Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 291

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 291
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
291
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
3
donkere schaduwen zich hadden uitgespreid over de eenzame vlakte die wij achter ons gelaten hadden . Voor mij , waar de purperen gezichteinder vaneen spleet , zag ik de zachte witte lijn van de zee . Onder mij , aan mijn voeten , opende zich de diepste vallei , die ik tot nu toe had opgemerkt — met een eerste teeken van de nabijheid van Menschen , afzichtelijk in het gelaat der Natuur ingekorven , in den vorm van een vierkant bruin plekje beploegd land op de grasvlakle . Ik vroeg of wij nu haast bij ' t dorp waren . De jongen van Finch knikte en antwoordde : " ja , met-een ./'
Wonderlijke knaap ! Ik mocht hem vragen wat ik wilde , de hulpbronnen van zijn woordenboek bleven onveran-derlijk ( onveranderlijk ) dezelfde . Dat jeugdige Orakel antwoordde nooit anders dan in drie eenlettergrepige woorden . Wij daalden af naar de vallei .
Beneden gekomen , ontdekte ik een ander teeken van Menschen . Op den eersten gebaander . wegdienikontmoette zag ik de sporen van een wagenrad , dat diepe voren gegraven had in den kalkachtigen grond ! Wij stapten daarover heen , en sloegen een hoek van een heuvel om . Daar ontdekte ik nog meer menschelijke sporen . Twee kleine jongens — die zeker waren afgezonden om onze komst te verwittigen , doken op uit een drooge sloot . Zij gilden en zetten het op een loopen , langs een korteren weg , dien zij alleen maar kenden . Wij volgden nog eene andere kromming van de vallei en trokken een beek over . Ik achtte het mijn plicht mij bekend te maken met de plaatselijke benamingen . Hoe heette die beek ? Zij heette // Hanengekraai !* En die groole heuvel , daar rechts ? Die heette « De Overslag !» Nog vijf minuten en wij zagen het eerste huis — eenzaam en klein — uit kalk en steen van de heuvelen opgetrokken . Had dit ook een naam ? Wel zeker ! Het heette // Bruinheuvel .» Na eene wan-deling ( wandeling ) van nog tien minuten , waarop wij ons al dieper en dieper verwarden in de geheimzinnige groene slingerpa-den ( slingerpaden ) van het dal , bereikten wij ten laatste het doel onzer reis . De jongen van Finch wees voor zich uit met zijn zweep en zeide ( zelfs in dit plechtig oogenblik in drie een-lettergrepige ( eenlettergrepige ) woorden ): // Wij zijn er !»
Zoo , dit is Dimchurch ! Ik schud den kalk van mijn bestoven rokken . Ik verlang ( maar vergeefs ) naar het kleinste stukje spiegelglas om te kijken hoe ik er wel uitzie . Daar staat de bevolking ( ten getale van ten minste vijf of zes ) opeengepakt , door het geschreeuw der jongens opmerkzaam gemaakt — en ik als vrouw , doe natuurlijk al mijn best . om een goeden indruk te weeg te brengen . Wij gaan de smalle straat door . Ik glimlach tegen de bewoners . De bewoners gapen mij daarentegen aan . Aan den eenen kant zie ik drie of vier hutjes en een lapje grond ; dan nog een herberg genaamd : " De Gekruiste Handen », en een igrooter stukje grond ; vervolgens een klein , klein slagerswinkeltje , met bloedige stukken schapenvleesch op een blauwen taartenschotel voor het venster , en geen ander vlecsch dan dat , en niets anders te zien behalve alweer het lapje grond , en alweer de heuvelen , die het dorp aan deze zijde afsluiten . Aan den anderen kant zie ik een eind ver niets anders dan een langen steenen muur , die de bijbehoorende gebouwen eener boerderij omringt . Daar achter volgt een ander groepje hutten , waarop de beschaving haar zegel heeft gedrukt , in den vorm van een postkantoor . Het postkantoor voorziet in dedage-lijksche ( dedage-lijksche ) behoeften — in schoenen en gerookt spek , beschuit en flanel , crinolines en godsdienstige traktaatjes . Verder-op ( Verderop ) ziet ge weer een steenen muur , een tuin , en een parti-culier ( particulier ) woonhuis , waarin ge dadelijk de pastorij herkent . Nog verder , op een rijzenden grond , eenkleine verlaten kerk , met een smailen witten ronden toren , welks top gekroond is met roode dakpannen . En daar achter nog eens de heuvelen en het uitspansel , en ge ziet Dimchurch vooru liggen !
Wat zal ik van de bewoners zeggen ? Ik denk toch dat ik de waarheid moet spreken .
De merkte éen geboren gentleman onder hen op , en dat was een herdershond . Hij alleen deed de honneurs van de plaats . Hij had een stompje van een staart , waarmee hij met de grootste moeite kwispelde toen hij mij te gemoet kwam , en een goedigen , open , wit-zwartensnoet
dien hij vriendschappelijk tegen mijn hand aanwreef . " Welkom , mevrouw Patrolungo , op Dimchurch , en ver-schoon ( verschoon ) die mannelijke en vrouwelijke landbouwers dieu daar zoo staan aan te gapen . De goede God die ons allen geschapen heeft , heeft hen ook in ' t leven geroepen , maar is daarin niet zoo geslaagd als met u en mij ." Toevallig behoor ik onder de weinigen , die de honden-taai ( hondentaai ) uit de hondentronie kunnen lezen . En ik geef u woor-delijk ( woordelijk ) de toespraak van den gentleman-herdershond bij die gelegenheid .
Wij openden het hek der pastorij , en traden binnen . En hiermede was mijn reis over de South-Down-Heuvelen gelukkig volbracht .
DERDE HOOFDSTUK .
de arme Miss Finch .
De pastorij geleek in éen opzicht op het verhaal dat ik nu schrijf : zij was in Twee Deelen gesplitst . Het Eerste Gedeelte , het voorhuis , opgetrokken uit den onver-anderlijken ( onver-anderlijken ) kalk en steen uit den omtrek , wekte niet in ' t minst mijne belangstelling . Het Tweede Gedeelte , dat in een rechten hoek naar achteren liep , zag er zeer oud uit . Zoo als ik later hoorde was het in der tijd een nonnenklooster geweest . Hier waren lieve kleine Gothische vensters en met donker klimop begroeide muren van eeuwenouden steen , die lang geleden op sommige plaatsen reeds met frissche roode steenen waren hersteld . Ik had gehoopt dat ik het huis van dien kant zou binnen-gaan ( binnengaan ) . Maar neen . De jongen , die naar ' t scheen niet . recht wist wat hij nu met mij beginnen zou , bracht mij naar een deur aan den nieuwen kant van't gebouw , en schelde aan .
Een slordige jonge meid liet mij binnen . Misschien was deze persoon onbedreven in het ontvangen van bezoekers . Misschien was zij van haar stuk gebracht door den plotselingen overval van kinderen in morsige jurkjes , die in den gang naar ons kwamen toeschieten , en toen weer wegliepen om under luid misbaar op ' t zien van een vreemde in onzichtbare sferen te verdwijnen . Wat daarvan zij , ook zij scheen geen raad met mij te weten . Nadat zij mij eens ferm in mijn vreemd gelaat had gekeken , opende zij eensklaps een deur in den muur van den gang en liet mij in een klein vertrek binnen . Nog twee kinderen in vuile jurkjes snelden al schreeuwende weg uit de kamer die mij aldus was aangeboden . Ik noemde mijn naam zoodra ik mij te verstaan kon geven . De meid scheen door de lenctc daarvan te schrikken . Ik gaf haar mijn kaartje . De meid nam het tusschen een smerigen vinger en duim — bekeek het alsof't een bijzondere zeldzaamheid was — gaf wanhopig de moeite op om ' t te lezen en verliet de kamer . Zooals ik uit de geluiden opmaakte , werd zij buiten tegengehouden door een hernieuwden aanval van kinderen in den gang . Er werd gefluisterd ; gelachen ; zelfs nu en dan een harde stomp op de deur gegeven . Nagejaagd door de kinderen , zooals ik ver-moed ( vermoed ) — door hen naar binnen geduwd , zooals ik zag — stond de meid plotseling voor mij . " O , kom als ' i u belieft dien kant uit ,» zeide zij . Daar hernieuwde zieh de overstrooming van kinderen , die op de trappen waren geweken — een van hen in ' t bezit van mijn kaartje , dat hij zegevierend op het eerste portaal in ' t rond zwaaide . Wij liepen den gang door tot aan ' t andere einde . Daar werd weder eene deur voor mij geopend . Onaangediend trad ik eene andere grootere kamer binnen . Wat zag ik daar ?
De fortuin was mij eindelijk gunstig geweest . Mijn gelukkig gestarnte had mij naar de vrouw des huizes geleid .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer