Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 210
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 210
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
210
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
DE O L IJ F TA K .
1 .
Hannibal ! Groot in uw giörie -, groot in uw val , Wat veder , wat penseel vermag uw beeld te malen ! Is daar een verwe die de bliksemstralen Teruggeeft , als ze schieten door de lucht , Als de aarde zucht , Als de hemelen trillen ? Of zijn daar klanken om den krijgsschreeuvv uit te gillen , Geslaakt door een vroeger , een reuzengeslacht ? Of heeft de menschentaal de macht , Dat grootsche lijden uit te spreken , Dat ja , een heldenhart kon breken , Maar nooit uw heldenmoed ?
En toch wij zien hem ; bruischend rolt de vloed
Op ' t strand en aan den oever treden Karthago's legerhoofd , Hamilcar , en zijn zoon , bleu wilde , vuurge knaap — hoe jong , in blik , in toon Des vaders beeldtnis ; forsch en rank gebouwd van leden , Als de palmboom in ' t woud : fier en waardig verheft Hij ' t hoofd , zijn gloeiend oog zegt dat hij ' t lot beseft , Hem eenmaal weggelegd , en dringend klinkt zijn bede : « Trek niet alleen naar Spanje , o veldheer voer mij mede , ' k Wil man met mannen zijn : ken , ken uw Hannibal . . ) e gloed verteert mijn borst : voer mij ten strijde , ik zal Ken held zijn , ' k voel in mij de kracht der leeuwen welpen , Die uitgaan op hun prooi . Zoo als ' k deez ' brooze schelpen , Door ' tzeenat uitgespuwd , verbrijzel met één tred , Zal ' k ledie macht vértreèn die mij een grenspaal zet . Moet Rome langer nog meestresse zijn der volken , En wij , deez ' vloed gelïfk , die uit zijn diepste kolken Zijn golven opdrijft tegen de onbewogen rots , Vernederd , uitgeput neerknielen voor haar trots ?» Kalm heft de knaap het hoofd : zijn donkervlammende oogen Ontmoeten's veldheers blik ; verrukt en opgetogen Slaat nu de grijze held zijn armen om den zoon , Maar plechtig klinkt zijn Stem : « mijn kind , de wil der goön Heb ik , terwijl ' k o hoorde , in teekens gageslagen , Nog mag geen vaartuig u van deze kusten dragen . Gij die een leeuw wilt zijn , wees de aadlaar , die zijn nest Met scherpen klauw bewaakt ; u zij deez dierbre vest Vertrouwd , schiet wreken 1 neer op wie haar rust bestoken , Maar eens ... volg mij mijn zoon , gij hebt het « oord gesproken , Het zal uw toekomst zijn , u zij de grootsche taak Die mij het lot ontzegt , u zij de dubble wraak , De wraak voor Vaderland en Vader opgedragen . Eens als pantsier en helm en schild en oorlogswagen , Mijn roem herinn'ren , grijp Hamilcars bloedig zwaard , En trek naar Rome , bons die reuzenmacht ter aard Die thans de wereld tart , — wilt gij , kunt gij het zweren Voor ' t saam vergaderd kamp , dat , hoe het
En neergebogen voor ' t altaar Spreekt hij d'ontzagbren eed : « Eer splijt deze oever van elkaar , Eer ik mijn haal vergeet , ' k Zal leven voor Karthago's wraak , ' k Zal sterven voor Kartfiagos zaak . Ik zweer het bij hel bloed dat in mijn aadreh vlamt , ' k Zal Rome teisteren totdat mijn arm , verlamd , Jfet slagzwaard zinken dort . totdat mijn lippen weigren
Den strijdkreet te uiten die het oorlogspaard doet steigren ,
Tot dat de laatste vonk in ' t brekend oog verdoolt ,
Dat met zijn laatsten groet nog zege en wraak belooft .
Dat de aard mij van zich werpe , en de afgrond me in zijn kaken
Opzwelge om telkens weer met afschuw me uit te braken ;
Dat ik , een dier gelijk , verstompt voor elk gevoel ,
Door hellevuur verteerd , in d'eigen boezem woel ;
Dat ' k stukgereten word ' door de eigen legerbenden ,
Dat mij ' t heelal verplett ', zoo ik mijn eed kon schenden .
Wee Home , u driemaal wee !»
Een juich loon van de scharen
Stijgt bij die vuurge tonen uit het kamp ,
Bij ' t kletteren der beukelaren ,
Bij ' t dondrend hoefgestamp , En overstemt het bruischen van de zee . Toen dook de zon ter kim . liet blauwend , heuvlig Westen Weerkaatste een purpren glans op Dido's grijze vesten , Op ' t leger , op de vloot ; en ziet , een lichtstreep vloeit Terug naar ' t Oosten , kronkelt om ' t altaar , besproeit De zee , en schijnt het heer de gloriebaan te wijzen , Tot waar in ' t ver verschiet Itaaljes bergen rijzen ; En driewerf viert het heer met klimmend vreugdgeschal , Dit teeken door de goón verleend aan Hannibal . De knaap ziet dankbaar op . Wat schouwspel treft zijn oogen ! De kust van Zama , dicht met nevelen omtogen ! Een enkle bliksemstraal schiet uit het wolkgordijn En breekt de vuurstreep af met zijn bloedrooden schijn . Hij ziet het , hij alléén . Ontzettende geluiden Weerklinken in zijn oor ; een somber voorbeduiden ! Maar ' t drukt zijn geest niet neer . « Welaan dan ,» spreekt hij , «' k zal Karthago's Hektor zijn , maar plettren in mijn val .»
II .
Karthago heeft den dam van volkeren verbroken
Die Spanje van jtaalje scheidt . Hamilcars heldenzoon heeft tot het heer gesproken :
Ik voer u tot onsterflijkheid De keur van ' t leger volgt ; de Pyreneën over ,
Gekampt en altijd voortgejaagd ; Ken ' Alpenketen nog , ginds wenkt de zegelover !..
Den stouten overtocht gewaagd !
Beeft Romes legioenen , Hanniual snelt aan , Niets kan hem weerstaan . Wild sehettren zijn klaroenen , Bloed teekent zijn baan .
Maar de afgrond gaapt , de bergstroom loeit , De sneeuwval daalt bulderend neer , De strijdrossen hijgen gewond en vermoeid En dagelijks smelt het heer . Maar altijd hooger gaat de tocht ; De veldheer dwingt natuur in nieuwe wetten ; Waar de Alpenjager straks een voetpad zocht , Waar nauw de gems haar ranke hoef kon zetten .
Daar is voor d'olil'ant een spoor gewrocht . Toch tarten zij duizend en duizend gevaren , Soms kruipen zij aan ' s afgronds boord . Dan wijkt wel de rotswand en plettert de scharen , Een kermend gillen wordt gehoord , Maar nieuwe drommen rukken voort ,.
Voort over schoften , over lijkeu ,
Geen keeren , geen wijken . Eu de moedigste ruiter op ' t moedigste ros
Dat is de veldheer zelf , Geen guudsieraad , geen véderbos ,
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer