Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 253

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 253
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
253
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
DE O L IJ F T A K .
5
licht in de ruimte , zoodat het mij in ' t eerst onmogelijk was meer dan de gebroken zerken , de steenen beelden en den dwerg te zien . Lang-zamerhand ( Langzamerhand ) echter gewenden mijne oogen zich aan de schemering en toen ik 9m mij heen keek , werd ik twee kleine vierkante openingen gewaar , die ongeveer twee voeten van den grond , elk aan eene zijde der grot , in de wanden waren gehouwen . Zij schenen mij groot genoeg toe om een niet al te zwaarlijvig mensch door te laten en nu was mijn doel een dezer openingen te bereiken , waardoor ik eindelijk in de open luch^hoopte te komen .
Hoe kon ik dit echter beproeven , zoolang die verwenschte dwerg mij in den weg stond ?
Er was slechts één uitweg : zijn leven of het mijne .
In zulke wanhopige gevallen is de beslissing gemakkelijk .
Nadat ik een in mijne nabijheid liggend zwaar stuk hout had opgenomen , trad ik zoo behoedzaam mogelijk naar den dwerg toe en eer hij mijne aan-wezigheid ( aanwezigheid ) kon vermoeden , bracht ik hem met alle kracht zulk een geweldigen slag toe , dat hij bloe-dende ( bloedende ) , bewusteloos ter aarde stortte .
[ Jlings maakte ik nu zijn gordel los , scheurde dien tot smalle reepen en bond hem handen en voeten , stak hem een prop in den mond en rolde het lichaam tot bij de zerken , waarachter ik hem verborg .
Toen nam ik een der lampen en onderzocht de openingen in den muur , beiden waren door puin en steenen bijkans ongenaakbaar . Maar hier baatte -|/ oeuig besloten koos ik de begaan-baarste ( begaan-baarste ) aan den rechtermuur en kroop er in . Door het opgehoopte puin vorderde ik slechts langzaam , bijkans iedere stap moest ik mij eerst banen met het stuk hout , dat ik had medegenomen . Ik vor-derde ( vorderde ) zoo langzaam , dat ik na omstreeks een uur van onnoemelijke inspanning nauwelijks vijf-honderd ( vijfhonderd ) stappen was vooruitgekomen , en in tegen-stelling ( tegenstelling ) met de andere gangen liep deze recht door , zoodat ik bij ' t terugzien de lichtschemering in de door mij verlaten grot kon waarnemen .
Eindelijk bereikte ik na hernieuwde inspanning het einde van den gang en bevond mij weldra in een op de eerste gelijkende grot , alleen scheen deze mij grooter toe . Ik lichtte met mijne lamp in ' t rond , doch het flauwe schijnsel was niet voldoende om de ruimte te verhelderen . Ik kon alleen waar-nemen ( waarnemen ) , dat aan beide zijden twee lange rijen zerken stonden waarvan elk op een in den muur bevestigd voetstuk rustte . Boven iedere zerk hing een lange roode vlag , de meesten dezer vlaggen waren echter gescheurd en met spinnewebben bedekt . Slechts enkele zerken waren nog ongedeerd , het meeren-deel ( meeren-deel ) was ingestort , eenige voetstukken waren zelfs ledig . Op den grond langs den muur lag een ver-warde ( verwarde ) hoop houtspaanders en beenderen , hier en daar grijnsde ook wel tusschen het puin een geel geworden schedel .
Het was een akelig gezicht , dat mij het bloed in de aderen deed verstijven : eenige minuten lang voelde ik mij zoo aangedaan , dat ik vreesde van het voortzetten mijner vlucht te moeten afzien . Maar de gedachte aan mijne zoo dichtbij zijnde verschrikkelijke vijanden en aan het lot dat mij
onvermijdelijk wachtte , als ik weder in hunne handen viel , schonk mij krachten , en terwijl ik mijne tanden vast op elkander klemde , keerde ik mij van het ijzingwekkende schouwspel af en wapende mij met nieuwen moed .
Ik wendde mij links af en ging langs de rij zerken , terwijl ik voorzichtig met de lamp om mij heen lichtte , opdat geen uitgang , zoo die er mocht wezen , aan mijn oog zou ontsnappen . Zoo bereikte ik het andere einde der grot .
Hier wachtte mij een zeldzaam schouwspel . Ik zag een reusachtig geraamte van ongeveer twintig voet lengte , dat op een rooden draak was gezeten , met een kroon op den kalen schedel , een ontbloot zwaard in de eene knokkelige hand , een rol papier in de andere . De kunstenaar had het verstaan aan het geheele beeld zulk eene duivelachtige en terugstootende uitdrukking te geven , dat ik verschrikt achteruit stoof .
Nadat ik van den eersten schrik was bekomen , trad ik naderbij en verlichtte het wonderlijke beeld met opmerkzamen blik . Nu zag ik dat de ribben van het skelet een raamwerk en naar buiten gebogen waren , van binnen was er eene ledige ruimte , groot genoeg om verscheidene personen te kunnen bevatten . Het voorste gedeelte bestond uit eene op scharnieren draaiende deur , die half open stond en van buiten door een grendel kon worden afgesloten . Toen ik het geheel nog nauwkeuriger inoogenschouw nam , ontdekte ik , dat er onder den buik van den draak eene groote opening was aangebracht .
Ik trad het ijeraamte binnen en verlichtte het naar alle kanten . De wanden van binnen waren van steen , de zoldering van eene soort metaal , maar met blaasjes bedekt en gebarsten , evenals een door het vuur verteerde kachelrooster , ook de steenen wanden waren verkleurd , alsof zij eveneens aan den invloed van het vuur waren blootgesteld geweest .
Dit gaf mij den sleutel tot de oplossing van het raadsel . Ik herinnerde mij ergens te hebben gelezen , hoe in vroeger tijd de Chineezen bij den dood van voorname lieden gewoon waren aan hunne goden menschenoffers te brengen en dat zij gewoonlijk hunne offers den vuurdood lieten ondergaan . Wanneer deze aanwijzingen op waar-heid ( waarheid ) berustten , kon het doel van het door mij ontdekte verschrikkelijke toestel niet twijfelachtig meer voor mij zijn .
Daar ik aan deze zijde der grot geen uitgang gevonden had , begaf ik mij naar den tegenover-gestelden ( tegenovergestelden ) wand en langs dezen terug naar de opening , waardoor ik hier gekomen was .
Deze kant was in alle opzichten volkomen gelijk aan den anderen , ook hier zag ik ver-molmde ( vermolmde ) zerken , lange , verscheurde vlaggen en hoopen puin en menschenbeenderen , maar nergens een uitgang .
Toen mijn onderzoek was afgeloopen , zette ik mij uitgeput op een in de nabijheid van den ingang staande zerk en begon over mijn wanhopigen toe-stand ( toestand ) na te denken .
Het was duidelijk dat er geen uitweg voorhan-den ( voorhanden ) was . Deze grot vormde het uiteinde der be-graafplaats ( begraafplaats ) , zij was diep in den berg uitgehold en
waarschijnlijk juist van wege hare afgelegen en
geheime ligging tot voltrekking dezer afgrijselijke
menschenoffers bestemd geweest , die onwettig en
strijdig met de vooroordeelen van het volk , slechts
op de geheimste plaatsen aan de afgoden konden
worden gebracht . Vandaar de vele geheime holen
en den doolhof van onderaardsche gangen , vandaar
ook de laatste smalle , bijkans onbegaanbare
Kang . o o
Er bleef mij nog slechts een flauwe hoop op red-ding ( redding ) over . De tweede opening die ik had gezien , had ik nog niet onderzocht en ik besloot ook daar-van ( daarvan ) de proef te nemen .
Juist stond ik op het punt den terugweg te ondernemen , toen een gedruisch mijne opmerk-zaamheid ( opmerkzaamheid ) trok . Hoewel ik wist dat achter mij niets dan zwijgen , dood en verwoesting heerschten , ver-stijfde ( verstijfde ) echter mijn bloed en krampachtig hijgde ik naar adem ; in koortsachtige trilling en met ge-rekten ( ge-rekten ) hals bleef ik als aan den grond genageld staan en luisterde . Het gedruisch herhaalde zich . Schielijk blies ik de lamp uit , stak het hoofd door de opening van den gang , om mij te ver-gewissen ( vergewissen ) of ik goed had gehoord .
Ja , er viel niet langer aan te twijfelen . Op tame-lijk ( tamelijk ) verren afstand zag ik een matten lichtschijn , die uit de eerste grot voortkwam , en van daaruit drong ook het geluid tot mij door . Eensklaps ver-scheen ( verscheen ) het weder om op nieuw te verdwijnen .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer