Archieven

 

Uw zoekacties: Onze Jonge Meisjes, 1897-03-06; p. 2
Bibliotheek en documentatie

Zoeken in de bibliotheek

Voordat je gaat zoeken in de bibliotheek, raden wij je aan om de pagina te lezen over bronnen in de bibliotheek: https://regionaalarchiefrivierenland.nl/boeken.

Uitgebreide hulp bij het zoeken, vind je op https://regionaalarchiefrivierenland.nl/hulp-bij-zoeken   

Eenvoudig zoeken
In de bovenste groene balk zie je een zoekveld ‘Alle velden’. Hier kun je trefwoorden invullen waarop je zoekt in alle beschrijvingsvelden in de bibliotheek en documentatiecollectie. Je kunt hier bijvoorbeeld zoeken op titel, auteur of trefwoord. 

Wildcards kunnen het zoeken makkelijker maken. De meest gebruikte wildcards zijn:

  • Een ? (vraagteken) vervangt een letter
  • Een * (sterretje) vervangt een aantal letters
  • Door een $ (dollarteken) voor een zoekterm te zetten, zoek je naar woorden die op elkaar lijken.

Kun je niet vinden wat je zoekt, dan betekent dat nog niet altijd dat we het niet hebben. Neem dan contact op met onze studiezaal! 0344 612 230 of https://regionaalarchiefrivierenland.nl/vraag-over-archiefonderzoek

Uitgebreid zoeken
Klik op de knop ‘Uitgebreid zoeken’ aan de rechterkant en er opent een extra zoekvenster. In dit venster vind je de velden ‘Titel’, ‘Auteur’, ‘Plaats’ en ’Periode’.

Filters
Je kunt de zoekresultaten ook beperken door de filters te gebruiken in de groene balk onder het zoekveld ‘Alle Velden’. De filters zijn: ‘Soort’, ‘Collectie’ en ‘Gedigitaliseerde publicatie’.

Zoekresultaten
Als je alle zoekcriteria hebt bepaald, klik je op de knop ‘Zoek’. Je kunt de zoekresultaten oplopend of aflopend sorteren op titel, auteur of laatste wijziging.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Onze Jonge Meisjes, 1897-03-06; p. 2
Naam tijdschrift:
Onze Jonge Meisjes
Pagina:
2
Datum:
1897-03-06
Jaargang:
1897
Is onderdeel van:
eenen oever tot den anderen reikt?” riep Alfens haar toe, nauwe-lijks ( nauwelijks ) verstaanbaar door den bruisenden stroom. Hijgend en beangst, kon Elda nauwelijks antwoorden, maar een paar haastige stappen toonden haar dat een reusachtige eik door den storm ontworteld in het water was neergevallen en bijna tot aan de overzijde met zijn uitgebreide takken reikte. Daar was geen tijd voor woorden; Elda sprong op een-hoorn, ( eenhoorn, ) die sidderde en kraakte en hol klonk door de onder hem stroomende wateren. Iedere stap kon een misstap zijn, maar het meisje ging voort en bereikte de overzijde. Alfeus volgde maar voor hem, kreupel als hij was, was het veel moeielijker en het gevaar grooter. In doodsangst viel Elda op de knieën en de oogen op hem gevestigd, bad zij zooals niemand onzer wellicht ooit gebeden heeft. God zij gedankt, hij kwam veiüg over; met vereenigde krachten trokken zij den boom verder op en de hongerige wolven konden hen niet meer bereiken.
HOOFDSTUK VIII. DE NACHTELIJKE BIJEENKOMST. „Laat ons hier rusten mijne dochter,” zeide Alfeus toen zij de grot bereikten waarvan Elda gesproken had. „Ik kan van pijn en uitputting niet verder, en bovendien is het voor ons veiliger om het romeinsche kamp bij daglicht te naderen; in de duisternis moesten zij ons eens voor vijanden aanzien.’ „Weet gij dan zeker, dat zij ons als vrienden zullen ont-vangen? ( ontvangen? ) Gelooven de Romeinen ook in den waren God? ' „Helaas, de meesten hunner leven nog in blindheid voort, en aanbidden houten en steenen afgoden. Maar toch, het licht van ’t Evangelie begint onder hen te schijnen, en reeds dienen daar onder Rome’s vaandel vele dienaren van onzen God. Ik ken hunne taal, hunne gewoonte en manieren en ik twijfel niet of de Heer zal ons genade doen vinden in hunne oogen; de menschenharten zijn in Zijne hand!” „Hebt gij altijd den Heer Jesus Christus liefgehad?” vroeg Elda terwijl zij de pijnlijk gezwollen voet van haar ouden vriepid met teedere zorg verbond. „Helaas neen,” zeide Alfeus met een diepe zucht. „Ik ben eens een vijand van het Evangelie geweest; ik heb mijn 1.#.”- losser lang wederstaan, Zijne genade voorbij gezien, Zijne vol-gelingen ( volgelingen ) vervolgd. Ik verdiende niets dan straf en dood, en zie, Hij, de Ontfermer heeft mij van een opstandeling tot een kind Gods gemaakt. „O vertel het mij, hoe u de oogen geopend werden!” „Ik behoor tot het volk der Joden, der natie, die door God was uitverkoren om het licht der waarheid te doen schijnen in een afgodische wereld. — Aan dat volk was de Zaligmaker beloofd, die hen door de woestijn van dit leven den weg naar den hemel zou banen.” „Was dat de Heer Jesus Christus?” _ „«la mijn kind, Hij was het, de eeuwige Zoon van God, die toen Hij als kind op aarde kwam werd geboren uit het volk der Joden. Eeuwen lang, geslacht na geslacht, hadden Hem gewacht, en ten laatste verscheen Hij, anders dan men gedacht had, in nederigheid, geboren in een stal, gewiegd
gaan wierp een donkere schaduw over mijns vaders gemoeds-leven ( gemoedsleven ) zoodat hij steeds strenger en somberder werd. Wij woonden te Smyrna, een plaats waar het Evangelie al vroeg gepredikt was, en, ondanks vervolging en verdrukking zeer in ’t geheim zijn weg had gevonden. Mijn vader sprak mij nooit over Jesus Christus; indien echter ooit het christendom onder ons dak genoemd werd, dan was het met haat, afschuw en verachting. Geen wonder dus dat ik niet naar de waarheid zocht, en onze eigen Schriften met verduisterd verstand las; ik bouwde al mijn hoop op de werken der wet en gevoelde geen behoefte aan een Zaligmaker. Toen ik nog een knaap was, stierf mijn vader, en zoude ik alleen in de wereld gestaan hebben, zonder de goede, eenige zuster, mijne Anna, die als het zonlicht was voor mijne ziel; de eenige bloem op mijn levenspad. Elda, ik kan u niet beschrijven, wat deze zuster voor mij was.” Het meisje zag den grijsaard met het gerimpeld gelaat aan, en ondervond dat zelfs geen tijdsverloop van jaren in staat is, om diepgewortelde gevoelens van dankbaarheid en liefde uit te roeien. „Wij groeiden te samen op,” vervolgde Alfeus, „en de wereld bewonderde en prees mijne vroegtijdige vroomheid, die haar grond had in geestelijken hoogmoed. De vroomheid mijner zuster was nederiger en daardoor ook meer waard. — Daar kwam een tijd dat Anna’s voorhoofd nadenkender en de uit-drukking ( uitdrukking ) van haar gelaat peinzend werd. Te vergeefsch trachtte ik de oorzaak harer droefheid uit te versehen ; voor de eerste maal in haar leven scheen mijne zuster iets te hebben dat ik niet kon wegnemen noch deelen. Dikwijls wanneer wij alleen waren, en ik haar vertrouwen zocht te winnen was Anna op het punt om uit te spreken; maar dan sloten zich plotseling hare lippen en wendde zij zich met eene uitdrukking van vrees af van den broeder die zijn leven voor het hare had willen geven. — Eens gebeurde het, dat ik in hare tegenwoordigheid sprak van de verachte volgers
Opgaaf van dagelijksche Bijbellezing gedurende de maand Maart.
Gelegenheid om goed te doen. Maart 1. Gelegenheid voor Rebecca Gen. 24.: 16-28. » 2. Gelegenheid voor eene dienstmaagd. 2 Kron. 5 vs. 1-8. » 3. Gelegenheid voor David. 2 Sam. 9:1-13. » 4. Gelegenheid voor eenen tollenaar. Luk. 19:1-10. » 5. Philippus. Handel. 8 : 26 tot 35. » 6. De barbaren. Handel. 28 vs. 1-10, » 7. Let op zulke gelegenheden en gebruik ze. 1 Cor. 19 : 19-22. Joh. 4 : 3-15. Het zich verbinden aan den Heer. Maart 8. Vertrouwen. 2 Kron. 18 vs. 1-7. » 9. Dagelijksch gebed. Dan. 6 : 1-10. » 10. Bijbellezen. 2 Tim. 3 : 2 tot 17. » 11. Het kerkgaan. Ps. 84. » 12. Stichtelijke samenspraak. Joh. 4 : 27-35. » 13. Gemeenschappelijk gebed Matth. 18 : 15-20. » 14. De kracht eener gelofte. 2 Kon. 23:1-3. 21-25. Lichaam en ziel. Maart 15. 1 Kor. 6:15. 1 Petr.
2:11. Matth. 10 : 28. Rom. 6:12, 13, 14. Maart 16. Afgezonderden. Num. 6 vs. 1-8. » 17. De Rechabiten. Jer. 35 vs. 1-19. » 18. Duur gekocht. 1 Cor. 6 vs. 17-20. » 19. Wat Salomo er van zeide Spr. 23 : 29-35. » 20. Wat Paulus er van zeide 1 Cor. 9:23-27. » 21. Invloed van het lichaam op de ziel. Dan. 1 : 8 tot 21. Christelijke moed. Maart 22. Paulus. Hand. 21 : 7-14. » 23. Elia. 1 Kon. 18 : 17-46. » 24. Kaleb. Jos. 14:6-14. » 25. Hiskia. 2 Kron. 32 : 1-8. » 26. Nehemia. Neh. 6 : 1-14. » 27. Jesus Christus. Mark. 10 : 32-40. » 28. Wezen en werking van den christelijken moed. Luk. 9; 18-26, 61,62. Wonderen. Maart 29. Genezing van blinden. Mark. 10 : 46-52. » 30. Genezing van geraakten Mark 2 : 3-12. » 31. Genezing van melaat- schen Luk. 17 : 11-19.
A. var. Loon. — Tiel.
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer