Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 202
De Olijftak
beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 202
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
202
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
• 2
DE OLIJFTAK .
had genomen . .. Thans dat ik zie wat er geslagen is , daar ik begrijp , dat gij mij dwingen wilt , neem ik dit besluit : Kasper zal meesterknecht zijn !... En weet gij waarom ik hem boven u allen verkies ?. .. Wijl hij voor de plaats beter dan een van u allen is berekend ; wijl hij die plaats meer dan een van u allen verdient . .. Hij is jong , het is waar ; doch het belet hem niet bekwa-mer ( bekwamer ) dan gij allen te zijn . Hij is een vreemde-ling ( vreemdeling ) , zegt gij ... En al ware het ; zoude hij daarom minder dan gij een mensch zijn ? Zoude hij daarom minder op den titel van uwen evennaaste , uwen broeder mogen aanspraak maken ?... Maar hij is niet eens een vreemde . Hij werd in ons land geboren , spreekt dezelfde taal als wij . Hoe kunt gij hem dan een ' vreemde-ling ( vreemdeling ) noemen ?. .. Wijl hij elders werd groot-gebracht ( grootgebracht ) ?. . . Het ware bespottelijk . .. Wijl hij ook in Holland , Frankrijk en Engeland zijn ambacht uitoefende ?... Ik moet u verklaren , dat het voor mij eene verdienste te meer is . Ik heb liever eenen meester-knecht ( meesterknecht ) met veel , dan een ' met weinig ondervinding . Dat hij sedert pas éen jaar op de werf is , schrikt mij niet af . In dien korten tijd heeft hij zoo menige blijk van braafheid , eerlijkheid , verstand en be-kwaamheid ( bekwaamheid ) gegeven , dat ik hem acht en liefheb , alsof hij lange jaren voor mij gewerkt hadde . ... Ziedaar wat ik u te zeggen heb . .. Ik hoop , dat gij thans vrede met hem zult hebben ; dat gij niet meer over eene onrechtvaardigheid zult klagen , die , gelijk gij ziet , niets anders is , dan de strengste rechtvaardigheid .»
Bert wilde op nieuws spreken . Hij pre-velde ( prevelde ) iets van de gelijkheid aller werk-lieden ( werklieden ) , aller menschen . ... M . Velker liet hem niet aan het woord komen .
« Gelijkheid !» onderbrak hij , deze reis met nog meerder strengheid : « Gelijkheid ! ... Die bestaat nergens , kan nergens vol-strektelijk ( vol-strektelijk ) bestaan , om de eenvoudige reden dat geene twee menschen elkander volstrekt gelijk zijn . . . Gij zift , wat gij u ook inbeeldet , de gelijken van Kasper niet , want hij is bekwamer dan gij ; en gij weet zeer wel , dat , zelfs onder u , de eene meer waard is , dan de andere , en bijgevolg een hooger loon verdient . .. Laaf ons overigens hier afbreken .. . Kasper is voortaan uw meester-knecht ( meesterknecht ) . Gelijk ik daar straks zegde , was ik nog niet van zin het u aan te kondigen : doch vermits gij mij gedwongen hebt te spreken , kondig ik ' t u nu aan ... Ik wil dus , dat men hem eerbiedige als mijzelven , dat men zijne bevelen volvoere , alsof het de mijne waren . . . Wie hiermede niet tevreden is , hoeft niet langer op de werf te blijven . Hij mag vertrekken , wanneer hij wil . Ik ontveins u zelfs niet , dat het mij zeer aangenaam zoude zijn zekere lieden seffens te zien vertrekken .»
Die laatste woorden werden met eenen blik op lïeil uitgesproken , welke dezen eerst beschaamd naar den grond deed kijken , maar onmiddellijk daarna woedend maakte . M . Velker gaf Bavo eenen wenk :
« Ik heb u iels in hel bijzonder mede te deelen ,» zegde hij .
Bavo deed zijne vrienden een teeken , dal zooveel als een verzoek was , om hem met den meester alleen te laten .... Zij verstonden hem . Mei Bert verlieten / ij de woning . Eersl toen zij buiten en van de ólaats verwijderd waren , alwaar zij zulke harde woorden hadden moeien hooren , durfden zij op nieuws hun misnoegen uit-drukken ( uitdrukken ) en op den jonkman smalen , dien men , trots hunne vertoogen , als meester-knechl ( meester-knechl ) aanstelde , en op ML Velker , die hunne veeljarige diensten met zwarten ondank beloonde . Nog meer verbitterd en opgewonden begaven zij zich naarde her-berg ( herberg ) , alwaar de andere makkers hen wach-tende ( wachtende ) waren .
IV .
Bavo was een werkman , gelijk er vele zijn . Goed van hart , eerlijk van gemoed en niet teenemaal van gezond verstand beroofd , was hij een slaaf van zijnen plicht en onbekwaam om iemand te bedroeven of te benadeelen , zoolang hij in kalmen toestand verkeerde en slechts zijne eigene ingevingen raadpleegde . Waren echter zijne driften ontstoken of gehoorzaamde hij aan de inblazingen van anderen , dan handelde hij niet altoos braaf en verstandig , en liet zijn gedrag soms veel te wenschen . En zulks was ongelukkig vrij dikwijls het geval , ' t Konde niet wel anders . Hij was ja een knap arbeider , een ervaren scheeps-timmerman ( scheepstimmerman ) , maar tevens een weetniet in alles , wat niet rechtstreeks met zijn vak in betrekking stond . Ook wist hij niet altoos het ware van het valsche te onder-scheiden ( onderscheiden ) , en verloor hij bijwijlen zijne belangen geheel uit het oog . Lichtgeloovig en lichtgeraakt , toonde hij zich weleens zoo onbezonnen als een kind en liet zich niet zelden door sluwerds , die met zijne handen de kastaniën uit het vuur wilden halen , om den tuin leiden en tegen menschen en dingen opmaken , die eerder in zijn voor -, dan in zijn nadeel waren . De groote zaak voor hen , die hem naar hunnen zin wilden doen handelen , was hem in den waan te brengen , dat men zijne knapheid van scheepstimmerman miskende en hem zocht te verongelijken . Hadden zij hem eens zooverre , dan konde hij hunne opstokingen missen , en mochten zij hem gerust aan zichzelven overlaten . Hij redeneerde niet meer , en de redeneeringen van anderen , hoe juist en verstandig , beletteden hem niet in zijne dwaling te volharden , blindelings voort te draven en te halsstarriger naar zijn doel te " " streven " haarmafe men hem meerder hinderpalen poogde in den weg Ie leggen .
Er kwam nog iels bij . Ofschoon niet aan den drank verslaafd , lustte hij gaarne een goed glas hier , zelfs nu en dan een ' stevigeu druppel jenever . Van daar , dat het gemelde sluwerds niet veel moeite kostte hem meer dan matig te doen drinken , wanneer hij niet al te gewillig naar hen luisterde . En was dit hun gelukt , dan hadden zij meer dan ooit gewonnen spel . Dan werd hij de koppigheid in persoonyen zoude hij niet geaarzeld hebben zich in het verderf te storten , om wat hij zijn recht geloofde , te handhaven , en hetgene hij eene miskenning of beleediging waande , om het even op welke wijze , te wreken . Zijn makker Bert , hoewel van een ' geheel anderen aard , was almede een van die menschen , welke men vaak onder de arbeiders aantreft . Eer - en hebzuchtig in den huogsten graad , doch , bij gebreke aan aanleg , opleiding of kennissen , niet in staat zich hoven het gros der werklieden te ver-heffen ( verheffen ) , was hij naijverig op al wie , doel-de ( doelde ) fortuin begunstigd , een ' höogerèm rang in de maatschappij bekleedde , en nog meer op degenen , wien het gelukt was of gelukte zieh door hunne bekwaamheid of hun wijs gedrag hoven hunnen stand op te werken . Wanhopende ooi ! iets anders dan gering werkman te worden , voelde hij zich door iedere hüjk van meerderheid in zijne meesiers en gezellen vernederd ; te on-weleiid ( on-weleiid ) en le\'i us Ie verwaand , om de wan ; oorzaken van anderer verheffing Ie waardeeren , verkoos hij deze aan hel blinde toeval of aan kuiperij on allerlei lage mid-delen ( middelen ) toe Ie schrijven . Van daar eene ge-durige ( gedurige ) verbittering , die hem niet alleen een ' slechten werkman , maar , erger , in eene werkplaais een ' allergevaarlijksifen kwant maakte . De rijken in hel algemeen en zijne meesters in hel bijzonder miskennen en lasteren , zijne gezellen zoowel legen
de eenen als de anderen opmaken , was hem een waar genot ; alles kleinachten en ver-smaden ( versmaden ) , wat onder zedelijk en stoffelijk oogpunt buiten zijn bereik lag , — en er lag zeer veel buiten zijn bereik , — eene behoefte . Volgens hem waren in de wereld maar twee soorten van menschen , verdruk-kers ( verdrukkers ) en verdrukten . Dat al de meesters zonder uitzondering tot de eersten behoor-den ( behoorden ) , en dat het de plicht was der arbeiders , die natuurlijk tot de laatsten gerekend wier-den ( wierden ) , zich immer vijandig tegenover hen aan te stellen , hield hij niet op , zijnen makkers in het geheim te prediken ... Zij , die wei-gerden ( weigerden ) naar zijne inblazingen te luisteren , waren bij hem gehaat , en nog meer zij , die door hunnen ijver en hunne oppas-sendheid ( oppas-sendheid ) de gunst van M . Velker wisten te winnen . In zijne oogen waren zij onver-mijdelijk ( onvermijdelijk ) mondtïuiters en mouwstrijkers , altijd gereed , om hunne beste vrienden te na te spreken en te verraden . Om einde-lijk ( eindelijk ) met éenen trek een karakter af te schetsen , dat , wij herhalen het , vrij dik-wijls ( dikwijls ) in de werkplaatsen voorkomt , zullen wij er bijvoegen , dat alle arbeid , die niet met de handen werd verricht , voor hem geen arbeid was ; dat de lieden , welke met het hoofd werken , bij hem voor luiaards en nuttelooze wezens golden ; dat al de meesters , zonder uitzondering , door hem de goden van de wereld genoemd wierden , en dat hij hooit het zelfstandig naamwoord werkman gebruikte , zonder het van het hoedanigheidswoord arme te doen voor-afgaan ( voorafgaan ) .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer