Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-06; p. 1

Onze Jonge Meisjes

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-06; p. 1
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
1
Datum:
1897-03-06
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
I IB
fl I Mx, I®
@ I

g^g^gjgxgjs
M161M S11 g ®.
Een pelgrim ben ik hier op aard, Op reis naar ’t Vaderland, Wel menigmaal met zorg bezwaard, Bedreigd aan alle kant. Maar als mijn blik vooruit mag zien Op ’t heil dat ginds mij beidt, Dan moeten alle neev’len vliên Bij ’t licht der eeuwigheid. Koor: Grijpt moed, o pelgrims, draagt uw kruis, Ééns eindigt leed en pijn, Straks komen al Gods kindren Thuis, Wat zal dat zalig zijn! Een pelgrim ben ik hier op aard, Maar ’k reis toch nooit alleen. Mijn Heiland, die m’ op weg bewaart, Bestuurt en leidt mijn schreên. En als ik denk aan ’tgeen mij wacht, Daar ginds aan d’ overzij, Dan juich ik zelfs in storm en nacht, Van angst en zorgen vrij! Koor: Grijpt moed, o pelgrims, enz. ■ƒ Een pelgrim ben ik hier op' aard, ' t, Maar straks zie ’k allen weer. Die Boven reeds bijeenvergaard Mij wachten bij den Heer. En bovenal, ’k zie Jesus daar. Die met Zijn bloed mij kocht. Hem loof ik dan met harp en snaar Voor heel mijn pelgrimstocht. Koor: Grijpt moed, o pelgrims, enz. Mevr. W. Mededeelingen. Op mijne vraag, om iets van de verschillende Tehuizen te mogen vernemen van de meisjes zelf die daarvan gebruik maken, ontving ik het volgende schrijven uit Arnhem: „ Gaarne wil ik aan uw verzoek voldoen omtrent de vraag naar ons heerlijk ingericht Tehuis. Het is een prachtige inrichting, die een ieder kan aanbevolen worden. Al eenige jaren heb ik er gebruik van gemaakt, wanneer Mevrouw uit de stad is. Men heeft er ruime, frissche kamers, en alles even netjes en geregeld. Wat de huiselijkheid aangaat, het is alles even gezellig. De Zondagavond-bijeenkomsten worden in den regel ook goed bezocht, het zijn dan ook gezellige uurtjes; Donderdagsavonds komen er ook meisjes; zij brengen dan hun eigen werk mede; ik ben daar niet bij, maar van andere meisjes hoorde ik, dat het ook heel gezellig is. Het is dan ook een zegen van God, dat er Tehuizen zijn ontstaan waar vrouwe-lijke ( vrouwelijke ) personen heen kunnen gaan, want er zijn er zoo velen die geen ouders meer hebben, of die het thuis n
Mag ik mijnen lezeressen nog eens opmerkzaam maken op de correspondentie aan G. A. W. te H. vorig Blad:
Ons Blaadje is niet in den handel, wij hebben zelve de taak het verder te dragen en abonnees te winnen. Uwe Redactrice pruttelt wel eens in zich zelve. Sedert zij niet meer alleen aan ’t woord behoeft te zijn, maar U zoo dankbaar menig goed woord van hare zeer gewenschte Mede-werksters ( Medewerksters ) mag toezenden, sedert voelt zij veel meer vrijmoe-digheid ( vrijmoedigheid ) ons BI. aan te prijzen, ja, zou zij wel als haar werk hejt haar toeliet — zelve den nederigen rang van Colporteur voor ons BI. willen bekleeden, om het door ons gansche land to: zooveel jonge harten te brengen, die het nog niet bereikt. Millen mijne jonge vriendinnen mij niet wat helpen? Als ieder, zoowel abonnée als Bondslid, die hetzelve op prijs stelt, en ik weet dat doen er velen, mij in deze maand eens twee, maar twee, nieuwe abonnées aanbrengt, wat zou dat helpen! Dé Dames onzer Vereeniging roemen er in, dat door hare ijverige bemoeingen ons BI. zoo verspreid is. Ik heem haar dien roem niet af, maar ik trek steeds partij voor mijn eigen leger met jonge krachten; ik zou zoo graag op de a.s. Jaar-vergadering ( Jaarvergadering ) onzer Ver. kunnen roemen in den ijver en de be-langstelling ( belangstelling ) mijner jeugd; niet in die van enkelen, noch van vejen, want' dat kan ik reeds; maar van allen! ; DE NOODLOTTIGE PIJL. (Naverteld door H. W. S.) „Stil,” riep zij plotseling: „wat was dat voor geluid?” en Alfeus voelde haar geheele lichaam beven van schrik. „Ik hoor niets,” was zijn antwoord, „ook zie ik geen vervolgers.” „Stil, luister nog eens,” riep het verschrikte meisje zich dicht tegen haar medevluchtige aansluitende; en Alfeus onder-scheidde ( onderscheidde ) nu duidelijk een woest gehuil dat door den nachte- lijken wind tot ben kwam. „Ik weet het,” stamelde Elda snakkend naar adem — tege-lijk ( tegelijk ) Alfeus voortslepende zooveel haar krachten toelieten. „De wolven, de wolven, zij hebben het slachtveld van gisteren geroken, zij k
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer