Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 358

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 358
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
358
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
wat weet ik al niet meer ? Het is niet om mij te veront - [ • scliuklieren , maar dat moet ik ook zeggen , dat mijne grootmoeder mij een weinig te teeder , of beter gezegd mij in het geheel niet had opgevoed ; niet dat zij mij niet innig en hartelijk lief had , die dierbare vrouw ! maar juist omdat zij mij te lief had , had zij den moed niet , mij tot iets te dwingen .
'/ Ik geleek op eene jonge wilde geit die alleen haar grillen volgt . Mijn vader , een visscher , had op zee het leven verloren , zes maanden na zijn huwelijk . Mijne moeder trok zich dat zoo sterk aan , dat zij kort na mijne ge-boorte ( geboorte ) stierf , zoodat ik de eenige was , die mijne arme brave grootmoeder overig bleef , en daar ik gezond , vlug , en goed van eetlust was , eischte ze niets meer van mij . Ik groeide alzoo op in volslagen zorgeloosheid , en de slechte plooi zette zich ; tot op zekeren tijd , terwijl ik met een ander kind van het dorp speelde , diens broeder — een jaar jonger dan ik — hem toeriep en zeide : /' Ik verbied u met dien Jozef te spelen .// Dat hoorde ik en het bloed kookte mij in de aderen , — want ik was driftig bovendien — en daar ik mijne kracht kende ging ik naar den jongen toe , en dreigde hem met de vuisten , — // waarom verbiedt gij George met mij te spelen // schreeuwde ik hem toe ?
// Wilt gij het . weten — hernam deze — omdat gij een luiaard zijt , en gij uwe grootmoeder , die oude zwakke vrouw , toch laat werken om voor u de kost te winnen , terwijl gij met de armen over elkander staat , en ik wil niet dat George uw voorbeeld volgt .//
// Het was mij als had men mij met een zweep in het aangezicht geslagen , en evenwel kwam de gedachte van wraak niet in mij op , integendeel mijne ziedende drift was eensklaps bedaard . Ik gevoelde mij vernederd en treurig gestemd . Ik had de zaken nog nooit uit dat oogpunt beschouwd . Mijne grootmoeder was zoo tevreden , daar zij voor mij werkte ! Hare oogen glinsterden van genoegen als zij mij het — zoo zuur door haar verdiende — brood zag eten ! Ik zette het op een jj loopen , en kwam buiten adem aan onze stroohut . ' Zij jj was als steeds bezig met spinnen , en toen ik op ruwe !| wijs de deur openduwde richtte zij het hoofd op .
Mijn God wat scheelt u , Jozef ! zeide zij , wat is iu overkomen , wie heeft u kwaad gedaan ? Dat was ; altijd hare eerste gedachte en grootste vrees .
Niets grootmoeder , niemand heeft mij gedeerd , ' maar ik wil mij laten aannemen als scheepsjongen aanboord van eene visschers-schuit die het eerst naar debank van Terre-Neuve zal vertrekken .
De lieve vrouw werd doodsbleek U laten aanwerven
als scheepsjongen , en aan boord van een visschersschuit gaan , kind ; zijt gij dan nu reeds het leven moede ? Wat ontbreekt u hier ? De Zee ! Heeft zij mij niet uw ' armen v:.der ontnomen , zoo jong , zoo schoon , zoo braaf ! Zal er dan niemand overblijven om mij de oogen te sluiten ? Neen , neen , Jozef !" zoo vervolgde zij , " kies elk ander bedrijf , maar ga niet ter zee varen , tart het lot niet !
Gy weet wel , grootmoeder — zeide ik — dat menin Cornwallis bijna geen keus heeft . Men moet erleven of op het water , of onder de aarde , visscher ofmijnwerker worden . Dan zal ik morgen naar Huel-Alfredgaan ( HuelAlfredgaan ) om werk te vragen .
Het is hard , zeer hard , zuchtte zij , het hoofdschuddende . Het garen spinnen brengt niet veel op , en menzegt dat de machines garen zullen maken , dat veelfijner en beter is dan het onze , doch als ik ' s morgenséén uur vroeger opsta , en ' s avonds één uur later op-blijf ( opblijf ) , zal ik nog genoeg winnen om u het noodige teverschaffen .
Gij zult dat niet meer doen — riep ik ; — ik wastot nu toe een luiaard , maar een lafaard ben ik niet;ik gevoel mij sterk ; ik zal werken , en het is nu mijnebeurt om u te verz.jrgen .»
Inderdaad , mijnheer ! ik dacht gelijk ik sprak,hetscheen mij dat ik bergen zou kunnen verzetten , dat erniets vereischt werd dan de wil alleen . Ik vergat mij voor-testellen ( voor-testellen ) , dat de proeftijd lang en moeielijk is , en datmen niet op eenmaal met zijne slechte gewoonte breekt,ik wist er later meer van , toen ik den vijand voet voorvoet had te bestrijden . — Voor het oogenblik was ik
goed besloten ; ik ging den hoofdman der mijnen opzoeken , aan wien ik mij voor twaalf stuivers daags als wachter aan de valdeur verhuurde . Ik moest den anderen dag , des morgens ten vier ure , in de putten wezen en twaalf uren onder den grond blijven .
Mijne bezigheid bestond in het openen der wind-deuren voor den doortocht der met erts beladen wagentjes , welke door oudere kinderen dan ik was , werden getrokken . Ik ging niet naar bed , uit vrees van niet tijdig genoeg te zullen ontwaken . Mijne arme grootmoeder gaf mij eene kleine mand aan den arm , gevuld met eetwaren , en een lantaarn in de hand , ten einde mijne eenzaamheid daar beneden door eenig licht op te vroolijken ; weenende om-helsde ( omhelsde ) zij mij . Ik hield mij goed , want mijn hart was vol moed ; daarenboven zeide ik in mij zelven : indien Michel mij nu zag , zou hij George niet meer verbieden met mij te spelen . Het aflaten in den put was mijne eerste proef . Het scheen mij toe als daalde ik regelrecht in het graf , zoo zwaar en verstikkend werd de lucht . Ge-lukkig ( Gelukkig ) was ik niet alleen , mijne gezellen lachten om mijn angst .
— Het is voor hen eene gewone zaak , ik zal mij zoo goed mogelijk houden , dacht ik .
Men bracht mij op mijn post , maar ontnam mij de lantaarn ; de andere wachters konden het wel zonder licht doen en men mocht geen kwaad voorbeeld geven . Ach ik dacht dat die eerste dag nooit zoude eindigen ! Verscholen in de nis , achter de geweldige deuren eener gaanderij , lette ik met angst op het naderen van een trein . Dit was een afleiding in mijn verdriet , een lichtstraal in mijne duisternis . Een flauw licht in de verte begon te schemeren ... het werd grooter ... ik hoorde stemmen ... ik zag menschengeziehten . ..; op ruwen toon bestrafte mij nu en dan een putman , of een trekker aan de wagentjes over mijne langzaamheid , want ik was nog niet gewoon aan den dienst ; nu en dan kreeg ik in het voorbijgaan van een geleider van een span paarden een zweepslag , zoo hij zeide om mij wat te verlevendigen , maar ik had het zoo toch nog liever , dan in die nachtmerrie van stilte en duisternis , welke mijne verbeelding tegen wil en dank met grijnzende wezens bevolkte .
Ik had geen maatstaf waarnaar ik hier den tijd kon berekenen , en verbeeldde mij dat de zon reeds eenige malen onder was gegaan , sedert ik in dit treurig en somber hol nedergelaten was .
Eensklaps hoorde ik de woorden . " Kenner ? ... Ken-ner ( Kenner ) ! Kenner ! . .. Hop ! Hop ! Hop !» weergalmen . De deuren werden geopend , en weder met geraas gesloten , en een troep kinderen liep mij voorbij . Ik durfde hen niet vol-gen ( volgen ) , want men had mij streng verboden onder eenig voorwendsel hoegenaamd mijn post te verlaten , maar een der laatsten van den troep riep mij t 0 e : « hoort gij het appèl niet ?" het is vier ure . — " Waarom waarschuwt gij hem , — hernam een ander — hij is een nieuweling , het zou wel aardig wezen als hij eene dubbele wacht waarnam ."
Ik sidderde over al mijne leden . Ik had voor mijne twaalf uren wel frissche lucht verdiend . Ik kwam buiten adem aan den put . Wij werden — tien in getal — in een mand gepakt , en toen ik het licht van den dag wederzag , gevoelde ik een soort van duizeling die echter spoedic verdween , bij het zien mijner lieve grootmoeder die mij aan den uitgang van den put . stond aftewachten . Zij lachte en weende van vreugde , alsof zij gedacht had mij nooit te zullen wederzien .
Wij sloegen samen den weg in naar het oude huis : wat scheen mij alles schoon ! Nog nooit had de zon zoo heerlijk hare stralen op mij geschoten . Ik had er kort genot van , want zij neigde reeds naar den horizon . Ik begaf mij gelijktijdig met haar ter ruste en sliep vast , de zorg aan mijne grootmoeder overlatende , om mij vóór vier ure te wekken .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer