Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 316

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 316
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
316
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
i
DE O L IJ F T A K .
de gewezen secretaris , in ócn geest hier tegenwoordig , en volgdeden loop der zaken , zooveel hij vermocht , ' t Bewustzijn van den bloei der Maatschappij van Landbouw zou altijd het genoegen van zijn leven uitmaken
Wat dit feest betrof : het Gemeentebestuur van ' s Gravenhage had met genoegen het plan begroet , om deze tentoonstelling en dit jubilé hier te doen plaats hebben . De Regee-ring ( Regeering ) der stad heeft getracht alles te doen , wat in haar vermogen was , om van die inge-nomenheid ( ingenomenheid ) te doen blijken ; des te aange-namer ( aangenamer ) was het daarom , dat door de goede zorgen van het Bestuur der Maatschappij alles zoo uitstekend was geschikt en geslaagd .
Hulde en dank kwam daarvoor toe ; als hoofd dezer gemeente was het spreker aan-genaam ( aangenaam ) die gevoelens van erkentelijkheid hier te kunnen uiten . Hij wenschte deze in-ternationale ( internationale ) en nationale expositie in elk op-zicht ( opzicht ) het meest gewenschte succes .
Luide werden ook deze woorden toege-juicht ( toegejuicht ) .
( TS^CÏsCS^^t^S ^
DE WAARZEGSTER .
NOVELLE
UIT HEI HOOGDTJITSCH VAN ALFRED PFÖB.TNER .
{ Slot .)
Toen Mevrouw von Kreij zoo ver in haar verhaal gekomen was , - viel ik haar in de rede met den uitroep : « Bevtonderingswaardige vrouw ! Waarlijk , uwe scherpzinnigheid en uw talent van opmerking zijn te benijden , en ik zal bij ernstige gelegenheid niet nalaten u te verzoeken , ook mij mijn lot te voorspellen .»
Met een ' fijnen glimlach gaf zij ten ant-woord ( antwoord ) : « Hoe ? Gij deugdzame man , gij zelf wilt mij uitdagen om mijn bedrog , mijn beroep , dat op steeds nieuwe misleiding ge-grond ( gegrond ) is , uitteoefenen ? Doch — dit zij daar-gelaten ( daargelaten ) : hoor verder ! den volgenden dag , juist op hetzelfde uur verscheen de heer Beerwald op nieuw ; deze nauwgezetheid beviel mij , want op zulke menschen kan men zich in elk opzicht verlaten . Hij sprak mij aan met «. genadige vrouw ,» terwijl hij mij den vorigen dag mevrouw had genoemd en ik maakte daaruit op dat mijn orakel hem behaagd had en ik in zijne achting gerezen was . Zijne woorden bevestigden dit ver-moeden ( vermoeden ) .
« Gij hebt mij » dus sprak hij , « gisteren een antwoord gegeven -, waaraan ik des te meer waarde hecht , hoe meer ik er over nadenk , daar mij in de bedoelde zaak reeds tot een bepaald besluit heeft gebracht ; ik zou dus heden morgen gerust per Stettiner
spoor huiswaarts hebhen kunnen keeren , doch — zonderling genoeg — ik had daartoe volstrekt geen lust , omdat het eene be-hoefte ( behoefte ) voor mij was , u nog eenmaal te spreken , ten einde nog eene vraag aan u te richten .»
« Ik maakte eene lichte buiging en wachtte rustig af wat hij mij verder zou meèdeelen ; doch — en gij zult mij toestemmen , heer assessor , dat dit bij een ' man als Beerwald hoogst merkwaardig is — hij deed die vraag niet , maar begon integendeel te keuvelen , eerst van zijn verblijf te Berlijn en toen van zijne woonstede . Ik wist volstrekt niet wat ik er van denken moest ; vergat hij dan ge-heel ( geheel ) dat zijn bezoek niet der vrouw van aanzienlijken stand , maar der waarzegster gold ? En toen na verloop van een uur een nieuw bezoek werd aangemeld , stond hij ijlings op , verontschuldigde zich wegens zijn langer vertoeven , beloofde terug te komen om de bedoelde vraag te doen en — weg was hij \»
« Dat is zonderling ,» zeide ik , « en is hij andermaal teruggekomen ?»
« Gisteren , juist weder op denzelfden tijd ,» hernam mevrouw von Kreij , « en hij heeft weer heel aardig gesnapt , mij zeer humo-ristisch ( humoristisch ) van zijn leven van vrijgezel en het gezellig verkeer met de nabuurschap en ook van zijn studententijd — want hij heeft een tijd lang te Bonn gestudeerd — verhaald , zoodat ik mij voortreffelijk daarbij vermaakt heb . Doch met zijne vraag is hij ook gisteren niet voor den dag gekomen .»
Nauwelijks had zij den laatsten volzin geuit , toen het dienstmeisje de deur opende en het bezoek aanmeldde - van den land-edelman ( land-edelman ) Beerwald .
Lupus in fabula , dacht ik , die komt als geroepen . Ik wilde heengaan , doch mevrouw von Kreij verzocht mij nog wat te blijven . « Ga , als ik u verzoeken mag , in het zijvertrek ; ik zal de deur op een kier laten ; het zou mij lief zijn als gij hem zaagt , en gij behoeft niet te vrezen dat uw verblijf daar lang zal duren , want ik wil hem van daag niet lang bij mij hebben .»
Ik voldeed aan haar verzoek en zag door de reet van de deur een man binnentreden , wiens verschijning inderdaad belangwekkend mocht heeten . Hij was van middelbare grootte en breed van schouders , evenredig aan den lichaamsbouw was zijn groot hoofd , met het bruin gelaat en de heldere , vriendelijke , lichtgrijze oogen , door stoppelige wenkbrau-wen ( wenkbrauwen ) overschaduwd ; in zoo verre was de verschijning de type van een krachtigen en stevigen , gezonden landeigenaar en verried een taai en degelijk gestel , een man die de wezen-lijke ( wezenlijke ) wereld met kloek doorzicht beschouwt en
zich daarin zoo op zijn gemak gevoelt dat hij geen neiging kan hebben zich met idealen bezig te houden en zelfs de ontspanning die kunstgenot en wetenschappelijke lectuur aan-bieden ( aanbieden ) versmaadt , welke voor fijner bewerk-tuigde ( bewerk-tuigde ) wezens onontbeerlijk zijn . Beschouw de men echter die gelaatstrekken nauwkeuriger dan merkte men met verwondering op , dat noch de smalle , eenigszins gebogen neus den fijnen vorm , noch de zacht gekrulde lip-pen ( lippen ) , waarop zekere stempel van belangwek-kende ( belangwekkende ) lijnen gedrukt was , misten , die diepe vatbaarheid , zelfs voor zwakkere , teerge-voelige ( teergevoelige ) indrukken verraden en dien onge-wone ( ongewone ) !) humor kenteekenen , welke enkel en alleen aan karakters eigen is , die een fijneren , door zelfstandig nadenken verworven takt in de opvatting der wereldsche zaken bezitten ; en met deze fijnere wezenstrekken stemde het hooge , gewelfde voorhoofd overeen , dat evenzeer eene geheel andere denkwijze liet vermoeden dan die den eenvoudigen land-eigenaar ( landeigenaar ) gemeenlijk eigen is . Kortom , de heer Beerwald was zonder twijfel , daargelaten nu zijne degelijke goedhartigheid , tevens een origineel en ik besefte gemakkelijk dat juist zulk eene persoonlijkheid op de men-schenschuwe ( men-schenschuwe ) , door lijden beproefde vrouw een zeer buitengewonen indruk had kunnen teweegbrengen .
Hij nam op de uoodiging van mevrouw von Kreij plaats , als ware hij een oude be-kende ( bekende ) , en zulks op eene wijze , die duidelijk verried hoe behagelijk hij zich op die plaats gevoelde . Het zij hij nu al of niet voornemens was , evenals bij zijne twee vorige bezoeken , een levendig gesprek aanteknoopen , zoo voorkwam mevrouw von Kreij haren bezoe-ker ( bezoeker ) , die nog altijd eenigszins aarzelend en links scheen te zijn , met het kort bescheid : « Mijnheer Beerwald , gij wildet mij nog eene vraag doen , wees zoo goed mij daarmede bekend te maken .»
De goede man werd zeer verlegen . « Ja wel ,» stotterde hij , « ja wel , daarom kom ik immers — natuurlijk !» doch dit natuur-lijk ( natuurlijk ) klonk hoogst onnatuurlijk , en als ik mij niet ten eenenmale bedrieg , zoo zou ik dur-ven ( durven ) beweren dat een ligte blos zijn gelaat overtoog ; waarschijnlijk gevoelde hij zelf den grappigen indruk , dien hij in dit oogen-blik ( oogenblik ) maakte , want om de hoeken van zijn mond vertoonde zich eene uitdrukking van halve zelfbespotting toen hij half luid bij zichzelven mompelde : « Ja , vragen — als ik maar wist hoe ?» Daarop peinsde hij eene poos , zette zich eenigszins onrustig in pos-tuur ( postuur ) en begon aldus : « Genadige vrouw,gij zijt verstandig , ( de oogen van mevrouw von Kreij tintelden , alsof zij eene aangename zelfvoldoening ondervond ) gij bezit verstand
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer