Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 301
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 301
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
301
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
D E O L IJ F T A K . 5
maand ( den 18 Maart ) schreef Dr . Kirk , van Zanzibar , waarbij hij het afschrift voegde van den brief van een Arabisch opperhoofd te Ujiji , gedagteekend 15 November 1870 , en waarin hij mededeelde dat een maand te voren , en dus in het midden van October , Dr . Livingstone zich in de stad Menakoso in Maniyema bevond , « in afwachting van de karavaan , hulpeloos , zonder middelen en met weinig volgelingen , niet meer dan acht man , zoodat hij zich niet elders heen kon bewegen of terugkeeren ». De sheriff berichtte tevens dat hij hulp van Ujiji had afgezonden en dat de Arabische kooplieden , in wier gezelschap de christen zich bevond , voornemens waren in 1871 naar die plaats terug te keeren .»
Tot zoover den heer Beke . Wij weten nu uit de berichten , door den heer Stanley medegebracht , dat die Amerikaansche ver-slaggever ( verslaggever ) van den New-York Herald , op verzoek van zijn directeur , een der stoutste tochten deed om uit te maken of de groote Engelsche reiziger levend of dood was en hem in eerstgemeld geval bijstand te ver-strekken ( verstrekken ) , ' t Was den 6 Januari 1871 , dat hij te Zanzibar aankwam en zijne onder-neming ( onderneming ) dadelijk op touw zette ; den 5 Februari kwam hij te Bagamago , op ' t vasteland en moest nog - een paar maanden doorbren-gen ( doorbrengen ) eer hij de noodige dragers enz . ver-eenigen ( vereenigen ) kon ; eindelijk begon hij de reis , met drie blanken , twee-en-twintig soldaten ; vier ondergeschikten en twee-en-tachtig pa-gazis ( pa-gazis ) of dragers , in ' t geheel 111 personen , 27 muilezels en 2 paarden .
De expeditie — die eenige manschappen op den tocht verloor — k wam den 30 Mei 1871 te Ujiji aan ; wij bebben vermeld hoe van lieverlede de geruchten wegens Livings-tone's ( Livingstone's ) leven duidelijker werden , ofschoon op valsche berichten van de tot hem door dr . Kirk gezonden Arabieren zijn dood in Europa reeds als zeker was beschouwd . Wij hebben ook reeds het aandoenlijk oogenblik vermeld van de ontmoeting van den heer Stanley en dr . Livingstone en de reis die zij gezamenlijk deden . Daardoor werden de opmerkingen van den Britschen reiziger , nopens het meer Tanganyika bevestigd . Ujiji bleef het brand-punt ( brandpunt ) van hun ondernemingen : zij brach-ten ( brachten ) dan ook de Kerstmis-dagen aldaar door . Daarna deden zij nog eene reis , en namen den 14 Maart afscheid , de heer Stanley naar de kust vertrekkende om zijne reis naar Europa te ondernemen , dr . Livingstone , om nog een schakel bij de keten zijner ont-dekkingen ( ontdekkingen ) te voegen . Zij hadden in ' t geheel honderd en drie dagen met elkander door-gebracht ( doorgebracht ) .
Dri Livingstone meldt , dat hij nog twee vraag-stukken ( vraagstukken ) betrekkelijk den Nijl had optelossen op de overblijvende 180 mijlen , liggende tus-schen ( tus-schen ) de plaats waar hij moest terugkeeren en dat gedeelte , hetwelk hij reeds beschreven had ; en ten andere , het onderzoek naar de juistheid van het gerucht , dat meermalen tot hem gekomen was , wegens vier bronnen , die , zoo als men beweerde , aan de Lualaba een grooten voorraad water toevoeren .
Een volkomen helder inzicht in deze bij-zonderheden ( bijzonderheden ) over ' t geen de Engelsche reizi-ger ( reiziger ) gezien en verricht heeft , kan men alleen verwachten uit zijne eigene berichten . Uit Bangweolo schrijft hij aan zijn boezemvriend Sir Bartle Frere : « Ik betreur het , dat de Nijl mij belet heeft mijn streven Ie volgen ten behoeve van de bevolking . Somtijds beurt mij de hoop op , dat , terwijl ik dit landen zijne bewoners beter bekend maak , en nu en dan eens wat meer wetenschap verspreid , ik arbeid volgens de ontwerpen van een al omvattende Voorzienigheid , voor de goede tijden die zullen komen . Een ander maal is ' t mij , alsof ik voor eenige z oogenaamd e waanzinnige ) geographen werkzaam ben , die mij als een man en als een broeder zullen beschouwen .
« Nu onder die « waanzinnige » wil ik wel gerekend worden ; want ik houd den ont-dekker ( ontdekker ) van onbekende streken , al wordt hij oogeuschijulijk alleen door de zucht gedreven om vraagstukken betreffende de aardrijks-kunde ( aardrijkskunde ) optelossen , als ' t ware voor een veld-ontdekker ( veld-ontdekker ) der beschaving . Meer dan het vierde eener eeuw geleden ( in 1846 ) voerde ik de bronnen van den Nijl tot zuidwaarts van den Evenaar , en sedert dien tijd heb ik ze in die richting onbepaald al verder en verder gesteld . John Arrow Smith maakte mij schertsend de opmerking , dat het maar goed was , dat de Kaap de Goede Hoop er bestond , want dat ik in ieder geval toch de bronnen van den Nijl niet verder zuidwaarts dan die Kaap kon plaatsen . Wat mijn vriend dus al boertende gezegd heeft , was toch met der daad nader bij de waarheid dan hij denken kon .»
Innig dankbaar was de edele reiziger over de hulp , hem door den Amerikaan Stanley stoutmoedig gebracht . Engelands koningin schonk dezen voor zijn toewijding een geschenk en Engelands eerste minister een recht har-telijk ( hartelijk ) schrijven ter lof en waardeering .
BLADVULLING .
Een rechtsgeleerde is te vergelijken bij iemand die met wetten omgaat evenals de smid met het metaal : hij buigt en beukt het , zoolang tot dat het den vereischten vorm heeft aangenomen .
DE CHIGNONS UIT ONZEN TIJD ,
Een wenk aan liet Schoone Geslacht
Wanneer , o vrouwen van het zedig Nederland , Zult ge eind'lijk eens niet blindelings meer hechten Aan dien absurden last van louter valsche vlechten , Die Erankrijks mode u schonk uit hare wufte hand ?
Het fraaiste sieraad dat natuur uw schoonheid gaf , Dat golvend langs uw ' hals in weelderige krullen , Uw lief gelaat zoo geestig kon omhullen , Staat gij gevoelloos voor een haat'lijk ontuig af !
Ja , gij weerstreeft natuur door zulk een kunstgedrocht , Dat langs uw achterhoofd zwaarwichtig neer komt dalen ; En dat het manlijk oog op d'eersten blik doet falen , In ' t denkbeeld dat natuur zulk monster heeft gewrocht !
Werpt af dien valschen schijn , keert tot u zelve weer , En laat geen wansmaak meer uw teed're kruin ontsieren ; Houdt op met aan die zucht voor ' t vreemde bot te vieren , Pronkt met uw eigen haar , aanminnig als weleer !
Dan zien wij weer met vreugd uw blanke poez'le hand De kam door ' t golvend bos van eigen hairen strijken , Dan zien wij u op nieuw met echte schoonheid prijken , Als lieflijk beeld der Vrouw van ' t zedig Nederland !
Amsterdam , H .
Augustus 1872 .
Weep en zijne omstreiea .
Bij gelegenheid van de algemeene tentoon-stelling ( tentoonstelling ) , die in ' t volgend jaar te Weenen zal worden gehouden , zal het niet on-gepast ( ongepast ) zijn , alreeds de aandacht eenigszins bij die hoofd - en residentiestad van den Oostenrijkschen Keizerstaat te bepalen .
Weenen ligt in een breed , door bekoorlijk gebergte omgeven dal , aan den zuidooste-lij ( zuidoostelij ) ken arm van den Donau , het üonau-kanaal ( üonau-kanaal ) , dat aan de oostzijde van de stad de rivier Wien , waarnaar zij genoemd is , in zich opneemt .
De stad bestaat , nadat de vroegere indee-ling ( indeeling ) in 34 voorsteden , in ' t jaar 1863 werd opgegeven , uit negen districten .
De Leopoldstad wordt door het Donau-kanaal ( Donau-kanaal ) van de overige acht districten ge-scheiden ( gescheiden ) , en ligt o . a . met het Prater , de bekende fraaie wandelplaats , op een eiland , dat door het Donau-kanaal en een noordelijker arm van die rivier , het zoogenaamde Kaiser-wasser ( Kaiser-wasser ) , gevormd wordt .
Het riviertje de Wien scheidt de districten Margaretha en Wreden van elkander , en vloeit wat verder in het meergenoemde Donau-kanaal ( Donaukanaal ) . Tot verbinding van de deelen der stad over de Wien heeft men vijftien , en over het Donaukauaal acht brugen .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer