Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 372

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 372
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
372
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
4
DE OLIJFTAK
eene slechte raadgever ; ik verdiende te veel . De dwaze begeerte maakte zicli van mij meester om alles te doen wat in mijne gedachte opkwam . Nu het mij wèl ging , dacht ik niet meer aan het noodige ; maar aan het overvloedige . Allerlei dwaasheden rezen er in mijn hoofd op . Ik werd hoovaardig . Ik kocht fraaie kleederen en liet mijne grootmoeder in haar oud bed , op haar houten bank . Zij klaagde daarover niet in het minste , zij vroeg mij ook niets ; maar ik gaf in mijne groote zelfzucht aan niets dan aan mijne ijdelheid toe , ik vergat de behoeften van haren ouderdom . Ik was nu niet langer een luiaard gelijk voor twaalf jaren , ik was , het-geen ( hetgeen ) veel erger is , een ondankbare .
Ach ! Mijnheer , dat was een zeer ergerlijk gedrag en nog gevoel ik wroeging als ik aan dien tijd terug-denk ( terugdenk ) ! T — Van Craneman w-as ik tot den rang van H e w e r — dat is hakker — opgeklommen ; men had mij volgens « rebruik een ronde som voorgeschoten , hetgeen men hulpgeld — aid-money — noemt , om gereedschappen en kruid aan te koopen .
Wat denkt gij Mijnheer , dat ik met deze som deed ? Ik verteerde die in twee dagen , welke ik doorbracht als een waar redeloos dier , in drinkgelag en in zwelg-partijen ( zwelgpartijen ) en in slecht gezelschap . Na dat acht-en-veertig uren verstreken waren , begaf ik mij naar huis , (' t was te middernacht ,) en ik was zoo vreeselijk dronken dat ik moeite had mij op de beenen te houden . Ik weet niet hoe lang ik sliep , maar dat weet ik , dat toen ik ont-waakte ( ontwaakte ) mijn hoofd zwaar , en mijn geest beneveld was , en dat ik verschrikkelijke visioenen had . Mijne groot-moeder ( grootmoeder ) was bij mij , zij zat aan het voeteneinde van mijn bed , bleek , met gesloten oogen , op elkaêr geklemde tanden , en ' t hoofd achterwaarts hangende ; ik meende dat zij dood was , en dat ik de oorzaak van haar dood was . Ach ! indien de kinderen den verschrikkelijken angst — welke niet weggenomen kan worden — eens vooruit kenden , indien zij eens dachten dat de harten die hen beminnen en welke zij zoo dikwerf bedroefden , eens breken zullen , misschien door hunne schuld , en dat noch hunne wanhoop , noch hun berouw ze zullen kunnen genezen , o ! dan zouden er zeker geene ondankbare kin-deren ( kinderen ) meer worden gevonden .
Ik nam mijne lieve grootmoeder in mijne armen , sprak haar toe , en droeg haar in de open lucht . De wind blies de zilverblanke haarlokken in het droevig aangezicht , dat nog altijd vreeselijk strak bleef staan . Ik kuste haar de handen , zij waren koud als ijs , en mijn adem kon ze niet verwarmen . — Eindelijk slaakte zij een diepe zucht , opende de oogen en zag mij aan ... ach dien blik Mijnheer ! ... ik zal dien nimmer vergeten l * — De stem begaf Jozef , zoodat hij zijn verhaal niet vervolgen kon . Na eenige oogenblikken kuchte hij en hernam met eene heldere stem : G o d had haar aan mij terug gegeven , het was eene plechtige ure ... ik wierp mij voor haar op de knieën , en deed haar de belofte dat ik nimmer weder eenigen sterken drank drinken zou , dat ik afbreken zou met slechte gezellen , en het geld dat de Voorzienigheid mij schonk , niet langer uitgeven zou voor het gif dat ziel en lichaam verwoest ."
Mijne grootmoeder hoorde mij aan , zij deed eene poging en hare dierbare nog altijd ijskoude hand rustte op mijn hoofd om mij te zegenen ! Dat was alles ; wij spraken nimmer meer over dien droevigen dag .
Ik legde mij bij mijn werk toe op de kennis der ertsen , welke van zulk een groot nut is voor onzen stand . Ik bracht mijne avonden te huis door met veel te lezen ; en trachtte het kwaad , dat ik bedreven had , zoo veel mogelijk goed te maken .
De schok was echter te hevig geweest ; ouden van dagen herkrijgen niet meer zoo spoedig hunne krachten en als het verdriet aan hun hart knaagt , ontbreken hun de jeugdige levensvermogens om dit te bestrijden . Het scheen mij dat mijne grootmoeder aan het kwij-nen ( kwijnen ) was geraakt en dat zij nooit meer werd hetgeen zij vroeger geweest was . — Toch deed zij nog altijd wat zij kon , die waardige vrouw ! Hoe zwak zij was , ik vond haar altijd nog aan het werk , en dat bedroog mij . Toen ik op zekeren avond binnentrad , zag ik haar stoel ledig en het spinnewiel verlaten ; de smart had haar over -
wonnen ; zij had zich ncdergelegd om niet meer te ontwaken . . •"
Jozef bedekte zich het aangezicht met de beide handen ... hij snikte ... " Vergeef mij , Mijnheer , zeide hij na een oogenblik , wanneer ik u op nieuw zulke droevige gebeurtenissen medededeel ; er zijn echter smarten die te sterk zijn dan dat men zich bij de herinnering daaraan geheel vermannen kan .
— Het is veeleer mijn plicht , mijn waarde Jozef , uvergiffenis te vragen , dat ik zulke treurige herinnerin-gen ( herinneringen ) bij u heb opgewekt .
Och neen , mijnheer , zulke sombere voorvallen blijven ons het geheele leven bij .
Maar zie , daiir zijn wij bijna waar wij wezen moeten . Om uwc verrassing eenigszins te vergrooten , wil ik u een doek voor de oogen binden .
— Doe zoo als gij wilt , mijn waarde leidsman , ik geefmij blindelings aan u over . \
Ik gaf hem mijn foulard , dien hij mij om ' t hoofd wond .
— Geef mij nu uwe hand , zeide hij , en ga metvasten tred voorwaarts ; wij zijn niet langer meer danéén kwartier van ons doel verwijderd , doch ' t is hetmoeilijkste gedeelte van onzen tocht .
( Wordt vervolgd .)
EEN LEVENSDOEL ,
{ Oorspronkelijke novelle .)
DOOR
Mej . F . DE HARTOG .
( Vervolg .)
Iedereen weet bij ondervinding hoe spoedig de dagen vervliegen wanneer we eene of andere heugelijke of droevige gebeurtenis tegemoet gaan , die op een bepaalden tijd zal plaats hebben . Zoo ook was het met de acht dagen die Helena nog op het landhuis zou doorbrengen .
Hoe verheugd ze ook was , dat ze met Emilie zou mee gaan ; hoe ze ook uren lang kon zitten mijmeren over alles wat ze nu te zien zou krijgen ; welk een geheel ander leven haar nu te wachten stond , — toch had ze gaarne den beslissenden dag verschoven . De geheele week had zij ' t zeer druk met de toebereidselen voor de aan-staande ( aanstaande ) reis , waarin ze door Mina en Betsy trouw werd bijgestaan . Ook Emilie was bijna den ganschen dag bij haar , en vergezelde haar op hare afscheidsbezoeken in ' t dorp , waar iedereen haar kende en lief had .
Den dag vóór haar vertrek ging Helena alleen uit , ze wilde zelfs Emilie niet bij zich hebben , ze wilde nog eenmaal hare oude gewoonte hervatten , nog eenmaal die welbekende wegen doorloopen , de zon in zee zien ondergaan . Hoe schoon kwam haar alles op dien helderen herfstdag voor ; ze ademde de frissche zeelucht met volle teugen in , alsof ze die voor eeuwig in zich wilde op-nemen ( opnemen ) . " Wanneer en hoe zal ik dat alles weerzien ," was de gedachte die onwillekeurig bij haar opkwam .
Eindelijk vertoonde zich de ondergaande zon als een vurige bol aan den horizont ; peinzend zag Helena dien bol al meer en meer verbleeken , en een geheimzinnige vrees voor het onbekende leven , dat ze tegemoet ging , beving haar . Met eene lichte huivering dacht zij bij zich zelve : als dat nu eens het zinnebeeld van mijne vurige hoop was , als al mijne idealen nu eens zoo langzaam verdwenen en er van die roodgekleurde ver-wachtingen ( verwachtingen ) eens niets anders overbleef dan er van dat zoo even nog schitterende licht is overgebleven .// Zoo sprekende was het duister om haar heen geworden ; ze wierp nog een laatsten blik op die geliefkoosde duinen , een blik zooals men dien slechts slaan kan op een plek
die de zoetste herinneringen voor ons bevat . Daar had ze reeds als kind gespeeld , d;iar had ze in latere jaren zoo menig genoeglijk uur met hare boeken doorgebracht ; daar had ze luchtkasteelen gebouwd , grootsche plannen voor de toekomst gesmeed , en nu zou ze die geliefde plaats , wie weet voor hoe lang , niet weer zien . Dat gevoelde zij bij iederen voetstap waarmee zij er zich van verwijderde .. Te huis gekomen , vond ze daar Emilie , die den avond vóór het vertrek in den huiselijken kring der dames Marberg kwam doorbrengen ; wat was dat een gezellige avond , die laatste avond te huis ! Helena zat tusschen beide zusters in , die haar beurtelings met weemoedige teederheid aanzagen . Uiterlijk waren echter allen zeer bedaard . Wanneer een vreemdeling onver-wachts ( onverwachts ) was binnen gekomen , zou hij onmogelijk hebben kunnen gissen , dat hier eene scheiding ophanden was van personen die het grootste gedeelte van hun leven te zamen hadden doorgebracht . Men lachte , schertste en praatte over allerlei onderwerpen , slechts dat ééne , waarvan ieder toch eigenlijk vol was , werd niet aan-geroerd ( aangeroerd ) .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer