christelijk ) boek, maar toch kan het menigeen tot een goede baak zijn op den levensweg. (Ik las het voor veertig jaar en na dien tijd niet meer, maar ben het boek nog niet vergeten). Als menschen zoowel als christenen moeten wij leven en wandelen. Zoo even nog las ik deze woorden: „De geest is aan de stof gebonden, maar ook de stof aan den geest.” Wees niet alleen oprecht tegenover anderen, maar allereerst in het binnenst van uw eigen gemoed, tegenover u zelf. Mevr. G.
Nu allerwege de toebereidselen worden gemaakt om onze lieve Koningin te huldigen, is het alsof men het steeds meer gevoelt hoe lief men haar heeft. Zoo althans gaat het mij, en daarom wil ik gaarne eens even iets daarover vertellen aan u, lieve redactrice en bondsleden. Het trof mij toen ik eenige weken geleden, naar een uitstal-ling ( uitstalling ) in een winkelkast kijkende, daarin een kinder-boterham- mentrommeltje zag staan, met de beeltenis onzer lieve koningin er op, en daaronder de woorden: „Dit is mijn koningin.” In mijn verbeelding zag ik dat trommeltje door een kleinen kleuter dragen, met trots op haar van wie hij zeer goed wist dat zij ook zijn koningin was, en het maakte mij blijde dat de liefde voor haar ook den kinderen werd ingescherpt. Zij begrijpen het zoo goed. Nog onlangs had ik gezien hoe verrukt een heel klein meisje was, toen zij op haar verjaardag een kopje en schoteltje present kreeg eveneens van het beeld onzer koningin voorzien; een presentje dat zij sedert dien tijd met de grootste omzichtigheid behandelt. Wij kunnen het, dunkt mij, niet genoeg bedenken dat de koningin aan het geheele volk behoort, en derhalve ook aan ieder persoonlijk. Daarom zeg ik tot mij zelf, met voldoening: ja, zij is ook mijn koningin, als ik kon zou ik nog even gaarne als vroeger langen tijd staan wachten als ik hopen kon haar dan te zien. Wat heb ik menigmaal als kind uren achtereen op den Dam voor het paleis getoefd om een enkelen blik op haar te slaan, soms gevoelde ik groote vermoeidheid, door het reik-halzend ( reikhalzend ) uitzien of zij ook aan een der vensters zou komen, en wanneer het eindelijk gebeurde, o, dan was alle moeheid vergeten door het blijde feit dat ik, thuiskomende, kon roepen : „ik heb haar gezien!” Wat had ik haar toen reeds lief, en wat dacht ik veel over haar. Eens sprak ik met mijn lieve onvergefelijke moeder er over en zeide haar, dat ik het zoo vreeselijk naar vond dat ik niet eens persoonlijk met haar in aanraking kon
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer