Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 261
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 261
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
261
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
DE OLIJFTAK .
5
hij neerschiet en duikt om zijn prooi te vatten en zijne bevochtigde vleugeltjes af te sprenkelen , om een nieuwen aanval te wagen .
De zwaluw broedt tweemalen ' sjaars .
Ofschoon ' t geluid van den zwaluw iets afgebrokens , gejaa^ds heeft , zoo is het niet onaangenaam om te hooren ; te meer , daar men er de gedachte van lente , helder weer en landelijke genoegens aan verbinden mag : vooral bij de opkomende zon , doet deze vogel zijn geluid hooren , wanneer hij , /' ten teeken van een heerlijken dag » zijn gorgel ontsluit :
Do zwaluw , nimmer traag , meldt ' t uur van d'uehtendstond Die ' t hart herleven doet , aan gansch de streek in ' t rond ;
en roept als ' t ware den mensch , van zijne legerstede op te rijzen , en prijs te geven aan den Schepper van al wat leeft , den Heer // van alle getijden , zooals die voort-snellen ( voortsnellen ) van jaar tot jaar , in alle regelmaat .»
^ ï>ï^»^*>=»3
EEN SCHOONZOON MET GELD .
DOOR
R . KUIPERS .
I .
VADER EN DOCHTER .
Majoor van Deinen bewoonde een aardig gelegen villa in de nabijheid eener groote handelstad . Huis en hof waren toonbeelden van orde en stiptheid . Nergens kon men iets aanwijzen , dat verkeerd geplaatst was of op een werkzame hand wachtte om in orde gebracht te worden . Naar de woning slingerden de paden zich be-vallig ( bevallig ) door fraai aangelegen bloembedden , wier bonte kleurenmengeling een verrassend geheel opleverde . Ter zijde van en achter door den hofj kabbelde vroolijk een beekje en huppelden de golfjes over de in het water gebogen twijgen der wilgen of braken tegen de stijlen der twee bevallig gebogen bruggen , die de beide deelen van den hof aan elkander verbonden . Het huis-zelf was voorzien van al de gemakken , die de moderne bouwkunst kan aanbrengen ; de kamers waren niet zwierig gemeu-beleerd ( gemeu-beleerd ) maar vol smaak ; alles stond op de rechte plaats en het geheel kon niets missen , zoude harmonie niet verbroken worden . Maar het bekoorlijkste der villa was de twintig-jarige ( twintigjarige ) dcehter van den majoor , een schoon , rijzig meisje , met donker blauwe oogen en blonde lokken , die bevallig langs hare schouders golfden . Overal , waar zij zich vertoonde met een glimlach op de lippen , en oogen stralende van levenslust , schiep zij vroolijkheid en ge-noegen ( genoegen ) . Zij was de kostbaarste schat van den ouden veteraan en werd door hem geliefkoosd en vertroeteld : op haar was hij trotsch , als op zijne decoraties , als weleer op hare moeder . Als weleer , ja ! hare moeder , zijne Eliza was hem ontvallen en had hem deze Eliza achtergelaten om zich barer te gedenken . Geen wonder , dat ze door haar rijken vader verwend werd , en vóór haren tijd meesteres was op de villa van Deinen !
Zie , daar zit ze aan het raam . — Heb ik u te veel gezegd ? — Die mooie japon , effen blauw gekleurd , staat haar allerliefst . Nu en dan werpt ze een blik op het bloemhek , waarin eenige fraaie rozen zich op haar stengel wiegelen . Voor haar ligt een roos op de tafel , pas afgeplukt : de dauwdroppels schitteren nog aan de teedere blaadjes en zij wedijvert in schoonheid met hare meesteres . Eliza wil ze in de blonde lokken steken , ten minste heeft er haar daarvoor afgenomen ; zij neemt haar van de tafel , stelt zich voor den spiegel om de juiste plaats te kiezen , slingert den steel reeds door het haar , maar — daar valt haar iets in . Hare vriendin heeft haar gisteren meegedeeld hoe ze wist , zeker wist , dat haar minnaar haar alleen liefhad ; eene roos had haar
van die waarheid overtuigd , zij wilde deze tot zich doen spreken . Eluks neemt ze hare plaats aan het raam weder in , begint onmeêdoogend de blaadjes een voor een uit den bloemkelk te trekken en legt deze voor zich op tafel , terwijl ze bij herhaling lispt : // Hij bemint mij , hij bemint mij niet !» Hoe dwaas , niet waar ? Och ja ! onze lieve dames kunnen soms nog al eene dwaasheid begaan . Als ze maar niet te veel hechten aan hetgeen de geplunderde rozenkclk haar te kennen geeft !
Eliza scheen , terwijl ze de teedere rozenblaadjes tussehen hare vingers drukte , ook in te zien , dat ze eene dwaasheid beging , want pas had ze den kelk half ontbladerd of daar trad haar vader de kamer binnen
om haar zijn morgengroet te brengen , en zij eindigde lachende haar vernielingswerk .
De majoor is een man van middelbaren leeftijd ; hij heeft een forsche gestalte en een heldhaftig voorkomen en zal voorheen in uniform een goed figuur gemaakt hebben op de revue . Haar en knevels zijn vaal-grijs en op zijne wangen zetelt de blos der gezondheid ; ze zijn nu echter een weinig bleek en zijne oogen , die kunnen schitteren als sterren , staan nu een weinig dof . Eliza heeft dat ook opgemerkt , want nadat zij haar vader lachend in de armen gehuppeld en goeden morgen gekust had , zag ze hem met belangstelling in het gezicht en vroeg hem of hij niet wèl was .
" Zeer zeker ik ben volmaakt wèl ,// antwoordde hij ,
zijne hand door hare lokken strijkende , met een glimlach die geheel mislukte .
» Gij zijt bleek papa , en uwe oogen staan dof : hebt gij misschien van nacht niet goed geslapen of wat veel gedroomd ?// vroeg zij weder plaats nemende bij het raam .
» Ik ben volmaakt wel Eliza en daarmee uit . Gij zijt in staat : iemand ziek te praten , al geniet hij een vol-maakte ( volmaakte ) gezondheid . Maar wat voert gij daar uit : waarom verpinkt gij die roos ?»
De majoor was intusschen tegenover haar gaan zitten en klopte achteloos met zijne vingers een militaire marsch op de tafel .
8
|
ti ^
// Och ' t is dwaas , papa ! ik durf het u haast niet te
zeggen ; weet u u moet bepaald niet meenen dat
het ernst was ;» zij hield lachend op en wreef de afgeplukte blaadjes tussehen hare vingers .
// Wat ernst ?// vroeg de majoor met een glimlach .
// Och dit , papa ! wat ik hier doe . Weetu , mijne vrien-din ( vriendin ) vertelde mij gisteren dat zij eene roos ontbladerd had en bij ieder blaadje beurtelings de woorden :// hij bemint mij , hij bemint mij niet , // sprak . Op het laatste blaadje was :» hij bemint mij , // gekomen en nu was ze zeker dat haar minnaar haar alleen lief had . Dat is nu wel eene dwaasheid,'maar ik wilde toch ook eens beproeven , hoe het voor mij uitviel .»
» En hoe is het voor u uitgevallen ?»
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer