Archieven

 

Uw zoekacties: De Olijftak, 1871; p. 154

De Olijftak

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1871; p. 154
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
154
Datum:
1871
Jaargang:
1871
Is onderdeel van:
2
DE O L IJ F T A K .
het gedrag en de beweegredenen van de ver-schillende ( verschillende ) standen of van de enkele men-schen ( men-schen ) ! Wat al verbittering wordt er levend gehouden door de tyrannie der valsche be-grippen ( begrippen ) omtrent eer en fatsoen ! Wèl mocht de dichter den wensch uitspreken :
—« Och , waren alle menschen wijs !»
dan zou ten minste een stap vooruit ge-daan ( gedaan ) zijn in de richting van het paradijs van den vrede !
Vrijheidszin moet ook door ons in eere gehouden en dus krachtig bevorderd wor-den ( worden ) , als wij als vredestichters werkzaam willen zijn . Hoe , zegt misschien deze of gene , is de vrijheid niet de moeder van onze maatschappelijke , kerkelijke en huise-lijke ( huiselijke ) verdeeldheden ? Zijn de meeste binnen-landsche ( binnen-landsche ) oorlogen niet juist de gevolgen van vrijheidszucht geweest ?— Zeker , de vrijheid is niet altijcl bevorderlijk aan een dadelijken vrede , maar toch trekt zij aan't langste eind : op den duur is zij de bij uit-nemendheid ( uitnemendheid ) vredestichtende macht . Het ge-zach ( ge-zach ) kan , ja , voor een tijd rust , stilte , eenheid bewerken — maar ook slechts voor een tijd . De volken zijn aan de kinderen gelijk ; zoolang ze klein zijn buigen zij on-der ( onder ) het gezach ; als ze groot zijn geworden kunnen ze de banden niet meer velen en , al « deze niet losser gemaakt worden , rukken zij ze met geweld van zich af . Wat al om-wentelingen ( omwentelingen ) zijn het gevolg geweest van de brutale onderdrukking eener bescheiden verlangde vrijheid ! Waar vrijheid heerscht , onbelemmerde uiting van gevoelen , zelf-standigheid ( zelfstandigheid ) van onderzoek , ruimte voor goed - en afkeuring , daar zullen , ja , wel eens botsingen ontstaan , maar daar bestaan ook de middelen ter voorkoming en neu-traliseering ( neutraliseering ) dier botsingen : openbaarheid , gelegenheid tot toetsing , wederzijdsche voorlichting . Bovendien , dwang en geweld kunnen alleen een uitwendige eenheid doen geboren worden , geen innerlijke , geen eenheid des g e e s t e s . Het geweld kan het opvlammen van het vuur der verdeeldheid tijdelijk beletten , maar niet verhinderen dat dit vuur verborgen voortsmeult , en wat is een vrede waar de geest en het hart , dat is , het eigen Ik der menschen geen deel aan heeft 1 ?
De harten en geesten met elkander in overeenstemming te brengen , daarop komt het ten slotte aan , en , gedachtig aan het zinrijk woord : « in het hart zijn de spring-bronnen ( spring-bronnen ) des levens ,» kunnen wij vrijmoedig beweeren , dat de samentreffing van hart en geest , van inzicht en bedoeling , het krach-tigst ( krachtigst ) middel is om het « Vrede op aarde » tot het algemeene « volkslied » te maken . De band nu , die de harten vereenigt , is de Liefde , zij en zij alléén . Wie liefde koes-tert ( koestert ) voor ' t geheel , waarvan hij zich een deel gevoelt , verzaakt daardoor persoonlijk belang , oefent daardoor geduld vooreigen inzichten en snijdt door zijn belangeloos-heid ( belangeloosheid ) bet vermoeden af , dat de wortel is van allen strijd , het vermoeden , dat het zich-zelf alléén bedoelt , en niet het alge-meene ( algemeene ) welzijn . Het eigenbelang kan soms schijnen zulk een band te wezen , ook de gemeenschappelijke eerzucht , de gemeen-schappelijke ( gemeenschappelijke ) traagheid en gemakzucht , en dergelijke meer . Werkelijk ziet men de menschen , door zoodanige banden nu en dan vereenigd of tot wapenstilstand ge-bracht ( gebracht ) . Maar iedereen weet , dat men even goed zou kunnen beproeven twee leeuwen met een draad aan elkander te binden als om de menschen door eigenbelang duurzaam aan elkander te snoeren .
Alle strijd komt ten laatste uit zelfzucht voort . Zucht naar eer bij vorsten , zucht naar grootheid bij volken , jaloerschheid op elkanders voorrechten , blinde ingeno-menheid ( ingenomenheid ) met zich-zelve , ruwe minachting van anderen , opzien tegen de moeite om
zich in denkwijze en het gevoelen van an-deren ( anderen ) te verplaatsen , zietdaar de laatste en diepste oorzaken van de beroering der volken , der kerk , der maatschappij , des huisgezins , en van het menschelijk hart . Geen grondwet , hoe ruim en juist , geen reglement , hoe veelomvattend , geen onder-wijs ( onderwijs ) , hoe deugdelijk , geen politiemacht , hoe degelijk ook , zullen in staat zijn den vrede der wereld te grondvesten , zoolang de menschen niet zullen geleerd hebben , elkander met vrijwillige zelfbeperking als leden van één huisgezin te beschouwen en te dienen .
{ Slot volgt .) C^Ci^^CïsGÏ ^
DE SCHOOLMEESTERSVROÜW EN HAAR ZOON .
Een verhaal van Marie Giese , schrijfster van : „ Zoo is ' t beschikt in Godes hand ."
« iS »!«
ELFDE HOOFDSTUK .
" HET STROOUGEKLOTS , HET WIMDGEFLUIT ./'
Niet ver van Bingen , dicht aan den Rijn , ligt een fraai logement . Het terras van den tuin met zijn lommer-rijke ( lommerrijke ) kastanje-en ( kastanjeen ) olmboonion spiegelt zich in den stroom , de geuren der nachtviooltjes en nagelbloemen waaien uit de door beukenboomeu omringde bedden tot de schippers over , die met hunne vaartuigen daar voorbij komen ; langs de steenen leuning van den kleinen naar het water lei-denden ( leidenden ) trap slingert klimop en prijken blauwe klokjes . Het front van het huis ziet uit op het terras en ver over de rivier heen , en onder de groote heldere vensters loopt eene weranda , wier stijlen door edele druivenranken omkranst zijn ; uit de zaal leidt een breede glazen deur naar buiten .
Bij een regenaohtigen zoeleu avond verflauwde de regenboog ; wonderlijke wolkgevaarten en een gloeiend avondrood vertoonden zich na den grauwen dag en weldra zou de nacht over ' t aardrijk zijn neergedaald . Op de velden en tussehen de bergen aan gene zijde van den oever begonnen zich reeds lichte , blauwachtige nevelen te verspreiden , terwijl de berg zich somber tegen deninat violetten horizont afteekende en de tinnen en glasruiten van den burcht , die zijn top kroonde , nog door den laatsten straal der avondzon werden verguld . De oevers spiegelden zich in schemerachtige omtrekken in den bree-den ( bree-den ) gezwollen stroom , hier en daar liet een vaartuig zijn gladde voren achter en de riemslag van den visscher of het verwijderde gezang van vroolijke studenten drong flauw tot het terras door . Onder de weranda van het logement zaten verscheidene leden van het reisgezelschap bij een glas wijn ; dezen in levendig gesprek ; genen in aanschouwing van het natuurschoon verdiept ; nog anderen hadden in de zaal aan de wijd geopende vensters plaats genomen , nadat zij vermoeid terug waren gekeerd van uitstapjes naar de naastbij liggende bergen . Op eenigen afstand van de anderen zat Ernst in gesprek met een oud man die hem buiten op de wandeling had ontmoet en zich bij hem had aangesloten . Het was een professor van de hoogesehool , bij wien Ernst collegies had ge-houden ( gehouden ) en wien hij groote genegenheid en hoogachting toedroeg . De ontmoeting was zeer toevallig geweest ; Ernst zou de wetten der wellevendheid hebben over-treden ( overtreden ) indien hij zijn gezelschap had zoeken te ontwijken .
Niet ver van het venster waaraan de beide kennissen waren gezeten , stond een piano , nieuwer en beter dan men die gewoonlijk in logementen aantreft . Onopgemerkt door Ernst en zijn medgezel kwam het meisje van de boot de zaal binnen , trad naar de piano toe , opende die en begon te spelen . Reeds na de eerste maten wend-de ( wendde ) een ieder het hoofd naar haar om . Het was eene door moeielijke versieringen heenkronkelende , sombere en hartstochtelijke melodie , de schildering eener
smart die zich in hare volle diepte uit , en zonder voor-uitzicht ( vooruitzicht ) op eindelijke verlossing , met de onderwerping der vertwijfeling zich voelt aangetrokken door de stemming en detooneelen der natuur waarin zij beelden en gelijke toestanden van haar zieleleven terugvindt . O , welke snijdende akkoorden ! Het doffe klotsen der baren tegen de rots gelijk aan den machteloozen strijd van een sterk hart met het onverbiddelijke noodlot , — hoe schokte dit het gemoed van den jeugdigen beproefde , die nog niet geleerd had zich voor de stormen van het leven te buigen . Hij leunde het hoofd in de hand en verdiepte zich in den wegslependen stroom der akkoorden . Tot nu toe had hij weinig en nooit zulke muziek gehoord . Hij voelde dat dit de taal der hoogste smart moest zijn , die niet overwonnen , neen slechts doorstaan was , om zich in den op maat gebrachten vorm van een kunstwerk lucht te geven . Evenzoo nieuw was hem de soort en manier van spelen . Degene , die het werk des toondichters zoo wist uit te voeren , moest zijn gevoel begrijpen , moest geleden hebben even als hij . Uit den druk van den storm en der golven verhief zich nu een deelnemende , zachte toon , de stem van een vriend , die scheen te zeggen : // Ik ben uw deelgenoot in ' t ongeluk ! wees gelaten even als ik ; laat ons stil en met lijdzaamheid dulden even als wij met kracht hebben gestreden .» Zachtjes stierf de melodie wat ; ; de han-den ( handen ) van het meisje gleden van de toetsen op haar schoot . Zwijgend zat Ernst op zijn plaats , met den blik in zijn binnenste geslagen . '/ Anderen voor u , hebben ook geleden , zooals gij nu lijdt ,// sprak hij tot zich-zelven , // zij traden met dezelfde eischen van geluk de wereld in als ik . Gaan niet vele mijner medemenschen door het leven die onder een lachend mom hunne wonden verbergen , tot dat men ze in ' t graf legt , zonder te vermoeden dat ze lang reeds dood en begraven waren , voor dat de graszode hun stoffelijk ov
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer