Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 234

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 234
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
234
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
' 2
DE OLIJFTAK .
«' t Is .. .» begon hij op nieuws te stame-len ( stamelen ) , «' t is , dat ...»
« Wat dan ? Wat is het ?» vroeg de andere ongeduldig .
« Dat ik . .. een weinig ... van gedachte ... veranderd ben .»
Bert bezag hem met meer wrevel dan ver-bazing ( verbazing ) .
« Zoo ? ... Gij zijt een weinig van gedachte veranderd ?...» grinnikte hij .
« Ja , ik ... Ik heb gepeinsd ..., dat het misschien ...»
« Gij hebt misschien gepeinsd , dat het beter voor u zoude zijn niet meer met ons mede te doen ?» onderbrak de verzoeker . Bavo vatte moed .
« Om u de waarheid te zeggen , ja , dat heb ik ,» antwoordde hij met zekere vastheid . « Na de zaak rijpelijk te hebben overwogen , zie ik niet in , dat ons zulk groot onrecht geschiedt . . Kasper iswezentlijk een knap scheepstimmerman . . Gij zult u herin-neren ( herinneren ) , dat ik het daar straks reeds bekend heb .. • Daarbij heeft hij , trots zijnen jeug-digen ( jeugdigen ) ouderdom , meer ondervinding dan wij ; want hij heeft gereisd , veel in den vreemde afgezien , waarvan wij geen denk-beeld ( denkbeeld ) hebben . En van het oogenblik , dat M . Velker , die het toch ook moet weten , meent , dat hij beter berekend is , dan een onzer , om de werf te bestieren . . .»
Bert was woedend . Doch hij wist met wien hij te doen had , en oordeelde het raadzamer zijne woede te verbergen , zoo goed hij kon , en niet te hevig tegen Bavo's nieuwe denkwijze uit te varen . Hij bracht zijn gelaat in eene half medelijdige , half spot-achtige ( spot-achtige ) plooi , en :
« Ik zie wat er geslagen is . ..» hervatte hij de schouders ophalende , « en dat . . .» Bavo liet hem niet uitspreken : « Wat zoude er geslagen zijn ?» vroeg hij kleurend .
«... en dat de makkers u beter kennen , dan ik ,» voleindigde Bert zijnen volzin , zonder op de vraag te antwoorden . Bavo sprong op :
« De makkers ! .. . Wat wilt gij zeggen ?» riep hij .
« Ik wil zeggen , dat zij gelijk hadden , en dat ik een domkop , een ezel ben !» zei Bert zich voor het voorhoofd slaande . « Hoe !»
« Zij beweerden , dathet u onmogelijk zoude zijn eene preek onder vier oogen aan te hooren , zonder pootjes te geven ; dat gij aan des meesters drogredenen niet zoudet wederstaan ; kortom , dat gij zwak genoeg waart , om u , zelfs na al wat ik u gezegd heb , en waarvan gij met hen de gegrondheid moest erkennen , door hem tegen uzelven en tegen ons allen te laten opmaken ... Ik konde in hun gevoelen niet deelen ... Hoe hadde ik ? .. . Zulke verregaande klein-moedigheid ( klein-moedigheid ) en wispelturigheid schenen mij al te schandelijk voor iemand , die op den naam van man wil aanspraak maken .... Ik verdedigde u tegen een verwijt van zwakheid , dat u in mijne oogen ont-eerde ( onteerde ) . Ik hield staande , dat gij een man , geen kind waart , en dat , bij gevolg ,...» « Ik ben een man !. . Ik ben geen kind !» viel Bavo hem in de rede .
Bert deed , als of hij niets gehoord hadde : «... en dat , bij gevolg , de schoone woor-den ( woorden ) van M . Velker aan u geen vat zouden hebben ,» ging hij voort . Thans zie ik , . lat ik mij in u en uwe standvastigheid uad bedrogen ; dat zij u beter kenden , aan ik : dat zij den nagel op den kop sloegen ; en dat gij inderdaad zijt wat zij al lachend meenden ....»
« Wat meenden , wat meenen zij ?. . .» vroeg Bavo driftig .
« Wat wilt gij , dat zij meenen ?» was het antwoord . « Levert gij zelf mij het klaarste bewijs niet , dat op u geen ' den minsten staat valt te maken ?.. . Vóór éen
uur , waart gij ' t met ons volkomen eens , dat de baas op de schreeuwendst onrecht-vaardige ( onrechtvaardige ) wijs met ons omspringt ; dathet onze plicht is ons tegen zijne onrecht-vaardigheid ( onrechtvaardigheid ) te verzetten . . . Wij laten u met hem alleen ; en in minder tijd , dan er noodig is , om een paar borrels te ledigen , zijt gij omgekeerd , als een handschoen ... Als dat geene kleinhartigheid en wankel-moedigheid ( wankelmoedigheid ) is , ken ik er geene . . . . Ook zal ik mij wel wachten de vrienden nog tegen te spreken , als zij u een ' vodden-man ( voddenman ) , een koud kieken noemen !»
Bavo werd bleek :
« Ha ! zij noemen mij een ' voddenman , een koud kieken ?» vroeg hij kort .
«' t Zijn hunne eigene uitdrukkingen !»
« Wie , wie durft mij aldus noemen ?» riep Bavo de vuisten ballende .
« Allen !»
« Allen !... Een voddenman !»
« Een koud kieken !» tergde Bert .
« Welnu ,. . . ik zal hun toonen , dat ik zoo min het eene als het andere ben !» vloekte de scheepstimmerman . « Ik zal hun bewijzen , dat geen hunner mij tot de knieën reikt , dat zij kinderen bij mij zijn , als het er op aankomt zijne tanden te laten zien . . . Ik zal hen overtuigen , dat zij allen eerder dan ik die scheld-namen ( scheldnamen ) verdienen !»
Met helsche vreugde bemerkte Bert het uitwerksel van zijne verfoeilijke list . Om den onstuimigen Bavo tot het uiterste te drijven , veinsde hij niet te begrijpen wat deze bedoelde :
« Ik zoude willen weten , hoe gij dat alles zult gedaan krijgen ,» spotte hij .
« Hoe ?. . Gij zult het zien ! . . Gij zult het zien , zeg ik u !»
« Ik vraag niet beter ; doch ik twijfel of ...»
« Gij twijfelt !. . Welaan , gij zult niet lang twijfelen !»
En hij richtte zich naar de deur .
Nog altoos vein sde Bert hem niet te ver-staan ( verstaan ) .
« Wat wilt gij doen ? Waarom wilt gij heen ? Waar gaat ga naartoe ?» vroeg hij met gehuichelde onzekerheid .
« Wat ik wil doen ? Waarom ik heen wil ?... Nog eens , gij zult het zien !... Waar ik naartoe ga ? ... Naar het Schipken !
« Naar het Schipken :>»
« Ja , naar het Schipken /» herhaalde weer vloekend de scheepstimmerman , terwijl hij zijnen boosaardigen makker bij den arm greep en hem met zich naar de deur sleepte ... « Naar het Schipken ! En wee hun , die mij , na hetgeen ik daar zeggen en doen wil , nog kieken of voddenman durven schelden !»
En met klimmenden toorn trok hij den ver-leider ( verleider ) met zich voort en verliet met dezen de woning , beurtelings uitvarende tegen M . Velker , die hem verongelijkte , tegen Bert , die zijne sterkmoedigheid betwijfelde , en tegen de makkers , die hem , gelijk hij zegde , bloe-dig ( bloedig ) hadden beleedigd ...
Het was nacht eer hij met die makkers het Schipken verliet . — Om acht ure van haar werk gekomen , had zijne dochter Nathalia een paar uren te vergeefs op hem gewacht , om met hem een sober , doch smakelijk avondmaal te nuttigen . Hem niet ziende terugkeeren , had zij er eindelijk wel moeten toe besluiten alleen te spijzi-gen ( spijzi-gen ) , wat haar wel meer gebeurde . Zij had allang zich te rust begeven , eer hij in ver-gevorderden ( vergevorderden ) staat van dronkenschap zijne woning weder betrad , om waggelend en stronkelend op zijne beurt zijn leger op te zoeken .
IX .
Des anderdaags in den morgen bevond
Nathalia zich alleen te huis . Ofschoon zoo
j laat uit de kroeg teruggekeerd , was haar
vader al vroeg op geweest . Somber en sprakeloos , was hij , gelijk telkens na de eene of andere uitspatting , zonder te ont-bijten ( ont-bijten ) uitgegaan , om zich , althans zij ge-loofde ( geloofde ) het , naar de werf te begeven .
Ook Nathalia kende hare vader . Zij had zich dus geene enkele aanmerking betref-fende ( betreffende ) zijn laat uitblijven en de gevolgen daarvan veroorloofd , overtuigd , als zij was , dat dergelijke aanmerking zeer slecht door hem zoude ontvangen worden ; en dat hij , als men hem van niets sprak , later de eerste zoude zijn , om zoowel zijn nutteloos geld-verteer ( geldverteer ) als zijne dronkenschap te be-treuren ( betreuren ) .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer