Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 168
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 168
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
168
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
8
DE OLIJFTAK .
verhaalt aan al hare kennissen hoe zij bestolen is , houdt staande dat men van dienstboden niets dan ondankbaarheid te wachten heeft , klaagt over de verdorvenheid der menschelijke natuur enz . Het komt echter niet bij haar op , zich zelve aan te klagen , wegens hare goddelooze — ja , goddelooze , zeg ik — onbedachtzaamheid , die haar een jong , onwetend kind , een arm schepsel , welks geest slechts onduidelijk goed van kwaad onderscheidt , bestendig aan verzoeking heeft doen blootstellen . En wie , vraag ik nu , is te beschuldigen , als het meisje in den poel van ondeugd en misdaad verzinkt ? Gewis diegene , welke , na het kind in verleiding gebracht te heboen , het in de meêdoogenlooze wereld verstoot , beroofd van datgene waardoor het eene fatsoenlijke betrekking bekomen kan — den goeden naam ; en dat wel zonder eene poging te doen om het tot beterschap te brengen , zonder het in de gelegenheid te stellen het kwaad weder goed te maken en door een goed gedrag in het vervolg zich haar vertrouwen weder waardig te maken .//
// Wat gij daar zegt is , vrees ik , maar al te waar ,// merkte onze gastheer aan , // en het herinnert mij aan eene gebeurtenis , die ik nu zal verhalen , daar zij eenige opheldering over de bedoelde zaak kan verschaffen .// Het eeheele gezelschap luisterde nu zeer oplettend naar zijn verhaal , want het was alom bekend , dat geen fabrikant in X . door zoo vele oude en trouwe bedienden en werklieden omringd was als de heer Stephenson .
// Toen ik mijne zaak begon ,// zeide hij , // nam ik als kantoorbediende een jong mensch in dienst , dien ik eerst slechts zoodanige werkzaamheden liet verrichten , welke zoo weinig mogelijk verantwoordelijkheid met zich brachten . Dit had ik mij bij het in dienst nemen van kantoorbedienden tot regel gesteld . De jongclinc , dien ik Smith zal noemen , was van goede familie . Hij had zijn vader verloren , en moeder en zuster waren in zekere mate van hem afhankelijk . Hij was niet lang bij mij werkzaam , of het toeval wilde dat mijn meest vertrouwde bediende , die gewoon was het geld tot be-taling ( betaling ) der arbeiders van de Bank te halen , door eene onvoorziene omstandigheid daarin werd verhinderd , en door Smith het geld liet ontvangen om aan mij te bezor-gen ( bezorgen ) . Ik stelde in den eersten bediende , die reeds lahg in de zaak was , zoo groot vertrouwen , dat ik het geld dat hij mij bracht nooit nauwkeurig natelde ; daar het echter nu door andere handen gegaan was , meende ik dit te moeten doen . Ik riep dus Smith terug toen hij mijne kamer wilde verlaten , zeide hem , dat hij eenige oogen-blikken ( oogenblikken ) zou wachten en telde het geld . Hoe groot was echter mijne verbazing , toen ik bespeurde , dat er een aanzienlijk gedeelte aan ontbrak !
// Wie heeft u dat geld gegeven ?// vroeg ik . " De heer .. . .«■ antwoordde hij , en noemde den naam van mijn eersten bediende .
// Zonderling !// riep ik hem scherp aanziende toe , // maar er is niet zoo veel als er zijn moet , en dat is nooit gebeurd .//
Hi ' werd bedremmeld e-i sloeg de oogen : ieêr , doch antwoordde op gedwongen vasten toon , " dat hij het geld zoo gekregen had ."
» Te vergeefs zoudt gij beproeven mij te misleiden , of het vermoeden te doen vallen op iemand , wiens eer-lijkheid ( eerlijkheid ) zoo goed bekend is ," antwoordde ik . » Nu ben ik volkomen overtuigd , dat gij het geld genomen hebt en het op dit oogenblik in uw handen is . Ik geloof dat er genoeg bewijzen tegen u zijn , om het te rechtvaar-digen ( rechtvaardigen ) wanneer ik u onmiddellijk uit mijnen dienst wegzond . Maar gij zijt nog zeer jong ; tot dusverre was , naar ik geloof , uw gedrag zeer prijzenswaardig , en ik wil u daarom gelegenheid geven , het kwaad weder goed te maken . De zaak zal onder ons blijven . Beken dus openhartig den misstap waaraan gij u hebt schuldig gemaakt , geef terug wat gij u zoo onverstandig hebt toegeëigend , tracht in het vervolg door uw goed gedrag mijn ver-trouwen ( vertrouwen ) en achting weder te verdienen , en het gebeurde zal u geen nadeel berokkenen ."
De arme man was diep geroerd . Snikkend bekende hij zijne schuld , en zeide , dat , daar hij zoo dikwijls gezien had , dat ik het geld aannam zonder het te tellen plotseling bij hem was opgekomen , dat hij gemakkelijk , zonder verdenk'^g te doen rijzen , iets er van kon nemen ; hij had aan e verleiding wel weerstand geboden , maar was einujijk toch er onder bezweken . // Ik ben niet in staat uit te drukken , hpe"Ba^mo>.üg gij jegens mij handelt ," zeide lui ten sUww ," Vdoch d \ tijd zal leeren dat ik uwe edelj|handelwijze nimraer\eb vergeten ." Hierop verliet hij mij omjfifcejfef aan zijnjwerk te gaan . " Dagen , weken en makndén verliepen/terwijl ik zeer zorgvuldig het oog op heSjTöteidj zond/r hem daarvan echter het geringste te latenSsgmericjuTot mijn genoegen bespeurde ik , dat mijne handelwTjzêzich zelve rechtvaar-digde ( rechtvaardigde ) , want met de uiterste stiptheid en oplettendheid vervulde hij zijn plicht , zonder ooit de geringste onte-vredenheid ( ontevredenheid ) te laten blijken . Nadat hij eindelijk in zijn gedrag steeds de grootste openhartigheid en oprechtheid had aan den dag gelegd , was eindelijk mijn vertrouwen in hem weder in die mate hersteld , dat ik , toen eene gootere plaats openviel , die grooter verantwoordelijkheid vereischte en meer loon opleverde dan de zijne , hem die liet innemen : iets dat mij nooit de minste aanleiding tot berouw gegeven heeft . Niet alleen verheugde mij de gedachte dat ik naar alle waarschijnlijkheid een evenmensch van het dwaalspoor der ondeugd gered , en gelegenheid gegeven had een , achtenswaardig en nuttig lid der maatschappij te worden , maar ik had mij daardoor ook een onvermoeiden , trouwen bediende en een duurzamen vriend verworven . Jaren lang was hij met de meeste trouw en verknochtheid bij mij werkzaam . Zijn strikt eerlijk , ja angstvallig nauwgezet karakter was zoo bekend ,
dat zijne vrienden bij wijze van spreekwoord plachten te zeggen : // zoo eerlijk als Smith !//
// Op zekeren morgen zag ik hem niet op zijne gewone plaats , en vernam , toen ik naar hem vroeg , dat hij wegens ongesteldheid te huis gebleven was . Eenige dagen verliepen en nog kwam hij niet ; ik ging naar zijne woning om te vernemen wat er gaande was , en vond daar zijn gezin in diepe droefheid gedompeld . De zieke was door een kwaadaardige koorst aangetast . Naar zijne vrouw ( hij was sedert eenigen tijd gehuwd ) verhaalde , had hij sedert het begin zijner ziekte in bewusteloozen toestand verkeerd , waaruit hij slechts opschrikte om ten | prooi te worden aan koortsachtige droomgezichten , zoodat de geneesheer aan zijn herstel twijfelde . Hij bleef eenige dagen in dien toestand verkeeren ; eindelijk ontving ik eene boodschap om ten zijnent te komen , wijl de zieke verlangd had mij te spreken . Zijne vrouw verzocht mij zoo spoedig mogelijk te komen , daar haar man den dood nabij was . Ik ging onmiddellijk .
" In de kamer komende , vond ik de geheele familie bijeen om afscheid te nemen van hem , wien zij zoo innig hadden lief gehad . Nauwelijks zag hij mij echter , of hij wenkte mij aan zijn bed te komen , vatte mijne hand in de zijne , vestigde zijn stervenden blik op mij en zeide : » Mijn dierbare heer Stephenson , mijn beste vriend op aarde ! ik heb u laten roepen opdat gij de dank en den zegen eens stervenden zoudt ontvangen voor al de liefde , die gij mij betoond hebt - Aan uwe edelmoedigheid en genade heb ik het te danken , dat ik in eere geleefd heb en nu betreurd en gelukkig sterf . Aan u ben ik het schuldig dat ik mijne kinderen een naam nalaat , die niet door de misdaad bezoedeld is , en dat zij op lateren leeftijd niet behoeven te blozen van schaamte bij de herinnering aan hunnen vader . O Ood !" ging hij voort , " Gij die gezegd hebt : zalig is de barm-hartige ( barmhartige ) , zegen hem ! Meet hem met de mate waarmede hij anderen gemeten heeft .// Hierop wendde hij zich tot de zijnen en zeide : * Ik laat u aan de zorg des hemels en de bescherming van mijn dierbaren patroon over , die u , naar ik overtuigd ben , een vriend zal zijn , gelijk hij mij geweest is .» — // Dat oogenblik ,// aldus besloot de heer Stephenson , " was een der gelukkigste mijns levens . Toen ik aan het bed van den stervende stond en op zijne kinderen neerzag , die in deugd opgroeiden ; toen ik zijue vrouw aanzag , die , hoezeer vervuld van rouwe en droefenis wegens het verlies van een teeder bemind echtgenoot , toch niet wanhopig de toekomst tegemoet zag ; toen ik de vurige dankbetuigingen aan-hoorde ( aanhoorde ) en zag hoe gelaten de man den onvermijdelijken slag des doodsengels ontving , vertrouwende op Gods ge-nade ( genade ) — toen maakte zich een onbeschrijfelijke gewaar-wording ( gewaarwording ) van mij meester . Ons is gezegd , dat bij de engelen in den hemel meer vreugde is over één zondaar die zich bekeert , dan over negen en negentig r
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer