Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1898-04-07; p. 1
Onze Jonge Meisjes
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1898-04-07; p. 1
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
1
Datum:
1898-04-07
Jaargang:
1898
Is onderdeel van:
April 1398.
j aar g*.
(1) Q) B O (i) © S) (S (© (B © (B © <S © © © W 1 OjB <B Ö e B é BBSBBOBBBB B B B B B B B B B B B B 1
Onze Jongt
Meisj es
UITGEGEVEN DOOR
Ver eeniging
©© © © © © © © © © © © © ©©© ©J© © © « © ©©©©©©©©© ©©©©©©©© © © © - ~© ©@© © Q ©©©©©©©©©© © © © ©'©
3
Redactrice: Me.j. H. W. SPIERING te Tiel. Met medewerking van Mevr. WILDEBOER -LUITINGH en Mej. H. SWAVING. Al wat rein is, al wat liefelijk is en welluidt, bedenkt dat.
MAANDBLAD ATCW u ,
TAlles wat de Administratie van dit Blad <±: T betreft: abonnementen enz. op te geven aan I' p«::« /n ßn | A.V.® 8 de Redactie betreft, ook adver- Mevr. de Wede. WILD EBOKR-Bnitingli, U V11JS pei jaar /O.bO. <| tentien, benevens opgaaf van nienwe Bonds- Haarlem, Barteljorisstraat 10. ï d leden, aan Mej. H. W. SPIERING- te Tiel.
© © © © © © © ©
© © © © © © ©
© © © ©
© © © © © © ©
kenden, hen. iM iïj' met Jesus geweest wtsw O Gij voor Wien de stormen zwijgen, De stormwind loeit, bewaar ons Heer, Wil onzen wil tot d’ Uwen neigen, Geef rust aan ’t Vaderhart ons weêr. H et kan soms recht stormachtig en donker zijn in T leven, ’t zijn soms diepe wegen en donkere dalen waarlangs God Zijn kinderen leidt. — Wel hoort men hier en daar soms zeggen: „Wat is der menschen lotsbedeeling toch verschillend! Hoe krijgt de een niets, de ander alles, zoowel wat betreft zegeningen als beproevingen. Hoe gaat de levensweg des eenen in een effen spoor, en hoe komen op eens anders pad alle stormen aanbeuken en alle golven aanbruisen; hoe baadt zich de een in zonneschijn, en hoe wandelt de ander in mist en nevelen. Dit is veler beschouwing, maar — het is zoo niet. Schijnbaar moge des menschen lotsbedeeling verschillen, ieder krijgt toch zijn deel op aarde; zijn deel van vreugde en van smart, van donkerheid en van zonneschijn aan ieder zorg-vuldig ( zorgvuldig ) toegewogen door de hand van de hoogste en eeuwige Liefde. Dat wij hiervoor niet altijd of eigenlijk zoo zelden oog hebben, ligt hieraan, dat wij ten eerste het geheele leven niet overzien, en noch ons eigen, noch anderer toekomst kennen, en evenmin weten wat achter de gevels der huizen, als achter een effen kalm gelaat aan strijd en moeite te koop is, maar bovenal hieraan, dat wij met dat toewegen door de hand onzes Gods niet rekenen. Hij geeft niemand een zwaarder pak te dragen, een feller strijd te strijden, dan hij of zij verdragen kan. — Ook al antwoordt Hij niet van Zijne daden, zooals wij ieder op onze beurt smartelijk ondervinden, die daden zelf zijn toch enkel liefde. Het kan niet anders zijn, ook al verstaan wij ze niet, want Hij doet ze. Gaan de golven bij den een schijnbaar hooger dan bij den ander, in waarheid is de storm voor ieder toch even geweldig, gerekend naar ieders draagkracht en lijdensvermogen. — „Hij tempert den wind voor Zijn geschoren lam”, dit woord der teederste ontferming t
ei gebrekkigheid hunner onherboren natuur. Die Petrus, die zoo hevig kon opbruisen, zoo driftig kon opstuiven, zoo harts- to:htelijk liefhad met eene nog ongewortelde, ongelouterde liefde; die zoo onbedacht kon spreken en zoo vaak buiten zijn beekje ging; die zoo graag ’t hoogste woord had, zoo hoog v‘m zichzelf dacht, en die met en door dat ajles zoo klein kon zijp, en zoo flauwhartig ontrouw was in de pre der verzoeking, toen zijn hoogopgeschroefde vriendentrouw schipbreuk leed door de vreeze der menschen. Een Johannes was het, die in de eerste helft van zijn leven alt een Boanerges, zoon des donders, bekend stond, wat zeker niet pleitte voor zijne zachtmoedigheid, noch voor zijn oot-moed, ( ootmoed, ) — want de echte zachtmoedigheid woont’’Rechts in een ootmoedig hart — en evenmin voor zijn kalmte van geest. Mijn lezeressen, hebben wij niet allen reeds in het een of het ander van de bovengenoemde zwakheden of gebreken, ons eigen beeld herkend? En gevoelen wij het dan wel recht levendig, dat het menschen zijn van absoluut gelijke beweging als wij, over wie het hier handelt? Van deze beide mannen werd op de middaghoogte huns levens getuigd door degenen die vijanden des kruises waren, dat men hen kende, dat zij met Jesus geweest waren. Stond de zon van den voorspoed soms hoog aan hun levens-hemel, ( levenshemel, ) toen aldus van hen gezegd werd? Was het soms in eene ure van geestelijke spanning of overspanning, in of na eene gewijde ure? — Was het ook de ure der verhooging aan ’s Heilands rechterhand die zij zoo vurig begeerd hadden? of dien geheimnisvollen avond toen de schaduwen begonnen te .vallen, en zij in hunne wiegelende boot met ongehoorzaam ongeduld wachtten op de komst des Meesters die hen had weg-gezonden ( weggezonden ) toen de opgewonden, gespijzigde schare hem koning wilde maken? Neen, voorwaar! en evenmin op den morgen toen zij van den Tabor afdaalden met oogen die onuitsprekelijke- dingen gezien, en ooren die het preludium van
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer