Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 252
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 252
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
252
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
4
DE OLIJFTAK .
bereid waren een onder de Chineesche vrijbuiters slechts al te geliefkoosd middel tot verkrijging van hunne eischen aan te wenden ; een middel dat in niets minder bestond , dan dat dagelijks een mijner vingers aan mijne vrienden zou worden gezonden , ingeval deze weigerachtig mochten zijn , de betaling te doen of die te verschuiven .
Ik wist ook dat , wanneer dit dwangmiddel mislukte , ik alle hoop op het behoud van mijn leven zou moeten opgeven . De dooden vertellen niets na .
Ik gaf dus door een teeken te kennen , dat ik aan het verlangen der aanwezigen wilde vol-doen ( voldoen ) , en vatte de pen op .
Een goedkeurend gebrom verhief zich uit de bende en een lichte kreet ontsnapte bijkans aan aller mond . De aanvoerder liet mijn pols los en ik begon te schrijven .
De eenige persoonlijke vriend , dien ik behalve mijne scheepskameraden in Whampoa bezat , was de havenmeester , een Engelschman , die zeer veel invloed had . Van hem kon ik spoedige hulp verwachten . Ik schreef hem dus het vol-gende ( volgende ) :
// Waarde Duncas ,
Men heeft mij en den jongen George Berghaus overvallen , ik ben gevangen genomen . George is niet bij mij en ik weet niet of hij dood of nog in leven is . De roovers dreigen mij de vingers af te snijden , als er niet een losprijs voor mij betaald wordt . Help mij en tracht deze plaats hier uit te vinden . Het is een groot oud kerkhof , ongeveer drie mijlen ten westen van Whampoa , op een heuvel gelegen . Nauwkeuriger opgaven ben ik niet in staat te geven , daar het geheel en al donker was toen men mij hier-heen ( hierheen ) bracht . Doe wat gij kunt om mij te helpen , beloof geld , geef het werkelijk als't niet anders kan , maar help mij , want ik verkeer in groot gevaar .
Alfred Staiger ."'
Toen de aanvoerder zag dat ik met mijn brief gereed was , gaf hij den dwerg een wenk . Het kleine monster sprong dadelijk op de tafel , hurkte voor mij neder , nam den brief op en deed alsof hij het geschrevene aandachtig las . Intusschen haalde een van de roovers op een kort bevel van den hoofdman een aantal kleine steenen en door het aftellen daarvan , zoomede door andere zeer licht verstaanbare teekens werd mij aan ' t verstand gebracht dat men de kleinig-heid ( kleinigheid ) van duizend gulden als prijs voor mijne vingers verlangde .
De eisch op zich zelven was niet zoo over-dreven ( overdreven ) , indien het krijgen van het geld maar niet op zulke groote bezwaren had gestuit ; want zonder de bereid willige medewerking van anderen was de voldoening daaraan geheel onmo-gelijk ( onmogelijk ) , al ware die som veel geringer geweest . " Vóór alles echter kwam het er op aan tijd te winnen , en dus voegde ik nog het volgende bijschrift aan den brief :
// De kerels schatten elk mijner vingers op honderd gulden , en verlangen dus in ' t geheel
duizend . Ik bid u , draal om Godswil niet om mij te verlossen .//
Nadat de dwerg met het deftigste gezicht ter wereld ook dit bijschrift had gelezen , vouwde ik den brief op en adresseerde dien aan den havenmeester te Whampoa .
De aanvoerder stelde dit schrijven met eenige woorden aan een zijner lieden ter hand , die zich intusschen in een eenvoudigen , vreedzamen daglooner had verkleed , en die kort daarop het hol verliet langs denzelfden weg , waarop ik er was ingekomen .
Nu werd een stroomat op den rotsachtigen grond uitgespreid en mij te te kennen gegeven , dat ik zou gaan liggen en uitrusten , hetgeen ik dan ook gaarne deed .
Eenigen der bandieten versperden den uitgang met groote steenen , anderen ontstoken een vuur en begonnen hunnen maaltijd toe te be-reiden ( bereiden ) , weder anderen lagen lui op hunne matten uitgestrekt en keken naar hetgeen hunne makkers deden . Een poos lang deed ik datzelfde , het nieuwe en het romantische van mijn toestand had eene zekere bekoorlijkheid voor mij ; weldra echter begon de uit het vuur opstijgende rook mij te hinderen . mijn oogleden werden hoe langer hoe zwaarder en sloten zich eindelijk tot een vasten slaap .
Ik moest verscheidene uren hebben geslapen , want toen ik ontwaakte lag de geheele bende snorkende om mij heen ; op de tafel stonden nog de overblijfselen van den maaltijd en de ledip-e bekers .
Slechts een man waakte , hij stond gekleed aan den ingang en scheen daar als wacht te zijn geposteerd . Tusschen hem en mij was de tafel . Thans , nu de eerste aandoening voorbij was , was ik in staat mijn gevaarlijken toestand beter te overzien , dan tot nog toe het geval was geweest .
De verschillende rooverbenden , waarvan het land krioelde , stonden als wreed en meedoogen-loos ( meedoogen-loos ) bekend en moorden behoorden geenszins tot de zeldzaamheden . De inlandsche overheden waren volkomen machteloos om deze bandelooze horden te onderdrukken en uit te roeien , en vreemde regeeringen mengden zich slechts in uiterst zeldzame gevallen in zoodanige aange-legenheden ( aangelegenheden ) . En als mijne vrienden nu eens werkelijk het gevorderde losgeld betaalden , welken waarborg had ik dan nog dat degenen , in wier macht ik mij bevond , mij toch niet zouden dooden ? Door mij vrij te laten nadat ik hunnen schuilhoek had leeren kennen , zouden zij immers hunne eigene veiligheid in gevaar brengen . En als mij hulp werd toegezonden , hoelang zou ' t dan niet duren , vóórdat die hulp mij bereikte ? . Het geringste uitstel — dat begreep ik maar al te wel — moest eene verminking mijner handen tengevolge hebben , die , al kwam ik er ten slotte nog levend af , mij toch voor altijd ongelukkig zou maken . Wat nu te doen ?
Vluchten scheen mij onmogelijk , want hoe kon ik , zelfs al gelukte het mij ongemerkt de schildwacht voorbij te sluipen , bij mijn zwakke
ligchaamsgesteldheid en bij mijne onbekendheid met den omtrek , aan ontsnappen denken ? Bovendien was de uitgang door steenen versperd , die een onoverkomelijken hinderpaal voor mij opleverden . Even twijfelachtig en gevaarlijk scheen mij eene poging tot vluchten door den tweeden uitgang . De omstandigheid , dat men het niet eens had noodig geacht , dien te ver-sperren ( versperren ) , deed mij weldra tot het besluit komen , dat zonder kennis van de plaatselijke gesteld-heid ( gesteldheid ) langs dezen weg iedere poging zou mis-lukken ( mislukken ) . En toch , zeide ik bij mij zelven , zou de proef te wagen zijn . Het mislukken van eene poging tot vlucht kon mijn toestand niet ver-ergeren ( verergeren ) ; verminking en dood bedreigden mij ook al bleef ik en al wachtte ik gelaten den verderen loop der dingen af . Mogelijk zou ik ook ergens een plek vinden waar ik mij kon verbergen , of van waar uit ik mij kon verdedigen totdat er hulp kwam opdagen .
Nadat ik eindelijk zoover in mijne overpein-zingen ( overpeinzingen ) was gekomen , zocht ik mijn besluit ook onverwijld uit te voeren . Ik keek zorgvuldig naar alle kanten om mij te overtuigen , dat ik ! onopgemerkt was en dat iedereen sliep . Gaarne had ik het eene of andere wapen gehad , deze waren echter allen te ver van mij verwijderd , dan dat ik ze had kunnen bereiken , of ik had mij onder het oog van den schildwacht moeten wagen .'
Deze had intusschen plaats genomen op een der steenen aan den eersten ingang en neuriede , met het hoofd in de hand gelmTiH cpn ppTr^Toi^Ki voor zich heen . Behoedzaam schoof ik mij naarden tweeden uitgang en kroop ongemerkt door de lage opening in een smallen gang , waar ik op handen en voeten rondtastte . Achter mij verried een flauwe i schemering van licht de nabijheid mijner vijanden , voor mij heerschte de diepste duisternis .
Voorzichtig in ' t rond tastende schoof ik gedurig verder voort en bereikte weldra eene plaats , alwaar de gang in een rechten hoek zijwaarts boog . En hier bespeurde ik tot mijne groote blijdschap op eenigen afstand voor mij een flauwen lichtschijn . Door de hoop op redding bezield kroop ik nu sneller voorwaarts en bevond mij na korten tijd voor een in de rotsen gehouwen grot . De licht-schijn ( lichtschijn ) kwam van eenige kleine bonte lampen , die aan den voet van twee steenen beelden waren geplaatst . Aan den ingang der grot bleef ik staan en trachtte , het hoofd vooroverbuigend , mij te vergewissen waar ik was . De grot was ongeveer vijftig vierkante voeten groot , langs de wand'en rondom stonden zerken , soms zelfs ver-scheidene ( verscheidene ) boven elkander en voor het grootste gedeelte door den tijd ingestort .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer