Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 293

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 293
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
293
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
Dat vreemde antwoord wekte mijn nieuwsgierigheid op .
« Goede ziel ," hernam ik , " gij vergeet dat ik hier een vreemde ben . Ik weet er niets van . Heeft die geheimzinnige man een naam ? wie is /' Hij ?"
Terwijl ik dit zeide werd er op nieuw aan de deur geklopt . Zillah fluisterde mij gejaagd toe : " Zeg niet dat ik u iets verteld heb . U zult zelve zien . Ik spreek alleen voor ' t welzijn van mijn jufvrouw ." Zij strompelde we ", en opende de deur — en daar stond Lucilla met haar luehtigen tuinhoed op mij af te wachten .
Wij gingen onze eigen deur uit in den tuin en kwamen in het dorp door een uitgang in den tuinmuur .
Na de waarschuwing die de min mij had gegeven , was ' tmoeielijk eenige vraag te doen , behalve op't gevaar af van tweedracht te zaaien in onze kleine huishouding , op den eersten dag mijner aankomst . Ik hield mijn oogen wijd open en wachtte op de dingen die komen zouden . Ik beging nog een lompheid bij ' t heengaan — ik bood Lucilla mijn arm aan om haar te geleiden Zij begon luidkeels te lachen .
" lieve mevrouw Patrolungo ! Ik ken den weg beter dan u . Ik doorkruis den geheelen omtrek met geen andere hulp dan dit ./'
Dit zeggende hield zij een klein ivoren wandelstok je in de hoogte , waaraan een licht zijden kwast hing . Met haar stokje in de eene hand en haar flesch met medicijnen in de andere — en haar schelmsch hoedje op het kruintjevan haar hoofd — kwam ze mij als de liefste en mooiste schilderij voor die ik sinds lan-gen ( langen ) tijd gezien had . Gij zult mij geleiden , lieve , » zeide ik — en nam haar arm . Zoo stapten wij het dorp in .
Geen enkele geheimzinnige gedaante kwam ons in de schemering voorbij . De weinige landbouwers die in groepjes bij elkander stonden , en die ik reeds gezien had bij mijn aan-komst ( aankomst ) , was alles wat ik zag . Lucilla was in zich zelve ge-keerd ( gekeerd ) — en na hetgeen Zillah mij gezegd had was die stil-zwijgendheid ( stilzwijgendheid ) des te meer in ' t oog loopend . Naar ' t mij toe-scheen ( toescheen ) zag zij er uit als iemand die met gespannen aandacht luistert . Aan de woning van de jiehtige vrouw gekomen ,
bleef zij staan en ging naar binnen , terwijl ik buiten bleef wachten . De inwrijving duurde niet lang . Binnen een minuut was zij weer bij mij — en ditmaal nam zij uit eigen beweging mijn arm .
« Willen we nog een eindje verder gaan ?// vroeg zij . //' t Is zoo prettig en koel op dit uur van den avond .// Het doel dat zij beoogde , wat ' t ook zijn mocht , was klaarblijkelijk iets dat buiten het dorp lag . In het plechtige , vreedzame schemerlicht volgden wij de stille slingerpaden van het dal dat ik ' s morgens reeds was doorgetrokken . Toen wij tegenover het kleine eenzame huisje kwamen , dat ik reeds als // Bruinheuvel * had leeren kennen , voelde ik haar hand onwillekeurig sterker op mijn arm leunen . « Aha !// dacht ik bij mij zelve , /• heeft dit huisje daarop eenige betrekking ?//
" Ziet ' t hier van avond heel eenzaam uit ?" vroeg zij terwijl zij met haar rotting ] e naar het landschap voor ons wees .
De ware beteekenis van die vraag was zeker : " Ziet ge hier van avond ook iemand wandelen ?// Het was echter mijn zaak niet die beteekenis te vatten , voor dat zij ' t oogenblik gekomen achtte om mij haar geheim toe te vertrouwen . // Ik vind , lieve ," was al wat ik zeide , dat ' t hier heel mooi is ."
Zij zweeg op nieuw , en verdiepte zich in haar eigen gedachten . Wij sloegen een nieuw kronkelpad in — en
daar vertoonde zich eindelijk , van den tegenovergestelden kant komende , eene menschelijke gedaante — de gedaante van een eenzamen wandelaar !
Toen wij dichter bij elkander kwamen zag ik dat ' t een heer was , gekleed in een licht jagerskostuum , met een vilten hoed op , in den spits toeloopenden Italiaanschen vorm . Nog een weinig dichter bij — en ik zag dat hij jong was . Nog dichter en ik ontdekte dat hij schoon was , hoewel die schoonheid meer vrouwelijk was . Op hetzelfde oogenblik hoorde Lucilla zijn voetstap . Zij bloosde merkbaar , en voor de tweede maal voelde ik dat zij zich sterker aan mijn arm vastklemde . ( Goed ! Eindelijk had ik dan toch het geheimzinnige voorwerp gevonden , waar-voor ( waarvoor ) Zillah mij had gewaarschuwd .)
Ik schaam mij volstrekt niet te bekennen , dat ik gaarne een knap man zie . Tk keek hem aan toen hij ons voorbij ging . Nu kan ik u wel verzekeren dat ik volstrekt geen leelijke vrouw ben . En toch , toen onze oogen elkander ontmoetten , zag ik dat het eelaat van den vreemden heer eene uitdrukking aannam , die duidelijk te kennen gaf dat ik een onaangenamen indruk op hem had gemaakt . Met eenige moeite — want mijn gezellin hield mijn arm vast en scheen van plan te zijn te blijven staan — ver -
— " EN NAM ZIJN HOED AF ." — Blz . 5 .
haastte ik mijn stap om hem spoedig voorbij te komen ; terwijl ik hem duidelijk te kennen gaf dat ik hem de verandering in zijn gelaat , toen ik hem aankeek , zeer kwalijk nam . Wat daarvan zij , na een korte poos hoorde ik zijn stap achter ons . De man was omgekeerd , en had ons gevolgd .
Hij kwam dicht bij mij aan den anderen kant van Lucilla , en nam zijn hoed af .
" Vergeef mij , mevrouw ," zeide hij . // Gij hebt mij zoo even aangekeken ."
Op ' t hooren van zijne stem zag ik Lucilla ontstellen . Haar hand begon plotseling op mijn arm te beven , waardoor begreep ik niet . In de dubbele verrassing van deze ontdekking , en van de mij zoo lomp weg toegevoegde beleediging , dat ik de mannen aankeek , ondervond ik het onoverkomelijkste verlies ( waar ' t eene vrouw geldt ) het verlies van mijn tong .
Hij liet mij geen tijd om mij te herstellen . Hij ging voort met hetgeen hij te zeggen had — terwijl hij steeds op den toon van een welopgevoed gentleman sprak ; zonder woesten blik of dwaze manieren .
" Vergeef mij als ik ' t waag u eene zeer zonderlinge vraag te doen ," ging hij voort . // Waart gij ook op den derden dag van verleden maand te Exeter ?"
( Ik zou geen vrouw moeten zijn geweest , als ik nu niet mijn spraakvermogen had terug gekregen ).
// Ik ben nog nooit van mijn leven te Exeter geweest , mijnheer ," gaf ik ten antwoord . // Mag ik u op mijne beurt vragen , waarom gij mij die vraag doet ?" In plaats van te antwoorden keek hij naar Lucilla . // Ik vraag u nogmaals om verschooning . Misschien is deze jonge dame — '•»
Hij was juist op ' t punt om te vragen of Lucilla ook te Exeter was geweest , toen hij zich zelven in de rede viel . In de gespannen belangstelling waarmee zij alles volgde wat er gaande was , had zij haar gelaat geheel naar hem toegekeerd . Het was nog licht genoeg om de treurige geschiedenis van haar oogen te ontdekken , in de wijze waarop zij ze tot hem opsloeg . Toen hij daarin de waarheid las , ging het gelaat van den man van den vriendelijk onderzoekenden blik , dien het tot dusver had gedragen , tot eene uitdrukking van medelijden — ik zou haast zeggen , droefheid over . Hij nam nogmaals zijn hoed af en maakte met den dicpsten eerbied eene buiging voor mij .
// Vergeef mij ," zeide hij op ernstigen toon . // Vergeef
mij , mejufvrouw . Ik bid u , verschoon mij . Gij zoudt
mij mijn vreemd gedrag verschoonen — indien ik u de
oorzaak daarvan kon verklaren . Uw gelaat wekte treurige
herinneringen bij mij op . Ik
kan niet zeggen waarom . Goeden
avond .//
Met deze woorden keerde hij zich ijlings om als iemand die verlegen en beschaamd is over zich zelven , en ging heen . ■ Ik kan alleen herhalen , dat er niets vreemds of gejaagds in zijn manieren was . ' t Was een volmaakt gentleman , in ' t volle bezit van zijn zintuigen — ziedaar de juiste en niet in ' t minst overdreven beschrijving van zijn persoon .
Ik keek Lucilla aan . Zij stond met naar blind gelaat naar de lucht , in gepeins verdiept , als iemand die in geestver-voering ( geestvervoering ) is .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer