Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 319
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 319
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
319
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DEOLIJFTAK . 7
en de kleine oogjes nauwelijks onder de gefronste wenk-brauwen ( wenkbrauwen ) te zien waren , was de man nog minder mooi dan hij op andere tijden mocht schijnen . Doch het duurde slechts een oogenblik ; dadelijk werd zijn gelaat weer effen , zijne oogen keken nog slechts knorrig en hij ver-volgde ( vervolgde ) : " Gij zegt wat u voor den mond komt , buurman , en weet het niet beter . Maar ik weet het anders . Ik ben een man in het best van mijn jaren en kan op huis en hof , op vrouw en kind nog orde stellen ; ik kan aan eene vrouw ook geven wat aan de echtgenoote van den ambtman Rauscher op Zuurbrood toekomt — Zuur-brood ( Zuur-brood ) heet mijn landgoed wel is waar , maar het heeft mij ten allen tijde rijkelijk brood en nog iets meer gegeven . Dat alles , meen ik , weet gij even goed als ik en het gansehe land . Van mijne dochter ben ik al geheel af , en mijnheer mijn zoon maakt het mij nog gemakkelijker . Van dien deugniet wil ik niets weten . Ik ben vrij en nog te jong om op mijne lauweren te rusten — ik wil nog leven . Om kort te gaan , mij dunkt uwe dochter kan het nog wel met mij wagen , ja het is eene eer voor haar ; en voor u , denk is , is het ook wat waard zulk een schoonzoon te hebben . Hoe het met den oorlog af-loopt ( afloopt ) kan een kind voorzien , en als gij hier danWest-phaalsch ( danWest-phaalsch ) zijt , zooals wij ginder , dan is diegeen er wel aan toe , die een vriend heeft en door hem bij de overheid wordt aanbevolen . Dat kan ik , buurman , en dat wil ik ,// besloot de ambtman en knikte daarbij heel statig met zijn groot hoofd . » Ja , nu reeds , wanneer het binnen een paar dagen weer aan den gang gaat , en de Pranschen hier doortrekken — ditmaal komen zij ! — kan men hun een wenk geven , dat gij — »
// Hopsasa !// viel de molenaar hem in de rede , na tot dusver met blijkbare kalmte die lange redevoering te hebben aangehoord . // Van zulke wenken houd ik niet , heer ambtman . Als zij hier komen — //
" Zij komen , buurman ! Daar kunt gij staat op maken ,// voegde de ambtman er tusschen .
//' t Is mogelijk , maar gelooven doe ik het nog niet . De onzen , denk ik , laten hun daartoe geen tijd .//
« Bah , die zoogenaamde geallieerden ! Zijn die zoo vurig ? Ik heb er nog niets van kunnen merken . En bovendien , wat deze streek betreft , daar staat immers
zoo goed als niets of wel ?// Er was iets loerends in het
kleine grijze oog van den ambtman , toen hij die vraag deed en er na eene pauze bijvoegde : " Voor zooveel wij hoorden liggen er pas te D . troepen en dan nog maar een paar honderd man . Maar dat moet gij natuurlijk beter weten , buurman . Hoe is het daarmede ?//
" Ik ? Dan vergist de heer ambtman zich ,// sprak baas Jakob hoofdschuddend . // Ik heb geene bedienden door wie ik berichten kan laten inwinnen , mijne kalanten houden zich alleen met hunne zaken bezig , en patrouilles zijn hier ook niet geweest . Dat doet er eigenlijk ook niets toe . Met een paar marsehen laat zich hier of daar nog altijd wel een troepje bijeenbrengen.dat die anderen ginds ter dege den mantel uitklopt ; voor't overige , heer ambtman ," voegde ïij er ernstiger bij , en zijn oog staarde zijn gast mei vasten blik aan , // Wat helpt dat praten ? Komen zij , dan komen zij , en dan moet men er zich maar door trachten te redden en zich staande houden zoolang men kan . Hard mag het zijn , maar dat is niet anders in oorlogstijden , en ik wil het niet beter hebben dan de anderen .//
De ambtman haalde de schouders op . « Gij verstaat mij niet , buurman , of wilt mij niet verstaan,//sprak hij . // Ik kan u neg slechts twee dingen zeggen : ik meen het goed metu , en ginder heeft men een oog op u,niet alleen omdat het bij ons schraal gesteld is en gij er hier nog warmpjes inzit , maar ook omdat men weet dat gij ook aan gene zijde der grenzen bij de Pranschen uwe oogen laat rondgaan — //
" Hopsasa !// viel de molenaar hem glimlachend in de rede . // Wie zal dat zeggen , heer ambtman , want wie kan het ?//
" Nu , laten wij dat alles daar ,// hernam de gast blijk-baar ( blijkbaar ) eenigszins ongeduldig , " Kortom , ik meen het goed met u , en als gij mij niet afwijst , zal het mijne schuld niet zijn als gij er niet beter afkomt dan de anderen in den omtrek ; want ik herhaal het , men heeft u in de
gaten . En nu , kort en goed en man tegen man — hoe is het , buurman ?//
" Met de kleine , mijnheer ?//
" Ja , met uwe dochter .//
De molenaar haalde de breede schouders op en op zijn gelaat vertoonde zich weer die schalksche uitdrukking die er gedurende het laatste gedeelte van het gesprek uit verdwenen was . // Als het u dan toch ernst is , heer ambtman ,» zeide hij , // dan is het eene groote eer voor ons arme lieden dat u aan onze dochter denkt en haar tot vrouw begeert — een arm meisje , heer ambtman . Want al ben ik ook mooi vooruitgekomen —■ waarom zou ik het ontkennen ? — waar twaalf deelen , wat krijgt dan elk ?//
" Nu , dat komt erop aan hoe men deelt ," hernam de ambtman met denzelfden loerenden blik van vroeger . // Het is uw liefste kind , zegt gij , en als zij zulk een fortuin maakt ...//
// Hopsasa ! viel baas Jakob hem opgeruimd in de rede .
// Dan heeft zij juist des te minder noodig en dat punt wil ik nog in overweging nemen , heer ambtman . Want de anderen hebben het des te meer noodig , en allen zijn zij mijn oudje en mij even lief , de een zoo-wel ( zoowel ) als de ander ?//
De ambtman stond op , zijn gezicht zager rooderdan tot nog toe uit . " Ik moet er toch eens aan denken om op te stappen . Dus uw antwoord , baas ?//
" Mijn antwoord , heer ,// sprak de oude , terwijl hij insgelijks oprees , " is : ik zal het aan mijne vrouw en het kind zeggen . En als het kind wilde , zouden mijn oudje en ik er niets tegen kunnen hebben . Maar mijn-heer ( mijnheer ) // — en weder vloog het schalksche glimlachje over zijn gelaat — " ik weet het al , zij wil niet . Gij komt juist te laat .'/
» Te laat ? Waar de man in zijn huis de baas is — en dat zijt gij , geloofde ik ! — daar komt de rechte vrijer nooit te laat . Uw laatste woord dus !»
" Zooals ik gezegd heb , heer ambtman : ik wil vragen , maar het is niet te denken ."
De ambtman kauwde een oogenblik op zijne lippen en zijn oog nam den ouden molenaar met een boosaardigen blik op , eer hij hoorbaar met onderdrukte woede zeide : " Het wordt tijd voor mij , baas . Kan ik mijn paard krijgen ?//
// Zooals mijnheer de ambtman beveelt ," gaf baas Jakob met onverstoorbare kalmte ten antwoord en liet toen een kreet hooren , waarop zich in de kleine stal-deur ( staldeur ) aan de overzijde een knecht vertoonde . De oude wenkte hem en toen de knecht weer verdween , ging hij onbeschroomd voort : " Mijnheer de ambtman moet dit avondeten niet versmaden . Het uur afstand naar huis . —"
// Kost ook tijd ," viel de heer hem in de rede . " Ik kom niet gaarne te laat .//
Hier bleef hij echter steken en wel zoo plotseling dat ook de molenaar opmerkzaam werd en zijn oog in dezelfde richting en op hetzelfde voorwerp vestigde welks verschijning zijnen gast eensklaps had doen ver-stommen ( verstommen ) — een voorwerp dat thans den oude blijkbaar niet minder dan den anderen verraste . Daar waar de omstreek , gelijk wij vroeger opmerkten , tamelijk vlak was , ontwaarde men op een afstand van omstreeks duizend passen den zoom van een bosch , en daaruit waren juist eenige ruiters te voorschijn gekomen — het schenen wel huzaren — die deels bij de laatste boomen hadden halt gemaakt , deels een klein eind voorwaarts waren gereden en den molen en alles wat zich van hunne standplaats af aan hun oog voordeed , opmerk-zaam ( opmerkzaam ) gadesloegen .
" Bij God , de onzen !" riep baas Jakob na eene langen onderzoekenden blik met onverbloemde vreugde uit .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer